ECLI:NL:RBZWB:2024:2052

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
C/02/409290 / HA ZA 23-251 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. de Vlieger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van VvE-beheerder voor onjuiste betaling na factuurfraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een Vereniging van Eigenaren (VvE) en haar vastgoedbeheerder, VP&A Vastgoedmanagement B.V. De VvE vorderde schadevergoeding van VP&A wegens een onjuiste betaling van een factuur die het gevolg was van factuurfraude. VP&A had als vastgoedbeheerder de verantwoordelijkheid om de facturen van derden te controleren voordat deze ter goedkeuring aan de VvE werden voorgelegd. De rechtbank oordeelde dat VP&A tekort is geschoten in haar zorgplicht door de vervalste factuur niet goed te controleren. De rechtbank concludeerde dat VP&A aansprakelijk is voor de schade die de VvE heeft geleden, omdat VP&A niet de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen bij de betaling van de vervalste factuur. De rechtbank heeft de vorderingen van de VvE grotendeels toegewezen, inclusief de schadevergoeding van € 25.401,97, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank oordeelde dat VP&A niet kon aantonen dat de VvE eigen schuld had aan de schade, en dat de schade in causaal verband stond met de tekortkoming van VP&A. De proceskosten werden ook aan VP&A opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/409290 / HA ZA 23-251
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van
[VvE],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de VvE,
advocaat: mr. E.W. Hofman-Bijvank te Capelle aan den IJssel,
tegen
VP&A VASTGOEDMANAGEMENT B.V.,
te Oosterhout,
gedaagde partij,
hierna te noemen: VP&A,
advocaat: mr. O.B. Zwijnenberg te Rotterdam.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 september 2023
- de mondelinge behandeling van 8 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
1.2
Vervolgens heeft de rechtbank besloten in deze zaak uitspraak te doen.

2.De feiten

2.1
Sinds 2010 verleent VP&A als vastgoedbeheerder diensten voor de VvE die onder meer bestaan uit het financiële en administratieve beheer van de VvE. Vanaf 2018 maakt VP&A hiervoor gebruik van de administratiesoftware Twinq.
2.2
Op basis van een offerte van VP&A van 31 oktober 2022 geeft de VvE op 2 november 2022 VP&A de opdracht een verduurzamingsproject van de VvE te begeleiden (hierna: de overeenkomst). De offerte van VP&A luidt, voor zover van belang, als volgt:
‘(…)
Voor het begeleiden van de werkzaamheden, het leveren en aanbrengen van HR++ beglazing, spouwmuurisolatie en geïsoleerde panelen zoals omschreven in de offerten van de firma’s [firma 1] (…), [firma 2] (…) en [firma 3] (…), treft u onderstaand de offerte.
(…)
Uitvoering:
(…)
o
Het accorderen van de facturen en bewaken/registreren van de totale projectfacturatie;
(…)’
2.3
Op 9 november 2022 om 11:32 uur ontvangt VP&A vanaf het [e-mailadres] .
nl [1] een e-mail met een factuur van [firma 1] (één van de contractspartners van de VvE) voor een aanbetaling van € 25.401,97 (hierna: de eerste factuur). Deze factuur vermeldt als tenaamstelling ‘
VP&A Vastgoedmanagement’ en bevat het volgende rekeningnummer van [firma 1] :
‘(…)
Rabobank
IBAN: [rekeningnummer 1]
(…)’
2.4
Diezelfde dag vraagt VP&A om 11:35 uur per e-mail aan [firma 1] om de tenaamstelling van de factuur aan te passen naar ‘(…)
[VvE] ( [nummer] ) i.p.v. VP&A Vastgoedmanagement. (…)’.
2.5
Opnieuw vanaf het [e-mailadres] .
nl [2] stuurt [firma 1] op 9 november 2022 om 11:53 uur een aangepaste factuur aan VP&A (hierna: de tweede factuur). Op deze tweede factuur is de tenaamstelling gewijzigd naar ‘
[VvE]’. Het rekeningnummer van [firma 1] is op de tweede factuur niet gewijzigd:
‘(…)
Rabobank
IBAN: [rekeningnummer 1]
(…)’
2.6
Nog steeds op 9 november 2022 vraagt de penningmeester van de VvE om 16:03 uur per e-mail aan VP&A of de factuur van [firma 1] die dag nog betaald gaat worden.
2.7
Bij e-mail van 10 november 2022 om 12:34 uur vraagt VP&A haar boekhouder (de heer Vergauwen) de factuur van [firma 1] met spoed in het systeem te zetten en te verwerken en betalen.
2.8
Vervolgens ontvangt VP&A op 10 november 2022 om 12:55 uur vanaf het [e-mailadres] .
ml [3] (voor zover relevant) het volgende e-mailbericht:
‘(…)
Negeer de vorige verzonden factuur omdat deze onze oude gegevens bevat
Bijgevoegd vindt u [factuurnummer] voor onze aanbetaling van 25% conform orderbevestiging met onze bijgewerkte gegevens.
(…)’
2.9
De factuur die als bijlage bij dit bericht is gevoegd (hierna: de derde factuur) vermeldt als tenaamstelling ‘
VP&A Vastgoedmanagement’. Ook staat op deze derde factuur een ander rekeningnummer van [firma 1] , namelijk:
‘(…)
Citibank Europe PLC
IBAN: [rekeningnummer 2]
(…)’
2.1
Na ontvangst van de derde factuur bericht VP&A de penningmeester van de VvE op 10 november 2022 om 15:36 uur dat de factuur ter accordering klaarstaat Als de penningmeester van de VvE de betaling vervolgens goedkeurt in Twinq, maakt VP&A het factuurbedrag vanaf de VvE-rekening over naar het op de derde factuur vermelde rekeningnummer.
2.11
Nadat VP&A op 23 november 2022 een betalingsherinnering ontvangt van [firma 1] , komt zij erachter dat de derde factuur een vervalste factuur was en zij het bedrag van € 25.401,97 niet naar de juiste rekening heeft overgemaakt.
2.12
Hierna maakt VP&A het bedrag van € 25.401,97 nog een keer over naar het juiste rekeningnummer van [firma 1] . Ook deze betaling komt ten laste van de rekening van de VvE.
2.13
Op 2 december 2022 informeert VP&A het bestuur van de VvE over de onjuiste betaling, waarna VP&A op 12 december 2022 bij de politie aangifte doet van (factuur)fraude.
2.14
Bij brief van haar advocaat van 3 januari 2023 stelt de VvE VP&A aansprakelijk voor de onjuiste betaling en sommeert zij VP&A tot betaling van het bedrag van € 25.401,97.

3.Het geschil

Standpunt VvE
3.1
De VvE vordert - samengevat – (i) een verklaring voor recht dat VP&A tegenover de VvE toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en VP&A aansprakelijk is voor de schade die de VvE daardoor heeft geleden, (ii) een schadevergoeding van € 25.401,97 (plus wettelijke rente) en (iii) vergoeding van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Volgens de VvE heeft VP&A haar contractuele (zorg)plicht als (professionele) opdrachtnemer geschonden door de vervalste factuur niet (goed) te controleren met als gevolg dat de VvE het factuurbedrag dubbel heeft betaald.
Standpunt VP&A
3.2
VP&A betwist dat zij haar verplichtingen onder de overeenkomst niet is nagekomen en voert aan dat zij de eerste factuur heeft gecontroleerd op verschuldigdheid, het bedrag en de tenaamstelling. Volgens VP&A is de vervalste factuur zodanig nauwkeurig vervalst dat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam dienstverlener niet verwacht kon worden die vervalsing op te merken. Daarnaast betwist VP&A het causaal verband tussen de gestelde tekortkoming en de schade en doet zij een beroep op eigen schuld van de VvE.
Wat beslist de rechtbank in dit vonnis?
3.3
In dit vonnis wijst de rechtbank de vorderingen van de VvE (grotendeels) toe. De rechtbank licht hierna toe hoe zij tot deze beslissing komt. Daarbij gaat de rechtbank zo nodig (nader) in op de stellingen van partijen.

4.De beoordeling

4.1
De rechtbank ziet in dat het geschil tussen partijen is ingeleid door de factuurfraude die door (een) derde is gepleegd. Voor beide partijen is dit een vervelende situatie die zij niet hebben gewild. Dat neemt niet weg dat de rechtbank in deze zaak (juridisch) moet beoordelen of VP&A als professionele opdrachtnemer in relatie tot de betaling van de vervalste factuur tegenover de VvE toerekenbaar tekort is geschoten en de schade van de VvE moet vergoeden. Daarbij zet de rechtbank hierna eerst uiteen wat van VP&A als professionele dienstverlener op grond van de overeenkomst en haar zorgplicht verwacht mocht worden. Daarna legt de rechtbank uit waarom VP&A daar in dit geval niet aan heeft voldaan en dat de schade van de VvE daar het gevolg van is. Tot slot licht de rechtbank toe waarom het beroep van VP&A op eigen schuld niet opgaat.
Uitleg van de overeenkomst / reikwijdte zorgplicht VP&A
4.2
Vaststaat dat partijen op 2 november 2022 een overeenkomst van opdracht zijn aangegaan. De strekking daarvan is dat VP&A (als opdrachtnemer) voor de VvE (als opdrachtgever) het verduurzamingsproject begeleidt. In de overeenkomst staat dat ‘
Het accorderen van de facturen en bewaken/registreren van de totale projectfacturatie’onderdeel is van deze opdracht. Ter zitting gaven partijen aan dat zij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst niet met elkaar hebben besproken wat deze bepaling precies inhoudt. Partijen zijn het er wel over eens dat hieruit een verplichting voor VP&A volgt om de facturen van derden voor verduurzamingswerkzaamheden voor de VvE te controleren. Waar partijen het niet over eens zijn, is hoever die controleplicht precies reikt. Volgens de VvE moet VP&A alle gegevens op een factuur controleren, inclusief de betaalgegevens. VP&A vindt echter dat zij alleen moet controleren of de betaling verschuldigd is, of de hoogte van het bedrag klopt en of de tenaamstelling juist is.
4.3
Dit betekent dat de rechtbank de overeenkomst tussen partijen op dit punt moet uitleggen. Bepalend daarvoor is de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden in redelijkheid aan de bepaling ‘
Het accorderen van de facturen en bewaken/registreren van de totale projectfacturatie’mochten geven en wat zij daarover in redelijkheid van elkaar mochten verwachten (de Haviltex-maatstaf). Daarbij kijkt de rechtbank niet alleen naar de tekst van de bepaling, maar ook naar andere omstandigheden zoals de aard van de opdracht en hoe partijen in de praktijk uitvoering geven aan betalingen vanaf de VvE-rekening. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de zorg die VP&A als professionele opdrachtnemer in acht dient te nemen (artikel 7:401 BW). Die zorg brengt mee dat VP&A te werk moet gaan als een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot. [4]
4.4
De rechtbank stelt in haar beoordeling voorop dat VP&A sinds 2010 het financiële en administratieve beheer van de VvE op zich neemt en daarbij vanaf 2018 gebruikmaakt van het systeem Twinq. Tijdens de mondelinge behandeling lichtten partijen (eensluidend) toe hoe dit in de praktijk in zijn werk gaat. Een factuur van een opdrachtnemer van de VvE komt digitaal binnen bij VP&A, die de factuur controleert en invoert in Twinq. De boekhouder van VP&A zet de factuur vervolgens klaar voor betaling, waarna de VvE (althans haar penningmeester) via Twinq een melding krijgt dat (de betaling van) een factuur klaarstaat voor goedkeuring. De VvE (althans haar penningmeester) kan de factuur dan in Twinq raadplegen. Nadat (de penningmeester van) de VvE de betaling in Twinq goedkeurt, wordt de factuur betaald. Deze werkwijze geldt voor alle facturen die (actief) betaald moeten worden en niet voor automatische incasso’s. Partijen zijn het erover eens dat de overeenkomst van 2 november 2022 niets aan deze werkwijze heeft veranderd.
4.5
De opdracht van de VvE aan VP&A tot ‘
Het accorderen van de facturen en bewaken/registreren van de totale projectfacturatie’borduurt dus voort op een bestendige werkwijze waarbij facturen altijd eerst door VP&A en haar boekhouder worden ontvangen en bekeken voordat de VvE (als laatste schakel) goedkeuring wordt gevraagd voor de betaling ervan. Daarbij stelt de rechtbank vast dat de VvE – die bestuurd wordt door vrijwilligers – er juist voor heeft gekozen de (financiële) begeleiding van het verduurzamingsproject tegen een vergoeding uit handen te geven aan VP&A, een ervaren en professionele partij die hierin gespecialiseerd is. De rechtbank vindt dat de opdracht daarmee een overwegend ontzorgend karakter heeft en de (voornaamste) verantwoordelijkheid voor het controleren van projectfacturen bij VP&A legt. Daarin ligt besloten dat de VvE erop mag vertrouwen dat VP&A binnengekomen facturen nauwkeurig controleert voordat deze ter goedkeuring aan de VvE worden voorgelegd.
4.6
Van een redelijk bekwaam en redelijk handelend VvE- en vastgoedbeheerder mag volgens de rechtbank in de huidige tijd ook verwacht worden dat zij op de hoogte is van de risico’s op factuurfraude, alert is op mogelijke indicaties van factuurfraude en nader onderzoek doet als een factuur bij (nauwkeurige) controle twijfels oproept of zou moeten oproepen. Factuurfraude komt (inmiddels) namelijk veel voor en ook schuldenaren worden geacht hier alert op te zijn. [5] Voor een professionele opdrachtnemer als VP&A, die financieel beheer en het begeleiden en bewaken van projectfacturatie als diensten verleent, geldt dit dus zeker.
4.7
Hoewel daders van factuurfraude (zeer) listig te werk kunnen gaan, volgt uit de rechtspraak en literatuur dat er (objectieve) indicaties bestaan die op factuurfraude (kunnen) duiden. [6] Kenmerkend voor factuurfraude is dat gebruik wordt gemaakt van een bestaande betalingsverplichting, waarbij de factuur wordt vervalst door een wijziging van het rekeningnummer. Wanneer de facturering op enige wijze afwijkt van de normale gang van zaken, bijvoorbeeld als een bankrekeningnummer wordt gewijzigd [7] of (ineens) een buitenlands rekeningnummer wordt gebruikt, [8] is dat aanleiding tot gezonde argwaan over de rechtmatigheid van een factuur. Daarbij is het rekeningnummer op de factuur dus van bijzonder belang.
4.8
Anders dan VP&A vindt de rechtbank dan ook dat de zorg en alertheid die in dit verband van VP&A verwacht mag worden óók inhoudt dat VP&A de betaalgegevens die op een factuur staan controleert én gepast onderzoek doet naar de rechtmatigheid van een factuur als deze twijfels oproept of (gezien het voorgaande) zou moeten oproepen.
Tekortkoming VP&A
4.9
Deze zorg en alertheid heeft VP&A bij de betaling van de vervalste factuur op naam van [firma 1] niet (voldoende) in acht genomen. De rechtbank rekent VP&A daarbij niet aan dat zij het minieme verschil in het e-mailadres van de afzender (.ml in plaats van .nl) niet heeft opgemerkt, maar vindt wel dat er andere omstandigheden zijn die bij VP&A ten minste twijfels hadden moeten oproepen over de rechtmatigheid van de vervalste factuur. De rechtbank licht dit toe.
4.1
De rechtbank weegt als eerste mee dat VP&A vóór ontvangst van de vervalste factuur al twee facturen van [firma 1] had ontvangen met daarop een bankrekeningnummer van de Rabobank. De tweede factuur was het resultaat van het verzoek van VP&A aan [firma 1] om de factuur op naam van de VvE te zetten. Als de eerste factuur een onjuist rekeningnummer bevatte, was dit [firma 1] bij het wijzigen van de tenaamstelling vermoedelijk opgevallen. Op de facturen van [firma 1] staat het rekeningnummer namelijk pal onder de tenaamstelling. [firma 1] paste het rekeningnummer op de tweede factuur echter niet aan, terwijl het voor een bedrijf juist van groot belang is dat een nieuw rekeningnummer op haar facturen komt te staan. Dat [firma 1] een dag later ineens melding maakte van ‘
bijgewerkte gegevens’, vindt de rechtbank geen normale of logische gang van zaken. Bij VP&A had dit dus minst genomen vraagtekens moeten oproepen.
4.11
Daar komt bij dat de vervalste factuur wederom op naam van VP&A staat, terwijl [firma 1] een dag eerder juist op verzoek van VP&A de tenaamstelling op de factuur had gewijzigd naar de VvE. Het lag voor de hand dat [firma 1] bij een eventuele aanpassing van de betaalgegevens de tweede factuur met de juiste tenaamstelling zou gebruiken. Naar eigen zeggen was VP&A ook verplicht de tenaamstelling op facturen te controleren, wat zij bij de eerste factuur van [firma 1] juist actief heeft gedaan. Dat VP&A na de ontvangst van de tweede factuur met de juiste tenaamstelling een derde factuur ontving met én gewijzigde betaalgegevens én een onjuiste tenaamstelling, had voor VP&A dus (extra) reden tot twijfel moeten zijn.
4.12
Tot slot weegt de rechtbank mee dat de vervalste factuur een rekeningnummer bevat van Citibank Europe, een buitenlandse bank. Hoewel Nederlandse ondernemingen (zoals [firma 1] ) wellicht goede redenen kunnen hebben om een buitenlandse bankrekening te gebruiken, betekent dat niet dat VP&A die goede redenen in dit geval zonder nader onderzoek mocht veronderstellen. Het (plotselinge) gebruik van een buitenlands rekeningnummer is namelijk een bekende indicatie van mogelijke factuurfraude. Na ontvangst van twee facturen met daarop een Nederlands bankrekeningnummer, had de plotse wijziging naar een buitenlands rekeningnummer op de derde factuur voor VP&A dus minimaal aanleiding moeten zijn hier (nader) onderzoek naar te verrichten. Anders dan VP&A aanvoert, maakt het daarbij geen verschil dat VP&A andere relaties heeft die een bankrekening houden bij Citibank Europe.
4.13
De rechtbank vindt, kortom, dat er in deze zaak meerdere (objectieve) indicaties waren die bij VP&A ten minste twijfels of gezonde argwaan hadden moeten oproepen over de derde factuur die zij uit naam van [firma 1] ontving. Van VP&A mocht dan ook verwacht worden dat zij hier gepast onderzoek naar zou doen voordat de factuur voor betaling werd klaargezet, in ieder geval door de rechtmatigheid van de factuur bij haar contactpersonen van [firma 1] te verifiëren (bijvoorbeeld met een kort telefoongesprek). Vaststaat dat VP&A dit heeft nagelaten. De rechtbank vindt dat VP&A daarmee tegenover de VvE toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
Schade en causaal verband
4.14
Dit betekent dat VP&A tegenover de VvE aansprakelijk is voor de schade die de VvE als gevolg hiervan lijdt (artikel 6:74 BW). Geen punt van discussie is dat de VvE voor een bedrag van € 25.401,97 schade lijdt doordat dit bedrag zowel aan de dader(s) van de factuurfraude als aan [firma 1] is betaald. VP&A betwist wel dat deze schade in causaal verband staat met haar tekortkoming. Volgens VP&A zou de vervalser ook de mogelijkheid hebben gehad de tenaamstelling van de factuur aan te passen als VP&A daarom had verzocht en zou de vervalste factuur dan alsnog betaald zijn.
4.15
De rechtbank is het daar echter niet mee eens. Het gaat er in deze zaak om dat VP&A meerdere (objectieve) aanleidingen had om vraagtekens te hebben bij de rechtmatigheid van de vervalste factuur. Van haar mocht (als gezegd) verwacht dat zij daar gepast onderzoek naar zou doen, in ieder geval door de rechtmatigheid van de factuur eenvoudig (telefonisch) te verifiëren bij haar contactpersonen van [firma 1] . Wanneer VP&A dit onderzoek had verricht, dan had zij ontdekt dat de derde factuur vervalst was en had zij betaling van deze vervalste factuur (kunnen) voorkomen. Daarmee staat de schade van de VvE volgens de rechtbank in causaal verband met de tekortkoming van VP&A.
Geen eigen schuld
4.16
Aan het beroep van VP&A op eigen schuld (als bedoeld in artikel 6:101 BW) gaat de rechtbank voorbij. Het was aan VP&A om voldoende feiten te stellen (en zo nodig te bewijzen) waaruit volgt dat de schade van de VvE mede het gevolg is van een omstandigheid die aan de VvE zelf kan worden toegerekend (artikel 150 Rv). De omstandigheden die VP&A aanvoert vindt de rechtbank niet genoeg. De rechtbank licht dit toe.
4.17
VP&A wijst erop dat de (toenmalige) voorzitter van de VvE de e-mail met de vervalste factuur in cc heeft ontvangen en ook haar niet is opgevallen dat de e-mail afkomstig was van een onjuist e-mailadres. Als gezegd rekent de rechtbank VP&A echter niet aan dat het onjuiste e-mailadres haar niet is opgevallen. Dat kan dus ook de VvE niet worden toegerekend.
4.18
Dat (de penningmeester van) de VvE de betaling van de vervalste factuur uiteindelijk zelf (in Twinq) heeft goedgekeurd, rechtvaardigt een beroep op eigen schuld evenmin. Op het moment dat de VvE goedkeuring werd gevraagd voor de betaling, mocht zij er (als opdrachtgever) namelijk op vertrouwen dat VP&A de factuur al nauwkeurig had gecontroleerd en zo nodig onderzoek had verricht als deze twijfels opriep of had moeten oproepen. Aan de VvE kan niet (als eigen schuld) worden toegerekend dat zij vervolgens goedkeuring gaf aan de betaling, zeker nu het gaat om een betaling die de VvE op zichzelf verschuldigd was aan [firma 1] .
4.19
De rechtbank vindt, kortom, dat VP&A haar beroep op eigen schuld onvoldoende handen en voeten heeft gegeven en er geen reden is om de schadevergoedingsplicht van VP&A te verminderen.
Conclusie – verklaring voor recht en schadevergoeding
4.2
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de door de VvE gevorderde verklaring voor recht en de schadevergoeding van € 25.401,97 zal toewijzen. Over de schadevergoeding moet VP&A ook de wettelijke rente betalen vanaf 10 november 2022. Op die dag is de vervalste factuur namelijk betaald en de schade van de VvE ontstaan, waarmee het verzuim van VP&A is ingetreden (artikel 6:83 sub b BW).
Buitengerechtelijke kosten
4.21
Ook heeft de VvE recht op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Anders dan VP&A aanvoert, is aan de daarvoor geldende wettelijke eisen voldaan. De VvE heeft diverse brieven en e-mails overgelegd waaruit blijkt dat incassowerkzaamheden zijn verricht. Het bedrag dat de VvE aan kosten vordert (€ 1.029,02) komt overeen met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dit bedrag zal de rechtbank dus toewijzen.
Proceskosten
4.22
VP&A is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van de VvE betalen. De proceskosten van de VvE worden tot dit vonnis begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,14
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2,00 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.716,14
4.23
Over deze proceskosten is VP&A ook de (gewone) wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) verschuldigd, zoals vermeld in de beslissing. De wettelijke handelsrente die de VvE over de proceskosten vordert is hierop niet van toepassing. Die wijst de rechtbank dus niet toe.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
verklaart voor recht dat VP&A jegens de VvE toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verbintenissen voortvloeiende uit de overeenkomst (van 2 november 2022) en VP&A aansprakelijk is voor de schade die de VvE heeft geleden als gevolg van de tekortkoming van VP&A,
5.2
veroordeelt VP&A tot vergoeding van de door de VvE geleden schade ad € 25.401,97, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2022 tot aan de dag van volledige betaling,
5.3
veroordeelt VP&A tot betaling aan de VvE van een bedrag van € 1.029,02 aan buitengerechtelijke kosten,
5.4
veroordeelt VP&A in de proceskosten van de VvE tot dit vonnis begroot op € 4.716,14, te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5
veroordeelt VP&A tot vergoeding van € 92,00 aan (extra) nakosten aan de VvE als VP&A niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en dit vonnis daarna wordt betekend, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.6
verklaart dit vonnis, behalve beslissing 5.1, tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Vlieger en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.

Voetnoten

1.Onderstreping toegevoegd door de rechtbank.
2.Onderstreping toegevoegd door de rechtbank.
3.Onderstreping toegevoegd door de rechtbank.
4.Vgl. HR 9 juni 2000, NJ 2000/460.
5.Vgl. Hof ’s-Hertogenbosch 24 oktober 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4625.
6.Zie hierover o.m.: P.T.J. Wolters, ‘Risicoverdeling bij factuurfraude’, WPNR 2021/7349.
7.Vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 3 oktober 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:8585.
8.Vgl. Rb. Midden-Nederland 14 april 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:1528.