6.3Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval en een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte is op 9 mei 2023 in de vroege ochtend met een rol tape naar de woning van [slachtoffer] gegaan. Zij heeft daar aangebeld en hard tegen de deur getrapt. Nadat [slachtoffer] de deur had geopend, is zij naar binnen gegaan. In de woning heeft zij [slachtoffer] om geld gevraagd. Toen hij aangaf dat hij geen geld had, is zij boos geworden en heeft zij [slachtoffer] geslagen en hem met tape op een stoel vastgebonden. Ook is zij [slachtoffer] met deospray te lijf gegaan. Daarna heeft zij in de woning gezocht naar spullen om mee te nemen. [slachtoffer] werd vastgebonden achtergelaten in de woning, waarna hij zich los heeft weten te maken en naar zijn begeleider is gefietst om daar om hulp te vragen.
Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor het slachtoffer, een kwetsbare, verstandelijk beperkte man, een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich vertrouwd en veilig moet
kunnen voelen. Verdachte heeft door zo te handelen dit gevoel op ernstige wijze aangetast.
Daarnaast brengt een overval als deze veel onrust teweeg in de samenleving en leidt deze tot gevoelens van onveiligheid en angst. Verdachte heeft hier kennelijk in het geheel niet bij stilgestaan. Het heeft haar er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld te komen. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
StrafbladUit het strafblad van verdachte blijkt dat zij eerder voor gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld; dit is langer dan vijf jaar geleden.
Tbs met voorwaarden
Bij het bepalen van de hoogte van de aan verdachte op te leggen straf of de modaliteit is van belang of verdachte al dan niet (verminderd) toerekeningsvatbaar was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten en of aan haar de maatregel van tbs met voorwaarden moet worden opgelegd.
Bij de beoordeling van die vragen slaat de rechtbank acht op de rapportages van [psycholoog] en [psychiater] van 10 respectievelijk 13 december 2023. Uit die rapportages blijkt dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde psychotrauma- of stressgerelateerde stoornis, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline kenmerken en een stoornis in het gebruik van cocaïne. Daarnaast is er sprake van een licht verstandelijke beperking. De stoornissen waren volgens de deskundigen tijdens het plegen van de feiten aanwezig en daarom wordt geadviseerd om het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De deskundigen schatten het risico op vergelijkbaar delictgedrag in als hoog. Eerdere behandeling en begeleiding hebben onvoldoende geleid tot blijvend inzicht en gedragsverandering. Verdachte moet langdurige en intensieve begeleiding en behandeling krijgen, wat eerst binnen een klinische setting plaats moet vinden. Haar drugsverslaving is immers de grootste risicofactor om terug te vallen in gewelddadig/crimineel gedrag. Een stevig en langdurig juridisch kader is daarvoor van belang en noodzakelijk om het risico op recidive te verminderen. Tbs met voorwaarden is daarbij het meest passend.
Er is een maatregelenrapport door de reclassering uitgebracht op 7 maart 2024. Ook door de reclassering wordt het recidiverisico ingeschat als hoog. Hoewel verdachte de afgelopen jaren al is behandeld, heeft dit niet geleid tot gedragsverandering. Zij is teruggevallen in middelengebruik en weer met politie en justitie in aanraking gekomen. Het is van belang dat verdachte behandeling krijgt aangeboden in een klinische, beschermde setting. Vanuit deze setting kan vervolgens geleidelijk worden toegewerkt naar een mate van zelfstandigheid die bij verdachte past. Een voorwaardelijk strafdeel wordt niet toereikend geacht. Bovendien bestaat het risico dat zij dan onbehandeld op straat terecht komt. Geadviseerd wordt om tbs met voorwaarden op te leggen.
Ter zitting hebben [naam 3] en [naam 4] het rapport van de reclassering nader toegelicht. Volgens hen is een tbs met voorwaarden de meest passende afdoening vanwege de complexe problematiek van verdachte. Zij merken daarbij op dat verdachte een lange weg te gaan heeft, maar dat zij gemotiveerd is voor behandeling.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en de hierboven aangehaalde stukken vast dat de gepleegde feiten verdachte verminderd kunnen worden toegerekend en houdt daarmee rekening bij de strafoplegging.
Gelet op de ernst van de feiten, de inhoud van de rapporten en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van tbs met voorwaarden noodzakelijk is om recidive in de toekomst te voorkomen. Alle deskundigen zijn het erover eens dat het behandelplafond is behaald en dat een langdurige en intensieve vorm van begeleiding en behandeling voor verdachte nodig is om stabiel te kunnen blijven functioneren en niet af te glijden in delictpatronen. De rechtbank weegt mee dat verdachte zich bereid heeft verklaard om zich aan de voorwaarden te houden als die worden opgelegd. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan oplegging van tbs. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens. Op de gepleegde misdrijven is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld. Daarnaast eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel, omdat sprake is van ernstige stoornissen en een hoog recidiverisico. Verder is, mede gelet op wat hiervoor is overwogen, aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldaan. Aan de tbs-maatregel zal de rechtbank de door de reclassering in het rapport geadviseerde voorwaarden verbinden.
Gelet op de noodzaak van een behandeling en omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De tbs zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Dat betekent dat wanneer verdachte zich niet aan (één of meer van) de voorwaarden houdt en de dwangverpleging alsnog wordt bevolen, de duur van de maatregel niet gemaximeerd is.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Ten aanzien van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel overweegt de rechtbank dat, gelet op het recidiverisico en de problematiek van verdachte, er een groot belang is dat verdachte langdurig wordt begeleid en dat er langdurig toezicht op haar is. De rechtbank acht dit voldoende ondervangen met de oplegging van de tbs met voorwaarden. De rechtbank acht het niet noodzakelijk om daarnaast de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen. De rechtbank merkt daarbij op dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat deze maatregel bedoeld is voor andersoortige en/of zwaardere delicten.
Gevangenisstraf
Gelet op de aard en de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met enkel de oplegging van de tbs met voorwaarden. De rechtbank zal daarom aan verdachte ook een gevangenisstraf opleggen. Bij de bepaling van de duur van die straf houdt de rechtbank rekening met de verminderde mate waarin de feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend. Ook weegt de rechtbank mee dat het gelet op de problematiek van verdachte van belang is dat de, in een schorsing van de voorlopige hechtenis reeds aangevangen, behandeling voort kan worden gezet.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie recht doet aan de aard en de ernst van de feiten en de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank zal aan verdachte dan ook een gevangenisstraf opleggen van 281 dagen met aftrek van het voorarrest.
Bij de bepaling van deze straf gaat de rechtbank ervan uit dat de twee bewezenverklaarde feiten in eendaadse samenloop zijn gepleegd.