ECLI:NL:RBZWB:2024:2153

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
02/120096-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval en wederrechtelijke vrijheidsberoving met psychische overmacht als verweer

Op 4 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 mei 2023 een woningoverval heeft gepleegd en daarbij een slachtoffer van zijn vrijheid heeft beroofd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks haar beroep op psychische overmacht, schuldig was aan diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De feiten werden bewezen door de verklaring van het slachtoffer, ondersteund door bewijsmateriaal zoals videobeelden en getuigenverklaringen. De rechtbank achtte de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar en consistent, terwijl de verdediging niet kon aantonen dat de verdachte onder druk stond van anderen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 281 dagen, met aftrek van voorarrest, en terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden, gezien de psychische problematiek van de verdachte en het risico op recidive. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank gelastte de verbeurdverklaring van de in beslag genomen tape en de teruggave van een bankpas aan de rechthebbende. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/120096-23
vonnis van de meervoudige kamer van 4 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres]
thans verblijvende in FPA [kliniek] te [adres 1] ,
raadsman mr. T. van Riel, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 maart 2024, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:op 9 mei 2023 in [plaats 1] een woningoverval heeft gepleegd;
feit 2:op 9 mei 2023 in [plaats 1] [slachtoffer] van zijn vrijheid heeft beroofd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide ten laste gelegde feiten heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer] , die zij geloofwaardig en betrouwbaar acht en die wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Zij wijst onder meer op de beelden van de ringdeurbel waarop verdachte is te zien, de locatiegegevens van de weggenomen telefoons en Apple Watch en de verklaring van [getuige] , dat verdachte haar een telefoon had aangeboden in ruil voor geld. Die telefoon was van [slachtoffer] . Daarnaast wijst zij op de omstandigheid dat op de telefoon van verdachte foto’s van de weggenomen spullen en een filmpje waarin door verdachte wordt gesproken over de waarde van één van die weggenomen spullen zijn aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor beide ten laste gelegde feiten. Verdachte is onder bedreiging van een vuurwapen opgedragen bij [slachtoffer] geld te gaan halen. Zij is daadwerkelijk bij [slachtoffer] binnen geweest en heeft hem ook om geld gevraagd maar is – nadat bleek dat hij geen geld had – weer weggegaan. Zij heeft geen spullen weggenomen. Zij heeft [slachtoffer] niet geslagen en hem ook niet met deospray bespoten. Evenmin heeft zij hem met posttape aan een stoel vastgebonden. Er zijn op de stoel ook geen tape-plakresten aangetroffen. Weliswaar zijn bij het uitlezen van de telefoon van verdachte foto’s en filmpjes van de gestolen spullen aangetroffen maar dit is onvoldoende voor een veroordeling.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Wat niet ter discussie staat
Vast staat dat verdachte op 9 mei 2023 omstreeks 05:00 uur bij de woning van [slachtoffer] aan de [adres 2] in [plaats 1] heeft aangebeld en aangeklopt. Nadat [slachtoffer] de deur had opengedaan, is zij de woning binnengegaan en heeft zij [slachtoffer] om geld gevraagd.
Betrouwbaarheid van de verklaring van aangever [slachtoffer]
heeft verklaard dat hij verdachte heeft binnen gelaten. In de woning was de sfeer in eerste instantie vriendelijk. De sfeer sloeg echter om toen verdachte om € 30,- vroeg en hij aangaf dat hij dit niet had. Verdachte heeft hem meerdere keren tegen zijn gezicht geslagen en hem van top tot teen met tape op een stoel vastgebonden. Ook heeft zij zijn handen met tape vastgebonden en tape op zijn mond geplakt. Daardoor kreeg hij bijna geen lucht. Daarnaast heeft zij hem met deospray bespoten. Toen hij vastgebonden zat, heeft zij de woning doorzocht. Ze heeft meerdere spullen van hem meegenomen. Nadat verdachte de woning had verlaten, heeft [slachtoffer] zich los weten te maken en is hij naar zijn begeleider in [plaats 2] gefietst en heeft hij verteld wat hem was overkomen.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat, terwijl haar een vuurwapen werd getoond, haar die nacht/ochtend door [naam 1] en een man die zij kent als [bijnaam] is opgedragen een rol tape mee te nemen en naar de woning van [slachtoffer] te gaan om geld te halen. Zij is bij [slachtoffer] binnen geweest en heeft hem ook om € 30,- gevraagd maar is weer vertrokken toen bleek dat hij geen geld had. Verdachte ontkent dat zij [slachtoffer] heeft geslagen, met tape heeft vastgebonden en hem met deospray heeft bespoten. Ook ontkent zij dat zij spullen uit zijn woning heeft weggenomen.
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] in zijn geheel, dus ook voor wat betreft het slaan, het vastbinden met tape, het spuiten met deospray en het meenemen van de goederen door verdachte, betrouwbaar en zal deze verklaring dan ook als uitgangspunt nemen. [slachtoffer] heeft gedetailleerde en in hoofdlijnen consistente verklaringen afgelegd, in tegenstelling tot verdachte die wisselend heeft verklaard. Bovendien vinden deze verklaringen in belangrijke mate en op overtuigende wijze op verschillende punten steun in ander bewijsmateriaal.
In de eerste plaats wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door de verklaring van verdachte zelf, dat zij tape heeft meegenomen, in de woning van [slachtoffer] is geweest en [slachtoffer] om geld heeft gevraagd. Daarnaast wijst de rechtbank op de verklaring van
de begeleider van [slachtoffer] , [begeleider] , dat [slachtoffer] die ochtend omstreeks 06:50 uur met hele grote angstige ogen bij hem aan de deur stond en hem vertelde dat hij door een vrouw was geslagen, met tape was vastgebonden, met deospray was bespoten en was bestolen en de processen-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat er in de woning van [slachtoffer] stukken tape zijn gevonden en dat op de telefoon van verdachte foto’s en filmpjes van de weggenomen goederen zijn aangetroffen. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij van top tot teen was vastgebonden op een stoel en niet aan een stoel. Dat er geen melding is van plakresten op een stoel, is dus niet vreemd. Bij dit alles komt nog dat verdachte heeft erkend dat zij aan [getuige] een telefoon in onderpand heeft gegeven in ruil voor
€ 30,-, welke telefoon van [slachtoffer] bleek te zijn. Zij heeft dus over gestolen goed beschikt. De gestolen goederen zijn ook (deels) via haar Marktplaats account te koop aangeboden. Ten aanzien van het geweld waarover [slachtoffer] spreekt, stelt de rechtbank vast dat door een verbalisant is geconstateerd dat [slachtoffer] een krasje had op zijn linkerwang.
Conclusie
Op grond van de verklaring van [slachtoffer] en de hiervoor genoemde ondersteunende bewijsmiddelen, kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft vastgebonden en aldus van zijn vrijheid heeft beroofd, dat zij de geweldshandelingen, zoals ten laste gelegd, heeft uitgeoefend op [slachtoffer] , en dat zij de goederen van [slachtoffer] , zoals ten laste gelegd, heeft weggenomen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving, zoals hierna onder 4.4. weergegeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 9 mei 2023 te [plaats 1] omstreeks 5:00 uur in een woning (gelegen aan de [adres 2]
) drie mobiele telefoons (twee van het merk Samsung en een van het merk iPhone) en twee tablets en een laptop en een iWatch en een huissleutel en opladers en horloges en een Playstation PSP en harde schijven en een converse tas, die aan [slachtoffer] , toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken, door die voornoemde [slachtoffer] de woorden toe te voegen: ‘heb je geld’ en
die voornoemde [slachtoffer] meermalen tegen het gezicht te slaan en die voornoemde [slachtoffer] (met posttape) vast te binden en deospray in de richting van die [slachtoffer] te sprayen;
2
op 9 mei 2023 te [plaats 1] opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd door die voornoemde [slachtoffer] in een woning, gelegen aan de [adres 2] , met posttape vast te maken/binden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
Strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
Strafbaarheid van verdachte
5.2.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging beroept zich ten aanzien van beide feiten op psychische overmacht als bedoeld in artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De verdediging stelt daartoe dat verdachte door twee mannen, te weten [naam 1] en een man die zij kent als [bijnaam] (vermoedelijk [naam 2] ), met een vuurwapen is bedreigd. Er is tegen haar gezegd dat zij moest meewerken en bij [slachtoffer] geld moest gaan halen. Verdachte heeft onder invloed van deze mannen gehandeld en had geen andere keuze dan te doen wat haar door hen werd opgedragen. De verdediging bepleit derhalve verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
5.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat verdachte geen geslaagd beroep op psychische overmacht toekomt. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte, dat zij onder druk stond van [naam 1] en een man die verdachte kent als [bijnaam] , waartegen zij geen weerstand kon bieden, niet geloofwaardig.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht moet sprake zijn van een van buiten komende drang waaraan de dader redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden. Het gaat dus om de vraag (i) of sprake is van een zodanige druk dat in gemoede kan worden gezegd dat de wilsvrijheid van de dader is aangetast en (ii) of van de dader in concreto redelijkerwijs te vergen valt dat hij of zij weerstand biedt aan de druk van de omstandigheden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen geslaagd beroep op psychische overmacht toekomt. De rechtbank ziet in het dossier geen enkele onderbouwing voor het standpunt van verdachte, dat [naam 1] en een man die verdachte kent als [bijnaam] bij de feiten betrokken zouden zijn geweest en dat zij door hen onder druk zou zijn gezet. De aangever heeft consistent, ook bij nadere bevraging, verklaard dat er sprake was van één vrouwelijke dader en op de ringdeurbelbeelden zijn geen andere personen gezien. Tevens blijkt uit onderzoek naar de mobiele telefoon van verdachte ook niet dat zij contact heeft gehad met de twee door haar genoemde mannen - zoals zij zelf heeft verklaard - rond het tijdstip waarop het strafbare feit heeft plaatsgevonden. De telefoons van de door verdachte genoemde twee mannen straalden ten tijde van het tenlastegelegde niet in de buurt van die woning aan.
Het beroep op psychische overmacht wordt derhalve verworpen. Nu ook overigens geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte opheffen of uitsluiten, acht de rechtbank verdachte strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Daarnaast vordert zij aan verdachte op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden, met daaraan alle voorwaarden verbonden zoals door de reclassering zijn geadviseerd en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan. Tot slot vordert de officier van justitie oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij een bewezenverklaring een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde tbs met voorwaarden refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Als de rechtbank beslist tot oplegging van tbs met voorwaarden, dan verzoekt zij deze maatregel voor maximaal vier jaar op te leggen. De verdediging verzoekt van het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel af te zien, nu dit geen meerwaarde heeft. Het staat nog niet vast dat verdachte voor de rest van haar leven afhankelijk zal zijn van externe structuur.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval en een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte is op 9 mei 2023 in de vroege ochtend met een rol tape naar de woning van [slachtoffer] gegaan. Zij heeft daar aangebeld en hard tegen de deur getrapt. Nadat [slachtoffer] de deur had geopend, is zij naar binnen gegaan. In de woning heeft zij [slachtoffer] om geld gevraagd. Toen hij aangaf dat hij geen geld had, is zij boos geworden en heeft zij [slachtoffer] geslagen en hem met tape op een stoel vastgebonden. Ook is zij [slachtoffer] met deospray te lijf gegaan. Daarna heeft zij in de woning gezocht naar spullen om mee te nemen. [slachtoffer] werd vastgebonden achtergelaten in de woning, waarna hij zich los heeft weten te maken en naar zijn begeleider is gefietst om daar om hulp te vragen.
Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor het slachtoffer, een kwetsbare, verstandelijk beperkte man, een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich vertrouwd en veilig moet
kunnen voelen. Verdachte heeft door zo te handelen dit gevoel op ernstige wijze aangetast.
Daarnaast brengt een overval als deze veel onrust teweeg in de samenleving en leidt deze tot gevoelens van onveiligheid en angst. Verdachte heeft hier kennelijk in het geheel niet bij stilgestaan. Het heeft haar er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld te komen. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
StrafbladUit het strafblad van verdachte blijkt dat zij eerder voor gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld; dit is langer dan vijf jaar geleden.
Tbs met voorwaarden
Bij het bepalen van de hoogte van de aan verdachte op te leggen straf of de modaliteit is van belang of verdachte al dan niet (verminderd) toerekeningsvatbaar was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten en of aan haar de maatregel van tbs met voorwaarden moet worden opgelegd.
Bij de beoordeling van die vragen slaat de rechtbank acht op de rapportages van [psycholoog] en [psychiater] van 10 respectievelijk 13 december 2023. Uit die rapportages blijkt dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde psychotrauma- of stressgerelateerde stoornis, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline kenmerken en een stoornis in het gebruik van cocaïne. Daarnaast is er sprake van een licht verstandelijke beperking. De stoornissen waren volgens de deskundigen tijdens het plegen van de feiten aanwezig en daarom wordt geadviseerd om het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De deskundigen schatten het risico op vergelijkbaar delictgedrag in als hoog. Eerdere behandeling en begeleiding hebben onvoldoende geleid tot blijvend inzicht en gedragsverandering. Verdachte moet langdurige en intensieve begeleiding en behandeling krijgen, wat eerst binnen een klinische setting plaats moet vinden. Haar drugsverslaving is immers de grootste risicofactor om terug te vallen in gewelddadig/crimineel gedrag. Een stevig en langdurig juridisch kader is daarvoor van belang en noodzakelijk om het risico op recidive te verminderen. Tbs met voorwaarden is daarbij het meest passend.
Er is een maatregelenrapport door de reclassering uitgebracht op 7 maart 2024. Ook door de reclassering wordt het recidiverisico ingeschat als hoog. Hoewel verdachte de afgelopen jaren al is behandeld, heeft dit niet geleid tot gedragsverandering. Zij is teruggevallen in middelengebruik en weer met politie en justitie in aanraking gekomen. Het is van belang dat verdachte behandeling krijgt aangeboden in een klinische, beschermde setting. Vanuit deze setting kan vervolgens geleidelijk worden toegewerkt naar een mate van zelfstandigheid die bij verdachte past. Een voorwaardelijk strafdeel wordt niet toereikend geacht. Bovendien bestaat het risico dat zij dan onbehandeld op straat terecht komt. Geadviseerd wordt om tbs met voorwaarden op te leggen.
Ter zitting hebben [naam 3] en [naam 4] het rapport van de reclassering nader toegelicht. Volgens hen is een tbs met voorwaarden de meest passende afdoening vanwege de complexe problematiek van verdachte. Zij merken daarbij op dat verdachte een lange weg te gaan heeft, maar dat zij gemotiveerd is voor behandeling.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de hierboven aangehaalde stukken vast dat de gepleegde feiten verdachte verminderd kunnen worden toegerekend en houdt daarmee rekening bij de strafoplegging.
Gelet op de ernst van de feiten, de inhoud van de rapporten en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van tbs met voorwaarden noodzakelijk is om recidive in de toekomst te voorkomen. Alle deskundigen zijn het erover eens dat het behandelplafond is behaald en dat een langdurige en intensieve vorm van begeleiding en behandeling voor verdachte nodig is om stabiel te kunnen blijven functioneren en niet af te glijden in delictpatronen. De rechtbank weegt mee dat verdachte zich bereid heeft verklaard om zich aan de voorwaarden te houden als die worden opgelegd. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan oplegging van tbs. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens. Op de gepleegde misdrijven is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld. Daarnaast eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel, omdat sprake is van ernstige stoornissen en een hoog recidiverisico. Verder is, mede gelet op wat hiervoor is overwogen, aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldaan. Aan de tbs-maatregel zal de rechtbank de door de reclassering in het rapport geadviseerde voorwaarden verbinden.
Gelet op de noodzaak van een behandeling en omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De tbs zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Dat betekent dat wanneer verdachte zich niet aan (één of meer van) de voorwaarden houdt en de dwangverpleging alsnog wordt bevolen, de duur van de maatregel niet gemaximeerd is.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Ten aanzien van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel overweegt de rechtbank dat, gelet op het recidiverisico en de problematiek van verdachte, er een groot belang is dat verdachte langdurig wordt begeleid en dat er langdurig toezicht op haar is. De rechtbank acht dit voldoende ondervangen met de oplegging van de tbs met voorwaarden. De rechtbank acht het niet noodzakelijk om daarnaast de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen. De rechtbank merkt daarbij op dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat deze maatregel bedoeld is voor andersoortige en/of zwaardere delicten.
Gevangenisstraf
Gelet op de aard en de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met enkel de oplegging van de tbs met voorwaarden. De rechtbank zal daarom aan verdachte ook een gevangenisstraf opleggen. Bij de bepaling van de duur van die straf houdt de rechtbank rekening met de verminderde mate waarin de feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend. Ook weegt de rechtbank mee dat het gelet op de problematiek van verdachte van belang is dat de, in een schorsing van de voorlopige hechtenis reeds aangevangen, behandeling voort kan worden gezet.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie recht doet aan de aard en de ernst van de feiten en de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank zal aan verdachte dan ook een gevangenisstraf opleggen van 281 dagen met aftrek van het voorarrest.
Bij de bepaling van deze straf gaat de rechtbank ervan uit dat de twee bewezenverklaarde feiten in eendaadse samenloop zijn gepleegd.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 473,99 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de vordering zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, mede gelet op de betwisting daarvan door verdachte, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd.
Verdere behandeling van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
De rechtbank zal de inbeslaggenomen tape verbeurd verklaren. Gebleken is dat de tape aan verdachte toebehoort en dat de bewezenverklaarde feiten zijn begaan met behulp van dit voorwerp.
8.2
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen bankpas aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38, 38a, 55, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
in eendaadse samenloop gepleegd met:
feit 2:opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 281 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:
* dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte meewerkt aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- dat verdachte zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- dat verdachte één of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
- dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- dat verdachte de reclassering aan een actuele foto helpt waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- dat verdachte meewerkt aan huisbezoeken;
- dat verdachte de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- dat verdachte zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- dat verdachte meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
* dat verdachte, indien de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, voor een time-out kan worden opgenomen in [kliniek] of een andere vergelijkbare instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
* dat verdachte niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat, zonder toestemming van de reclassering;
* dat verdachte zich laat opnemen in [kliniek] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is reeds gestart. Verdachte verblijft sinds 15 februari 2024 in deze kliniek in het kader van de schorsing van de preventieve hechtenis. Deze opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van verdachte kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van verdachte kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte verblijft in een instelling voor beschermd- of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
* dat verdachte geen drugs en alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek en/of ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- draagt de reclassering op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen tape;
- gelast de teruggave aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon van de inbeslaggenomen bankpas;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. M.E. de Boer en mr. L.H. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 april 2024.
De oudste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.