ECLI:NL:RBZWB:2024:2199

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
RK 23-028802
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op elektrische step van minderjarige zoon en verzoek tot teruggave

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klaagster, moeder van een 16-jarige zoon, verzocht om opheffing van het beslag op een elektrische step die op 16 oktober 2023 in beslag was genomen. De klaagster stelde dat de step nutteloos was in beslag genomen en dat deze een aanzienlijke waarde vertegenwoordigde. Bovendien was de klaagster niet op de hoogte van eerdere waarschuwingen die haar zoon had ontvangen over het rijden met de step op de openbare weg.

De rechtbank heeft de procedure behandeld in raadkamer op 20 maart 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J.A. Castelijn, en de klaagster met haar zoon aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat het beslag gehandhaafd moest blijven vanwege recidive en de mogelijkheid van verbeurdverklaring van de step. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering niet langer vorderde dat het beslag op de step voortduurde, aangezien de klaagster als redelijkerwijs rechthebbende op de step kon worden aangemerkt en er geen bewijs was dat de strafrechter later tot verbeurdverklaring zou besluiten.

De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de elektrische step aan de klaagster. Deze beslissing werd genomen met inachtneming van de omstandigheden van de zaak en de belangen van de klaagster, waarbij werd opgemerkt dat de klaagster nu op de hoogte was van de wetgeving omtrent het gebruik van de step op de openbare weg. De uitspraak is gedaan door rechter mr. E.B. Prenger, in tegenwoordigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 23-028802
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klaagster] ,
geboren op [geboortedag] 1976,
wonende op het [woonadres] ,
hierna te noemen: de klaagster.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 16 oktober 2023 onder de [naam] , zijnde de zoon van klaagster, in het strafvorderlijk onderzoek tegen die [naam] in beslag is genomen: een elektrische step (hierna: de step).
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 17 november 2023 ter griffie van deze rechtbank;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 20 maart 2024. Gehoord zijn de officier van justitie mr. J.A. Castelijn, klaagster en de zoon van klaagster.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klaagster Daartoe is aangevoerd dat de vervreemding dan wel verkoop van de op 16 oktober 2023 onder haar 16-jarige zoon inbeslaggenomen elektrische step nutteloos is en ook niet in verhouding staat tot de overtreding. De step vertegenwoordigt een aanzienlijke waarde en is geschikt voor opslag. Daarnaast zou per 1 januari 2024 de step wel deel mogen nemen aan het verkeer dan wel komt er spoedig een besluit hierover. Klaagster heeft meermalen getracht hierover contact met de politie te zoeken, maar werd telkens met niet nagekomen beloftes afgewimpeld. Klaagster was er niet van op de hoogte dat haar zoon een eerdere waarschuwing heeft gekregen. Gezien de leeftijd van haar zoon had het op de weg van de politie gelegen om de ouders hiervan op de hoogte te stellen.
Klaagster heeft in aanvulling op het verzoekschrift in raadkamer aangevoerd dat zij de step voor haar zoon had gekocht en niet wist dat je daar niet mee op de openbare weg mocht rijden. Na de inbeslagneming van de step op 16 oktober 2023 heeft haar zoon verteld dat hij een eerdere waarschuwing had gekregen. Daarbij is hem gezegd dat hij bij een volgende keer hij een boete zou krijgen en niet dat zijn step in beslag zou worden genomen.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en zich op het standpunt gesteld dat het beslag op de step gehandhaafd dient te blijven. Er is sprake van recidive en om die reden acht de officier van justitie het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de step zal bevelen. Het klaagschrift dient ongegrond verklaard te worden.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank gaat er naar aanleiding van het verhandelde in raadkamer vanuit dat klaagster als redelijkerwijs rechthebbende op de step kan worden aangemerkt. Dit wordt door de officier van justitie ook niet betwist.
Op 16 oktober 2023 is de step van klaagster onder haar 16-jarige zoon inbeslaggenomen, omdat hij voor de tweede keer met de step op de openbare weg zou hebben gereden. Op 15 september 2023 is de zoon door de politie ook staande gehouden en heeft hij een waarschuwing gehad. Uit de voorhanden zijnde stukken blijkt niet dat het eerdere incident en de daaruit volgende waarschuwing bekend waren bij klaagster. Onder die omstandigheden acht de rechtbank het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de step zal bevelen.
De rechtbank gaat er vanuit dat klaagster nu weet dat de step onder de huidige wetgeving niet de openbare weg op mag en dat als de step in de nabije toekomst weer op de openbare weg wordt aangetroffen, de kans bijzonder groot is dat deze opnieuw in beslag wordt genomen en niet meer aan klaagster wordt teruggegeven.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van de step aan klaagster gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart gegrond en gelast de teruggave van de elektrische step aan klaagster.
Deze beslissing is op 2 april 2024 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).