ECLI:NL:RBZWB:2024:2043
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de toepassing van de meerderheidsregel in belastingzaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 maart 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande semi-bungalow in Goes, vastgesteld op € 616.000 per 1 januari 2021. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 585.000. De belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde maximaal € 515.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 23 februari 2024, waarbij de belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde WOZ-waarde door middel van een taxatierapport. Dit rapport, opgesteld door een taxateur, vergeleek de woning met referentiewoningen die recentelijk waren verkocht. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar adequaat rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen. De rechtbank wijst het beroep van de belanghebbende af, omdat deze niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde te hoog is vastgesteld. De rechtbank benadrukt dat de waarde van een woning voor elk tijdvak opnieuw moet worden bepaald, ongeacht eerdere waarderingen.
De uitspraak houdt in dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De beslissing kan worden aangevochten door middel van hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.