ECLI:NL:RBZWB:2024:216

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_11263 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen last onder bestuursdwang tot sluiten woning voor een maand

Op 18 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster bezwaar maakte tegen het besluit van de burgemeester van Tilburg om haar woning te sluiten voor de duur van één maand. Dit besluit volgde op het aantreffen van 140 gram amfetamine en andere druggerelateerde voorwerpen in de woning van verzoekster, die huurde van een woningbouwvereniging. De burgemeester stelde dat de sluiting noodzakelijk was om verdere drugshandel te voorkomen en om de openbare orde te herstellen. Verzoekster, die zich in een kwetsbare positie bevond door lichamelijke en psychische problemen, betwistte de noodzaak en evenredigheid van de sluiting. Tijdens de zitting op 4 januari 2024 werd verzoekster bijgestaan door haar gemachtigde en een kantoorgenoot. De burgemeester werd vertegenwoordigd door een advocaat. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was tot sluiting van de woning en dat de sluiting niet onevenredig was, gezien de ernst van de overtreding en de omstandigheden. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de verwachting was dat het bestreden besluit in bezwaar stand zou houden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 18 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11263 OPIUM VV

uitspraak van 18 januari 2024 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [woonplaats verzoekster], verzoekster,

wettelijk vertegenwoordigd door haar bewindvoerder [naam bewindvoerder] van [naam kantoor],
gemachtigde: mr. P. Susijn,
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg (de burgemeester), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 november 2023 (bestreden besluit) van de burgemeester inzake de sluiting van haar woning aan [adres verzoekster] in [woonplaats verzoekster] voor de duur van één maand. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 4 januari 2024. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door mr. R.A.H. van Huijgevoort, kantoorgenoot van haar gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.M.J. van den Biggelaar.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
Verzoeker huurt de woning aan [adres verzoekster] in [woonplaats verzoekster]. [naam woningbouwvereniging] is eigenaar van deze woning.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 27 juni 2023 en de Bestuurlijke rapportage van
18 juli 2023 blijkt dat de politie op 27 juni 2023 – naar aanleiding van verschillende meldingen van het (vermoedelijk) dealen in drugs – in deze woning een onderzoek heeft ingesteld. In de woning werden 140 gram amfetamine, meerdere kleine weegschaaltjes met wit restpoeder en meerdere kleine gripzakjes aangetroffen.
Met de brief van 24 juli 2023 heeft de burgemeester aan verzoekster meegedeeld dat hij voornemens is de woning aan [adres verzoekster] te sluiten.
Verzoekster heeft tegen dit voornemen een zienswijze ingediend.
Met het bestreden besluit van 24 november 2023 heeft de burgemeester verzoeksters woning gesloten voor de duur van één maand.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en hangende het bezwaar aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft de effectuering van het bestreden besluit opgeschort tot 3 dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Bestreden besluit
De burgemeester heeft verzoeksters woning voor één maand gesloten.
Bevoegdheid
De burgemeester stelt dat hij bevoegd is tot sluiting van de woning over te gaan. Volgens de burgemeester is sprake van een handelshoeveelheid drugs gelet op de aangetroffen hoeveelheid en de volgende omstandigheden:
  • Er zijn meerdere meldingen over drugs en loop naar de woning door junkachtige types die overeenkomen met hetgeen aan verdovende middelen in de woning is aangetroffen en blijkt uit de onderzoeksbevindingen.
  • Het meerdere keren aantreffen in en bij de woning van een vriend van verzoekster die bij de politie bekend staat als harddrugsgebruiker en drugsdealer en die omvangrijke antecedenten heeft op het gebied van onder andere de Opiumwet.
  • De 16 antecedenten van verzoekster zelf.
  • De aangetroffen attributen die te relateren zijn aan drugshandel: meerdere weegschalen en gripzakjes.
  • De aanloop die er nog steeds is na de inbeslagname van 140 gram amfetamine tijdens het onderzoek in de woning op 27 juni 2023.
Noodzaak
De burgemeester stelt dat er geen sprake is van een geringe overschrijding van de gehanteerde grens van harddrugs voor eigen gebruik. Daarbij is bij het aantreffen van harddrugs de noodzaak tot sluiting over te gaan groter dan bij softdrugs.
Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. In dit geval zijn er echter diverse signalen die op drugshandel duiden.
Verder stelt de burgemeester dat de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk ([naam wijk]) ligt waar de afgelopen jaren verschillende panden gesloten zijn op grond van de Opiumwet.
De burgemeester stelt dat een zichtbare sluiting tot doel heeft drugshandel tegen te gaan, verdere overtreding in of vanuit de woning te voorkomen, risico’s voor omwonenden weg te nemen en een signaal te geven aan drugscriminelen en omwonenden dat wordt opgetreden tegen drugscriminaliteit. Gelet op voorgaande vindt de burgemeester sluiting van de woning noodzakelijk. Hij kan niet met een minder ingrijpend middel volstaan.
Evenredigheid
De burgemeester stelt dat niet is gebleken dat verzoekster, bijvoorbeeld om medische redenen, een bijzondere binding heeft met de woning. De door verzoekster overgelegde stukken met betrekking tot haar fysieke en psychische klachten zijn niet recent. Bovendien blijkt daar niet uit dat zij als gevolg van haar klachten gebonden is aan de woning.
Uit de brief van [naam woningbouwvereniging] van 26 juli 2023 blijkt dat wordt overgegaan tot ontbinding van de huurovereenkomst. De burgemeester stelt dat ontbinding van de huurovereenkomst en plaatsing op een zwarte lijst zich niet zonder meer tegen sluiting verzetten, bijvoorbeeld als betrokkene een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt. Verzoekster kan een verwijt worden gemaakt. Daarnaast is ontbinding van de huurovereenkomst en plaatsing op de zwarte lijst geen direct gevolg van de voorgenomen tijdelijke sluiting, maar van het aantreffen van drugs in de woning. Aangezien het van algemene bekendheid is dat alle woningcorporaties al jarenlang een zerotolerance beleid voeren met betrekking tot drugs, had verzoekster de gevolgen van haar handelen kunnen voorzien.
Verzoekster heeft een bewust risico genomen door in de woning een handelshoeveelheid harddrugs aanwezig te hebben. De voorgenomen sluiting heeft zij dan ook aan zichzelf te wijten en de gevolgen daarvan komen voor haar rekening en risico. Zij is zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte en heeft geen afdwingbaar recht op een tijdelijke andere vervangende woning van de burgemeester. Wel mag verzoekster verwachten dat de burgemeester rekening houdt met haar situatie. Die is volgens de burgemeester echter niet zodanig dat hij een voorziening moet treffen.
Overigens heeft verzoekster haar stelling dat zij geen vervangende woonruimte kan vinden niet onderbouwd met stukken. Ook geeft zij niet aan wat zij heeft ondernomen om vervangende woonruimte te vinden, welke adressen zij heeft onderzocht en waarvoor zij is afgewezen. Verzoekster heeft slechts gesteld dat er onvoldoende financiële middelen zijn om een maand elders te kunnen verblijven, zonder inzage te geven in haar financiële situatie.
Gelet op voorgaande vindt de burgemeester sluiting niet onevenredig.

Verzoek

Verzoekster stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevraagde voorlopige voorziening. Als verzoeksters woning wordt gesloten komt zij op straat te staan. Er is geen mogelijkheid om vervangende woonruimte bij familie, vrienden of kennissen te betrekken en verzoekster heeft niet de financiële middelen om een andere woning te betrekken. Bovendien is er bij verzoekster sprake van lichamelijke en psychische problematiek en zij is sociaal kwetsbaar. De (psychische) gezondheid van verzoekster zal haast vanzelfsprekend verslechteren als zij uit haar woning gezet wordt.
Verzoekster stelt dat er geen noodzaak is tot sluiting van haar woning. De burgemeester heeft gesteld dat sluiting noodzakelijk is gelet op de signaalfunctie die daarvan uitgaat. Verzoekster betwist dat met tijdelijke sluiting, gelet op het enorme tijdsverloop, nu nog een signaal afgegeven wordt.
Verder stelt verzoekster dat sluiting niet evenredig is. Zij is (sociaal) kwetsbaar, heeft problemen binnen de primaire steungroep en heeft een uiterst beperkt netwerk. Verzoekster kent een lange voorgeschiedenis van zowel lichamelijke als psychosociale klachten. Zij heeft onder meer klachten als gevolg van een maagoperaties waarbij complicaties zijn opgetreden. Zij heeft in 2021 en 2022 een revalidatietraject doorlopen om te leren omgaan met de pijn. Vanwege haar lichamelijke klachten is verzoekster sinds enige tijd aangewezen op een scootmobiel. Daarnaast is sprake van PTSS, een borderline persoonlijkheidsstoornis en terugkerende depressieve klachten, die gepaard gaan met somberheid en in het verleden hebben geleid tot een suïcidepoging. In het verleden zijn er diverse behandel- en hulpverleningstrajecten opgestart maar die hebben niet het gewenste resultaat gehad.
Verzoekster heeft geen mogelijkheden om een maand elders te verblijven. De burgemeester stelt dat verzoekster deze stelling niet heeft onderbouwd, maar dat is ook niet mogelijk. Verzoekster wijst wel op het feit dat zij zich in 2014 – na het verbreken van haar relatie – heeft moeten wenden tot de daklozenopvang van Traverse omdat zij in haar familie- en vriendenkring niet terecht kon. Daarnaast is er een reële kans dat verzoekster door tijdelijke sluiting van haar woning die woning definitief verliest. Verzoekster heeft niet de financiële middelen om particulier andere woonruimte te huren. Zij zal dan geen andere optie hebben dan de daklozenopvang.
Tot slot merkt verzoekster op dat de bij de politie bekende persoon niet meer bij haar in de woning is geweest. Zij heeft alle contact met deze persoon verbroken. Sindsdien zijn er ook geen meldingen van drugsoverlast meer geweest.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft verzoekster verschillende stukken overgelegd, waaronder informatie van psychiater [naam psychiater] van 10 december 2010, van psycholoog [naam psycholoog] van 20 februari 2012, van psycholoog [naam psycholoog] van 10 juni 2015, van psychiater [naam psychiater] van 15 december 2017 en van bewindvoerder [naam bewindvoerder] van [naam kantoor] van 2 januari 2024.

Toetsingskader

Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.

Wettelijk kader

De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Oordeel van de voorzieningenrechter

Ter beoordeling ligt aan de voorzieningenrechter voor of de verwachting bestaat dat het besluit van de burgemeester, waarbij verzoeksters woning gedurende één maand is gesloten, in bezwaar stand zal houden. Indien die vraag ontkennend wordt beantwoord kan er aanleiding zijn voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De burgemeester is overgegaan tot sluiting van verzoeksters woning, omdat in die woning harddrugs zijn aangetroffen, waarvan aannemelijk is dat die voor de handel bestemd waren. De burgemeester stelt als gevolg daarvan bevoegd te zijn tot handhavend optreden en voorts dat hij in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
Bevoegdheid
Op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot sluiting van een woning als in die woning harddrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
In rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) is als uitgangspunt aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0.5 gram harddrugs de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. [1]
Uit de Bestuurlijke rapportage blijkt dat in verzoekers woning 140 gram amfetamine is aangetroffen. Daarnaast zijn meerdere kleine weegschaaltjes met wit poeder en meerdere gripzakjes aangetroffen.
De aangetroffen hoeveelheid harddrugs is een hoeveelheid waarvan in beginsel kan worden aangenomen dat deze bestemd is voor verkoop, aflevering of verstrekking. Verder duiden de aangetroffen attributen (weegschaaltjes en gripzakjes) op handel.
Verzoekster heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Verzoekster heeft niet gesteld dat de amfetamine bedoeld is voor eigen gebruik, noch betwist dat er sprake is van een handelshoeveelheid. De burgemeester is dan ook bevoegd om handhavend op te treden. Dat heeft verzoekster evenmin betwist.
Over de wijze waarop de burgemeester van die bevoegdheid gebruik maakt heeft hij de Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet (de Beleidsregels) vastgesteld.
Beleidsregels
In de Beleidsregels is bepaald dat bij een eerste overtreding van een handelshoeveelheid harddrugs in een woning van een woningcorporaties er sprake is van een ernstig geval en sluiting van één maand volgt.
Sluiting van verzoeksters woning, die zij huurt van [naam woningbouwvereniging], is in beginsel conform de Beleidsregels.
Gebruik maken van de bevoegdheid
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
In dit geval behelst de toets aan deze bepaling dat de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de sluiting van de woning worden beoordeeld. [2]
Noodzakelijkheid
Uit de uitspraak van de AbRS van 2 februari 2022 [3] volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre de sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Bij de aanwezigheid van een aantal omstandigheden is de noodzaak om tot sluiting over te gaan groter, bijvoorbeeld de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs, een recidivesituatie of de ligging van de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk. Voor de beoordeling van de ernst en de omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstelkarakter van de maatregel minder groot kan maken.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester sluiting van de woning noodzakelijk mogen achten. Er is een grote (handels)hoeveelheid harddrugs in de woning aangetroffen. Op 22 maart, 3 april, 12 april en 4 mei 2023 zijn er meldingen gedaan door omwonenden van een grote aanloop op het pand van junkachtige types. De omwonenden hebben aangegeven dat zij zich niet veilig voelen door de bezoekers die naar de woning komen. Op 13 april en 27 april 2023 zijn er MMA-meldingen gedaan over (vermoedelijke) drugshandel vanuit de woning. Op 14 juni 2023 heeft de politie onderzoek verricht naar de aanloop op dit adres. Tussen 15.30 uur en 20.00 uur hebben minimaal
7 personen de woning bezocht. Het merendeel bleef tussen de 10 en 30 minuten in de woning. Ook zijn er tijdens het onderzoek op 27 juni 2023 niet alleen harddrugs aangetroffen maar ook attributen die wijzen op handel, zoals weegschalen en gripzakjes. Op 19 juli 2023 heeft een politieagente per mail gemeld dat de situatie bij de woning de spuigaten uitloopt, buurtbewoners zich niet veilig voelen door de bezoekers die naar de woning komen en dat zij die dag een verslaafde had gesproken die vertelde dat ze zojuist van het pand aan [adres verzoekster] kwam om daar speed te halen, maar niemand thuis was.
Voormelde omstandigheden duiden op drugshandel vanuit de woning en het is voldoende aannemelijk dat de woning een schakel vormt in de keten van drugshandel.
Verder ligt de woning in een kwetsbare wijk en zijn in de wijk in de afgelopen jaren verschillende panden gesloten op grond van de Opiumwet.
De AbRS heeft in haar uitspraak van 8 december 2021 [4] overwogen dat tijdsverloop ertoe kan leiden dat sluiting van een pand op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet redelijkerwijs niet meer zal bijdragen aan het bereiken van de doelen die met een dergelijke sluiting worden gediend. Als een burgemeester een pand nog niet feitelijk heeft gesloten en daar nog wel toe wil overgaan, moet hij daarom opnieuw een beoordeling maken van de noodzaak van het alsnog sluiten
als meer dan één jaaris verstreken sinds de datum dat de sluiting volgens het bestuursdwangbesluit in zou zijn gegaan.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter maakt het tijdsverloop in dit geval niet dat geen noodzaak meer bestond om tot sluiting van verzoeksters woning over te gaan. Na de doorzoeking op 27 juni 2023 heeft de burgemeester op 18 juli 2023 van de politie een bestuurlijke rapportage ontvangen. Tussen het moment van ontvangst van de bestuurlijke rapportage en het besluit tot sluiting van de woning van 24 november 2023 liggen ongeveer
4 à 5 maanden. De voorzieningenrechter acht dit tijdsverloop niet zodanig dat als gevolg daarvan met sluiting geen doel meer zou worden gediend.
De burgemeester heeft overigens niet alleen de signaalfunctie van sluiting benoemd – zoals verzoekster heeft aangehaald – maar ook gesteld dat sluiting tot doel heeft verdere overtreding in of vanuit de woning te voorkomen en risico’s voor omwonenden weg te nemen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt met sluiting de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Dit doel kan alleen met sluiting worden bereikt.
Dat de situatie van verzoekster nu wellicht anders is, mede omdat haar ex-vriend inmiddels uit de woning is vertrokken, maakt dit niet anders. De toets die de voorzieningenrechter verricht is namelijk een zogenaamde ex tunc toets, de feiten en omstandigheden worden beoordeeld naar het moment waarop het bestreden besluit werd genomen.
Evenwichtigheid
Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft mogen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate waarin de drugshandel aan de bewoner kan worden verweten, een bijzondere binding met de woning en de mogelijkheid om weer van de woning gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
Een bewoner kan geen verwijt van de overtreding worden gemaakt, als hij niet op de hoogte kon zijn van in zijn woning aangetroffen drugs. Die situatie doet zich in dit geval niet voor. Gebleken is dat verzoekster van de aanwezigheid van de amfetamine wist en deze drugs tijdens het onderzoek door de politie zelf meteen heeft overhandigd.
Het gedwongen moeten verlaten van de woning gedurende een maand en het moeten zoeken naar vervangende woonruimte, leidt in dit geval naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet tot het oordeel dat de sluiting onevenwichtig is. Inherent aan de sluiting van de woning is dat verzoekster de woning moet verlaten. Dat is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als verzoekster een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarvan is niet gebleken.
Verzoekster heeft medische stukken overgelegd en alhoewel daaruit, evenals uit de ter zitting voorgelezen e-mail van 4 januari 2024 van haar ambulant begeleidster bij [naam kantoor], blijkt dat verzoekster kwetsbaar is, blijkt uit deze informatie niet dat zij als gevolg van haar medische situatie een bijzondere binding met de woning heeft. Bovendien zijn de overgelegde medische stukken niet recent. Verder heeft verzoekster haar stelling dat zij heeft gezocht naar alternatieve woonruimte maar dat er geen (reële) alternatieven zijn, niet onderbouwd. Verzoekster heeft ter zitting medegedeeld dat er een intake bij Traverse heeft plaatsgehad. Verder heeft zij medegedeeld dat zij wegens de aangetroffen drugs in haar woning inmiddels door de strafrechter is veroordeeld tot een taakstraf van tachtig uren.
Ter zitting heeft de burgemeester toegelicht dat eigenaar [naam woningbouwvereniging] ten aanzien van verdovende middelen een zero tolerance beleid voert. Dat betekent dat [naam woningbouwvereniging] vanwege het aantreffen van drugs in de woning een procedure start tot ontbinding van de huurovereenkomst,
ongeachtof de burgemeester overgaat tot sluiting. De burgemeester heeft verder gesteld dat verschillende woningbouwcorporaties, waaronder [naam woningbouwvereniging], in sommige gevallen een tweede kans-beleid hanteren en de desbetreffende persoon, ondanks het aantreffen van drugs in zijn woning, in voorkomende gevallen een andere woning toewijzen. Verzoekster zal daarvoor contact moeten opnemen met [naam woningbouwvereniging]. Tot slot stelt de burgemeester dat er wellicht een wachtlijst is bij Traverse, maar dat dat niet voor de nachtopvang geldt.
De voorzieningenrechter ziet geen reden om aan deze toelichting te twijfelen. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat verzoekster zich bij [naam woningbouwvereniging] heeft gemeld expliciet met het verzoek om in aanmerking te worden gebracht voor een (andere) woning op grond van het tweede kans-beleid en evenmin is gebleken dat zij geen gebruik kan maken van de nachtopvang bij Traverse. Inmiddels is er ook een intake geweest voor dagopvang bij Traverse. Daarnaast heeft verzoekster – zoals reeds overwogen – niet onderbouwd dat zij – sinds het besluitvoornemen van 24 juli 2023 of nadien – heeft gezocht naar alternatieven, en dat die er niet zouden zijn.
Gelet op de ernst van de situatie, het feit dat handel in drugs leidt tot verstoring van de openbare orde en aantasting van het woon- en leefklimaat, en de omstandigheid dat verzoekster verwijtbaar heeft gehandeld, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de sluiting van de woning voor de duur van een maand in dit geval niet onevenwichtig of onevenredig was. De burgemeester heeft de belangen bij sluiting van de woning in dit geval
zwaarder mogen wegen dan de belangen van verzoekster bij het voortgezet gebruik van de woning.

Conclusie

De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat de burgemeester heeft mogen besluiten tot sluiting van verzoeksters woning voor de duur van een maand.
Nu de voorzieningenrechter de verwachting heeft dat het bestreden besluit in bezwaar standhoudt, ziet zij geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening. Zij wijst het verzoek daartoe dan ook af.
Als gevolg daarvan heeft verzoekster geen recht op vergoeding van het griffierecht of proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 18 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage: Juridisch kader

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 5:1
1. In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Opiumwet
Artikel 2
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Artikel 13b
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
Amfetamine staat vermeld op lijst I.
Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet
In het beleid is bepaald dat als in een woning handel in harddrugs plaatsvindt met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram en/of voorwerpen en/of stoffen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden zijn, is sprake van een ernstig geval en volgt bij een 1ste constatering een sluiting van 3 maanden.
Als in een woning in eigendom van een woningcorporatie handel in harddrugs plaatsvindt met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram, en/of voorwerpen en/of stoffen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden zijn is sprake van een ernstig geval en volgt bij een 1ste constatering een sluiting van 1 maand.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRS van 8 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4117)
2.zie ook voormelde uitspraak van 8 november 2023 en de uitspraak van de AbRS van 7 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2614)
4.ECLI:NL:RVS:2021:2756 en bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRS van 7 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2614)