ECLI:NL:RBZWB:2024:2197

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
RK 23-027755
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslaglegging en teruggave van inbeslaggenomen Mercedes in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een klaagschrift van de klager, die in 1944 is geboren en woonachtig is in Eindhoven. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G.W.L.A.M. Koppen, verzocht om opheffing van het beslag dat op zijn Mercedes was gelegd op 27 september 2023 in het kader van een strafvorderlijk onderzoek. De klager stelde dat het voortduren van het beslag zijn persoonlijke belangen ernstig schaadt, aangezien hij zonder zijn auto niet in staat is om zijn dagelijkse zaken te regelen. De officier van justitie, mr. J.A. Castelijn, betoogde dat de Mercedes betrokken was bij strafbare feiten en dat het beslag noodzakelijk was voor de strafvordering.

De rechtbank heeft de procedure in raadkamer behandeld op 20 maart 2024, waarbij de klager, zijn raadsman en de officier van justitie aanwezig waren. De rechtbank overwoog dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de Mercedes mogelijk betrokken was bij strafbare feiten, deze niet direct met de klager in verband konden worden gebracht. Gezien de waarde van de auto en het grote persoonlijke belang van de klager, oordeelde de rechtbank dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later tot verbeurdverklaring van de Mercedes zou overgaan.

Daarom verklaarde de rechtbank het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de Mercedes aan de klager. Deze beslissing is genomen door rechter mr. E.B. Prenger en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. De klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen in cassatie te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-163371-23
raadkamernummer : 23-027755
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1944 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. G.W.L.A.M. Koppen, advocaat te Eindhoven (Paradijslaan 3, 5611 KM Eindhoven),
hierna te noemen: de klager, tevens beslagene.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 27 september 2023 onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen hem onder andere in beslag is genomen: een personenauto van het Mercedes en voorzien van het [kenteken] (hierna: de Mercedes).
  • het klaagschrift, ingediend op 7 november 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 20 maart 2024. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. J.A. Castelijn, klager en mr. G.W.L.A.M. Koppen als raadsman van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager eigenaar is van de op 27 september 2023 onder klager inbeslaggenomen Mercedes. Voortduring van het beslag raakt klager te ingrijpend in zijn persoonlijke belangen nu hij feitelijk niet of nauwelijks zijn huis nog uit kan om de gewone dagelijkse zaken af te handelen. Het openbaar vervoer in [plaats] laat te wensen over, waardoor dat geen werkelijk alternatief kan zijn.
De raadsman heeft in aanvulling op het klaagschrift in raadkamer aangevoerd dat hij wel begrijpt dat het Openbaar Ministerie zegt dat de Mercedes betrokken was bij strafbare feiten, omdat de personen die daarin zaten, zich verplaatsten in de Mercedes, maar stelt dat er wel sprake is van een vrij indirecte relatie tot de strafbare feiten. De raadsman acht het dan ook hoogst onwaarschijnlijk dat de Mercedes later verbeurd zal worden verklaard. Een verbeurdverklaring is een bijkomende maatregel en mede gelet op de gezondheidstoestand van klager ligt het niet voor de hand dat een rechter, later oordelend, een dergelijke bijkomende maatregel zal opleggen. Voortduring van het beslag acht de raadsman ook disproportioneel en niet noodzakelijk nu klager niet zonder zijn vervoermiddel kan en het voor een latere beslissing van de rechter niet nodig is om de auto onder justitie te houden.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en zich op het standpunt gesteld dat gelet op de betrokkenheid van de Mercedes bij de strafbare feiten, de Mercedes vatbaar is voor verbeurdverklaring. Hij acht het ook niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de rechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Mercedes zal bevelen en verzoekt het klaagschrift ongegrond te verklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat in voldoende mate is komen vast te staan dat klager als rechthebbende van de Mercedes kan worden aangemerkt. Dit wordt door de officier van justitie ook niet betwist.
Het dossier bevat aanwijzingen dat de op 27 september 2023 inbeslaggenomen Mercedes van klager mogelijk tweemaal bij strafbare feiten betrokken is geweest. Dat geeft de rechtbank te denken. Anderzijds stelt de rechtbank vast dat de strafbare feiten niet rechtsreeks met de Mercedes zijn gepleegd. Gelet op deze indirecte relatie - uitgaande van de stand van zaken ten tijde van de behandeling van onderhavig klaagschrift en met inachtneming van het summiere karakter van de raadkamer - als ook gelet op de waarde van de Mercedes en het groot persoonlijk belang dat klager heeft bij het behouden van de Mercedes, is de rechtbank van oordeel dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de Mercedes zal bevelen. De rechtbank zal het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag dan ook gegrond verklaren en de teruggave van de Mercedes aan klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van de Mercedes met [kenteken] aan klager.
Deze beslissing is op 2 april 2024 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).