ECLI:NL:RBZWB:2024:2172

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
BRE - 23 _ 2628
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsingsinkomen beschikking zorgtoeslag 2020

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 25 november 2021. Belastingdienst/Toeslagen heeft aan belanghebbende een beschikking zorgtoeslag voor het jaar 2020 gegeven. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking zorgtoeslag 2020, waarop de inspecteur het bezwaar bij uitspraak op bezwaar heeft afgewezen. Hiertegen heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank Limburg, die zich onbevoegd verklaarde en het beroepschrift doorstuurde naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2024 behandeld. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur het toetsingsinkomen te hoog heeft vastgesteld. De rechtbank komt tot de conclusie dat de inspecteur het toetsingsinkomen niet te hoog heeft vastgesteld. Het toetsingsinkomen is gelijk aan het belastbare loon, dat is de bruto uitkering op grond van de Participatiewet die belanghebbende in 2020 heeft ontvangen, inclusief nabetalingen. De rechtbank stelt vast dat de regels van de loon- en inkomstenbelasting van toepassing zijn en dat deze niet toestaan om een betaling buiten aanmerking te laten.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat er niets verandert aan de beschikking zorgtoeslag 2020. Belanghebbende krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en openbaar gemaakt op 4 april 2024. Een partij die het niet eens is met deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/2628

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. J.B. Gubbels),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 25 november 2021.
1.1.
Belastingdienst/Toeslagen heeft aan belanghebbende een beschikking zorgtoeslag voor het jaar 2020 gegeven.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking zorgtoeslag 2020. Belastingdienst/Toeslagen heeft het bezwaarschrift doorgestuurd aan de inspecteur om in behandeling te nemen als bezwaar tegen de hoogte van het toetsingsinkomen, waar de beschikking zorgtoeslag 2020 op is gebaseerd.
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar afgewezen. Daartegen heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank Limburg. Rechtbank Limburg heeft zich bij uitspraak van 21 april 2023 [1] onbevoegd verklaard en (onder meer) bepaald dat het beroepschrift moet worden doorgezonden aan rechtbank Zeeland-West-Brabant.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het beroep van de toeslagpartner van belanghebbende met zaaknummer 23/2629, op 27 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde, en namens de inspecteur, mr. [inspecteur] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur het toetsingsinkomen te hoog heeft vastgesteld. Dat doet zij aan de hand van de argumenten van belanghebbende.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur het toetsingsinkomen niet te hoog vastgesteld. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende en zijn moeder zijn in 2020 toeslagpartners.
3.1.
Zij ontvangen beiden een uitkering van de gemeente Roermond op basis van de Participatiewet. De jaaropgave 2020 van de gemeente Roermond vermeldt voor belanghebbende een belastbaar loon van € 15.648,67 en voor zijn moeder een belastbaar loon van € 10.104,89. Het belastbaar loon van belanghebbende bestaat voor een deel uit nabetalingen uit een eerder jaar.
3.2.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2020 geen aangifte inkomensbelasting en premievolksverzekeringen (IB/PVV) gedaan.
3.3.
De beschikking huurtoeslag 2020 gaat uit van een toetsingsinkomen van belanghebbende van € 15.648,67 en resulteert in een terug te betalen bedrag aan zorgtoeslag van € 588.

Motivering

4. Het toetsingsinkomen is in dit geval gelijk aan het belastbare loon, en dat is de bruto uitkering op grond van de Participatiewet die belanghebbende in 2020 heeft ontvangen, dus inclusief de nabetaling. Bij het bepalen van het belastbare loon zijn de regels van de loon- en inkomstenbelasting van toepassing [2] en die staan niet toe een betaling buiten aanmerking te laten, ook niet als het een nabetaling is van voorgaande jaren. Op basis van de regels van de loon- en inkomstenbelasting behoren tot het belastbare loon in 2020 dus zowel de uitkering als de nabetalingen van de gemeente Roermond (zie 3.1.). [3] Daar is de inspecteur ook van uitgegaan. Het toetsingsinkomen is dus niet te hoog vastgesteld.
4.1.
Het is uiteindelijk aan Belastingdienst/Toeslagen, en niet aan de inspecteur, om de hoogte van de zorgtoeslag te bepalen. Ter zitting heeft de gemachtigde aangegeven dat Belastingdienst/Toeslagen inmiddels op het bezwaar van belanghebbende tegen de hoogte van de zorgtoeslag in 2020 heeft beslist. Deze zaak gaat niet over die beslissing. De rechtbank kan daar in deze procedure dan ook verder niets over zeggen.
4.2.
De gemachtigde heeft ter zitting nog aangegeven dat belanghebbende zich door de fout van de gemeente Roermond benadeeld voelt. De vraag of de nabetalingen tot onredelijke gevolgen leiden voor wat betreft de toeslagen kan in deze procedure bij de belastingrechter echter niet aan de orde komen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat er niets verandert aan de beschikking zorgtoeslag 2020. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug en hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 4 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Rechtbank Limburg 21 april 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:2669.
2.Artikel 21c, tweede lid, van de AWR.
3.Artikel 3.80 en 3.81 van de Wet inkomstenbelasting 2001 in samenhang met artikel 13a van de Wet op de loonbelasting 1964.