ECLI:NL:RBZWB:2024:2120

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
22/1923
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanslagen leges in verband met omgevingsvergunning voor bouwproject

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Roosendaal, die op 2 maart 2022 de leges voor een omgevingsvergunning had opgelegd. De rechtbank behandelt de zaak op 10 januari 2024, maar belanghebbende verschijnt niet, ondanks dat hij op de hoogte was gesteld van de zitting. Na het sluiten van het onderzoek blijkt dat belanghebbende is verhuisd, waarna de rechtbank het onderzoek heropent en een tweede zitting op 26 maart 2024 houdt.

De rechtbank onderzoekt of de aanslagen leges terecht zijn opgelegd. Belanghebbende had een aanvraag ingediend voor de bouw van 16 appartementen, waarvoor leges zijn geheven. De heffingsambtenaar stelt dat er vóór de vergunningverlening feitelijke werkzaamheden zijn verricht die samenhangen met de beoordeling van de aanvraag. Belanghebbende betwist dit en stelt dat de gemeente geen leges mag heffen omdat de aanvraag pas in behandeling is genomen na de vergunningverlening.

De rechtbank concludeert dat de gemeente inderdaad werkzaamheden heeft verricht voordat de vergunning van rechtswege werd verleend. Dit betekent dat de aanslagen leges terecht zijn opgelegd. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank beslist dat de aanslagen in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/1923

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Roosendaal, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 maart 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende de volgende aanslagen in de leges opgelegd (de aanslagen), in verband met een aanvraag (de aanvraag) op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo):
Aanslagnummer
Activiteit
Dagtekening
Bedrag
[aanslagnummer 1]
Leges Bouwen
27-05-2021
€ 39.237,94
[aanslagnummer 2]
Leges kappen
22-06-2021
€ 344,10
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft [naam] deelgenomen namens de heffingsambtenaar. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.
1.4.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 22 november 2023 aan belanghebbende op het adres [adres 1] te [plaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Deze uitnodiging is ook per reguliere post aan belanghebbende op genoemd adres toegezonden. Op 12 december 2023 is de envelop met de aangetekend verzonden uitnodiging door de rechtbank retour ontvangen. Daarop staat vermeld dat het aangetekend verzonden stuk retour is gezonden omdat het niet is afgehaald. De per reguliere post toegezonden uitnodiging is niet retour ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank is al het nodige gedaan om belanghebbende in kennis te stellen van de mondelinge behandeling ter zitting. De zitting heeft daarom plaatsgevonden zonder aanwezigheid van belanghebbende. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.
1.5.
Na de zitting is de rechtbank er van op de hoogte gekomen dat belanghebbende is verhuisd en dat de uitnodiging voor de zitting hem daarom niet heeft bereikt. De rechtbank heeft daarop het onderzoek heropend en heeft partijen uitgenodigd voor een (tweede) zitting op 26 maart 2024. Hieraan hebben belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [naam] deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de aanslagen terecht en naar de juiste hoogte zijn opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. De rechtbank is van oordeel dat de aanslagen terecht en naar de juiste hoogte zijn opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende heeft op 30 december 2020 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor de activiteit “bouwen” in verband met de realisatie van 16 appartementen op een perceel aan het [straat] te [plaats] (de aanvraag). De vergunning is van rechtswege verleend. Belanghebbende is bij brief van 22 april 2021 hiervan op de hoogte gebracht.
4.1.
Op 10 mei 2021 is de omgevingsvergunning gerectificeerd omdat abusievelijk de activiteit “kappen” niet was vermeld in de omgevingsvergunning.
4.2.
Naar aanleiding van een door belanghebbende ingediend WOB-verzoek bij de gemeente Roosendaal (de gemeente) heeft de gemeente een aantal stukken aan belanghebbende verstrekt, waaronder het volgende overzicht van werkzaamheden:

Motivering

Heeft de gemeente terecht leges geheven in verband met het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en kappen?
5. In artikel 2 van de Legesverordening Roosendaal 2020 is bepaald: Onder de naam leges worden rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. De dienst is in dit geval het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. In de bijbehorende tarieventabel is vervolgens bepaald: Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een project bedragen de verschuldigde leges de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten waaruit het project bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft. [1]
5.1.
Belanghebbende stelt dat de gemeente de aanvraag pas in behandeling heeft genomen nadat de vergunning van rechtswege is verleend. Omdat de gemeente binnen de wettelijke beslistermijn geen inhoudelijke beoordeling heeft verricht, mag zij geen leges heffen, aldus belanghebbende.
5.2.
De heffingsambtenaar heeft gesteld dat de gemeente diverse werkzaamheden heeft verricht in verband met de door belanghebbende gevraagde omgevingsvergunning. In chronologische volgorde heeft de heffingsambtenaar de volgende werkzaamheden benoemd:
“5 januari 2021: er heeft een beoordeling van uw aanvraag, op grond van het Bouwbesluit 2012 (constructieve veiligheid), plaatsgevonden door de constructeur van de gemeente Roosendaal;
11 januari 2021: er heeft een beoordeling van uw aanvraag, op grond van de Ministeriële regeling omgevingsrecht (ontvankelijkheid) plaatsgevonden door de beleidsadviseur van de gemeente Roosendaal;
11 januari 2021: er heeft een beoordeling van uw aanvraag, op grond van de ruimtelijke ordening (bestemmingsplan), plaatsgevonden door de beleidsadviseur van de gemeente Roosendaal;
12 januari 2021: zijn door u/uw gemachtigde aanvullingen ingediend op uw aanvraag via het omgevingsloket;
16 januari 2021: zin door u/uw gemachtigde aanvullingen ingediend op uw aanvraag via het omgevingsloket;
19 januari 2021: zin door u/uw gemachtigde aanvullingen ingediend op uw aanvraag via het omgevingsloket;
11 februari 2021: zijn door u/uw gemachtigde aanvullingen ingediend op uw aanvraag via het omgevingsloket;
17 maart 2021: heeft een vervolgbeoordeling van uw aanvraag en de later ingediende
aanvullingen op grond van het Bouwbesluit 2012 (constructieve veiligheid), plaatsgevonden door de constructeur van de gemeente Roosendaal;
7 april 2021: heeft een beoordeling van uw aanvraag op grond van het Bouwbesluit 2012 (brandveiligheid), plaatsgevonden door Brandweer Midden- en West-Brabant;
22 april 2021: is de bevestiging verzonden dat de gevraagde omgevingsvergunning van rechtswege is verleend.”
5.3.
De rechtbank stelt voorop dat in jurisprudentie over het in behandeling nemen van een aanvraag de feitelijk verrichte werkzaamheden centraal staan. [2] Daarbij draait het erom of er vóór de vergunningverlening werkzaamheden zijn verricht die samenhangen met de beoordeling van de aanvraag. [3] De inhoudelijke beoordeling van de aanvraag (door het college) hoeft dus nog niet afgerond te zijn.
5.4.
De heffingsambtenaar stelt dat uit het overgelegde chronologisch overzicht volgt dat de gemeente feitelijke werkzaamheden heeft verricht en daarmee de omgevingsvergunning in behandeling heeft genomen.
Belanghebbende heeft de juistheid van het chronologisch overzicht betwist. Uit het naar aanleiding van de WOB-stukken overgelegde overzicht van werkzaamheden blijkt volgens hem een aantal inconsistenties. Zo vermeldt het overzicht van werkzaamheden een begindatum van de werkzaamheden die is gelegen voor het tijdstip dat de aanvraag is ingediend. Ook rijmt het overzicht van werkzaamheden niet met diverse gesprekken die hij met gemeenteambtenaren heeft gevoerd, aldus belanghebbende.
De rechtbank overweegt dat belanghebbende in de periode voordat de vergunning van rechtswege is verleend diverse contacten met de gemeente heeft gehad. Ter zitting is vast komen te staan dat belanghebbende onder meer in januari 2021 gesproken heeft met de constructeur van de gemeente over de inhoudelijke behandeling van de aanvraag. Op 10 februari heeft belanghebbende een brief van de gemeente ontvangen waaruit volgt dat onduidelijkheid bestaat over welk planologisch traject dient te worden gevolgd. De rechtbank stelt vast dat hieruit al volgt dat er vóór de vergunningverlening feitelijke werkzaamheden zijn verricht die samenhangen met de beoordeling van de aanvraag. En dat dit meer dan enkel administratieve handelingen betreft. Dit betekent dat aan het belastbaar feit, de genoten dienstverlening, is voldaan. Het standpunt van belanghebbende dat het door de heffingsambtenaar verstrekte overzicht op onderdelen onjuist of geantidateerd is behoeft dan ook geen verdere bespreking.
De aanslagen zijn terecht opgelegd.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslagen in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is, bij vervroeging, gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A.J.M. Wouters, griffier op 2 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Onderdeel 2.3 van de Tarieventabel.
2.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 14 oktober 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3132.
3.Vgl. Gerechtshof Amsterdam 7 oktober 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2915.