Op 2 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klager, geboren in 1998 en vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. T. Roggenkamp, had een klaagschrift ingediend om de teruggave van zijn inbeslaggenomen Iphone 13 te verzoeken. De klager stelde dat hij eigenaar was van de telefoon en deze nodig had voor zijn privézaken. Tijdens de behandeling op 20 maart 2024 was de klager niet verschenen, maar zijn raadsman heeft het verzoek toegelicht. De officier van justitie, mr. J.A. Castelijn, stelde dat er nog steeds een belang van strafvordering was dat het voortduren van het beslag rechtvaardigde, omdat er belastende informatie op de telefoon was aangetroffen die leidde tot een nieuwe verdenking.
De rechtbank overwoog dat het klaagschrift enkel betrekking had op de Iphone 13 en dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. De rechtbank stelde vast dat er aanwijzingen waren dat de Iphone 13 was gebruikt bij het plegen van strafbare feiten. Gezien de omstandigheden en de stand van zaken op het moment van de behandeling, achtte de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de telefoon zou bevelen. Daarom verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond.
De beslissing werd genomen door rechter mr. E.B. Prenger en is op 2 april 2024 uitgesproken in tegenwoordigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.