ECLI:NL:RBZWB:2024:1998

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
02-130503-22 en 05-126715-20 (gevoegd ter terechtzitting)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging, bedreigingen en diefstal met geweld door verdachte

Op 26 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, bedreigingen en diefstal met geweld. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 maart 2024, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het stalken van een slachtoffer, bedreigingen aan het adres van meerdere slachtoffers en het stelen van een auto met geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan stelselmatige belaging van het slachtoffer door in een korte periode van 17 tot 23 mei 2022 een groot aantal bedreigende e-mails en telefoontjes te sturen. De rechtbank achtte de bedreigingen ernstig en concludeerde dat de verdachte de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer op ernstige wijze had geschonden.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van diefstal van een Nissan Qashqai, waarbij hij samen met anderen geweld had gebruikt door een ruit van een bedrijf in te slaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn bewering dat hij dacht dat de auto van hem was, zich bewust was van de situatie en dat zijn handelen als diefstal met geweld gekwalificeerd moest worden. De rechtbank legde een taakstraf van 120 uren op, met aftrek van voorarrest, en sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-130503-22 en 05-126715-20 (gevoegd ter terechtzitting)
vonnis van de meervoudige kamer van 26 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1986, te [geboorteland] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. J. van Rooijen, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 maart 2024, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 02-130503-22:
Feit 1:van 15 april 2022 tot en met 23 mei 2022 [slachtoffer 1] heeft gestalkt:
Feit 2:in de periode van 28 april 2022 tot en met 19 mei 2022 [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
Feit 3:op 19 mei 2022 [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd;
Parketnummer 05-126715-20:
Feit 1:op 15 februari 2020 samen met anderen een Nissan Qashqai heeft gestolen, gevolgd van geweld door met een bijl een ruit bij [bedrijf] Vof (hierna: [bedrijf] ) in te slaan;
Feit 2: op 14 februari 2020 [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft bedreigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 05-126715-20 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De officier van justitie acht eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 02-130503-20 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Bij feit 2 onder parketnummer 05-126715-20 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 onder parketnummer 05-126715-20.
De verdediging is van mening dat de rechtbank eveneens niet tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten onder parketnummer 02-130503-22.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02-130503-22:
Op grond van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangeefster in april en mei 2022 van de e-mailadressen van verdachte, te weten [e-mailadres 1] en [e-mailadres 2] , vele e-mailberichten heeft ontvangen. In diverse e-mailberichten werden bedreigingen geuit. Ook werd er in april en mei 2022 veelvuldig vanaf de telefoon van verdachte gebeld naar nummers van aangeefster.
Verdachte heeft verklaard in die periode inderdaad te hebben gebeld met aangeefster, maar kan zich niet voorstellen dat het zo vaak is geweest. Hij heeft ter zitting bekend dat hij wel de in het dossier aanwezige berichten per telefoon van 13 mei 2022 tot 22 mei 2022 (dossierpagina 130 e.v.) aan aangeefster heeft gestuurd. Hij heeft ontkend dat hij aangeefster via e-mail heeft benaderd en heeft verklaard dat aangeefster de inlogcodes van zijn e-mailadressen kende en dat zij wellicht zelf al die berichten heeft verstuurd aan zichzelf om hem zwart te maken.
Alternatief scenario?
De rechtbank zal, gelet op deze verklaring van verdachte, nader ingaan op dit door verdachte geschetste alternatieve scenario dat het aangeefster zelf is geweest die de e-mailberichten heeft verstuurd. De rechtbank acht het alternatief scenario niet aannemelijk geworden, waarbij de rechtbank mede in ogenschouw neemt dat verdachte de mogelijkheid had dit verweer nader te onderbouwen en dit heeft nagelaten. Zo had hij aangeefster bij de rechter-commissaris kunnen laten horen of technisch onderzoek kunnen laten doen. Daarbij overweegt de rechtbank dat verdachte per telefoon op 13 tot en met 22 mei 2022 diverse berichten aan aangeefster heeft gestuurd waarin evenals in de e-mailberichten
soortgelijke dreigende en dwingende tekstenzijn gestuurd. De rechtbank concludeert dat hiermee des te meer duidelijk is dat de berichten door verdachte zelf aan aangeefster zijn gestuurd.
De tenlastegelegde periode bij feit 1
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde periode dient
te worden beperkt van 17 mei 2022 tot en met 23 mei 2022. Op 17 mei 2022 heeft aangeefster verdachte geblokkeerd op haar telefoon en op 17 mei 2022 heeft een stopgesprek met de politie plaatsgevonden. Vanaf dat moment wist verdachte dat het contact zoeken via de telefoon of e-mail niet langer wenselijk was.
Welke tenlastegelegde handelingen kunnen worden bewezen?
De rechtbank stelt vast dat verdachte vanaf 17 mei tot 23 mei 2022 134 e-mails heeft gestuurd aan aangeefster waarin bedreigingen, zoals onder feit 2 zijn tenlastegelegd, zijn geuit. Hij heeft haar volgens de bellijst achter het proces-verbaal op pagina 204 vanaf 17 mei 2022 tot en met 23 mei 2022 1885 keer gebeld.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat verdachte e-mails heeft gestuurd aan de school van de dochter van aangeefster. Deze e-mails met belastende inhoud over aangeefster, onder meer naaktfoto’s, zijn verstuurd met een emailadres [e-mailadres 3] . Er is geen direct verband in het dossier tussen dit emailadres en verdachte. Weliswaar zijn er op de telefoon van verdachte thumbnails gevonden van de foto’s die bij de mail naar school als bijlage waren bijgevoegd, maar thumbnails kunnen een verschillende oorsprong hebben, zoals het internet. Het is onduidelijk waar deze thumbnails vandaan komen. Om daarover duidelijkheid te krijgen, had nader onderzoek gedaan moeten worden, wat nu in het dossier ontbreekt. Daarom zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging bij feit 1 partieel worden vrijgesproken.
Feit 1:
Levert dit handelen stalking op?
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de door verdachte gepleegde gedragingen te kwalificeren zijn als belaging/stalking.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr) zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710 en HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095).
Zoals hiervoor is overwogen, heeft verdachte veelvuldig in de periode van 17 mei 2022 tot 23 mei 2022 gebeld en ge-e-maild. Verdachte deed dit in een periode nadat de relatie tussen hem en aangeefster was verbroken en hem door aangeefster en zelfs door de politie duidelijk was gemaakt dat hij geen contact meer met aangeefster moest zoeken. Desondanks bleef hij op verschillende manieren contact zoeken. Hij belde in een week 1885 keren en stuurde 134 e-mails. Dit is enorm veel. Dit maakt dat de aard en intensiteit van de gedragingen en de invloed op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster zodanig zijn dat sprake is van stelselmatige belaging.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de tenlastegelegde periode van 17 mei 2022 tot 23 mei 2022 aan stalking/belaging schuldig heeft gemaakt.
Feit 2 en 3:
Nu, gelet op het voorgaande, vaststaat dat verdachte de e-mailberichten aan aangeefster heeft gestuurd, kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte de daarin geuite bedreigingen volgens de tenlastelegging aan het adres van aangeefster heeft gestuurd, waarbij (feit 3) ook de ouders van aangeefster indirect via aangeefster zijn bedreigd.
Wel zal de rechtbank verdachte vrijspreken van bedreiging voor de in de tenlastelegging van feit 2 opgenomen bewoordingen: “ Jij maakt mij dood of ik maak jou ouders af”, omdat dit geen bedreiging jegens aangeefster is geweest.
Parketnummer 05-126715-20:
Feit 1:
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de tenlastegelegde diefstal met geweld.
Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier staat vast dat verdachte zijn auto een Nissan Qashqai, voorzien van het [kenteken] aan [bedrijf] had verkocht en middels een terugleenovereenkomst in de auto kon blijven rijden tegen een vergoeding. Verdachte had echter die vergoeding niet betaald. [bedrijf] had per e-mail van 14 februari 2020, om 21.18 uur, aan verdachte laten weten dat de auto vanwege in gebreke blijven van verdachte was opgehaald. Verdachte is vervolgens met drie andere personen de volgende dag de auto op gaan halen en heeft deze zonder toestemming van [bedrijf] meegenomen. Verdachte heeft gesteld dat hij ervan uitging dat de auto van hem was en dat hij dus niet het
oogmerkhad om de diefstal te plegen.
Dat er geen oogmerk was voor diefstal, volgt de rechtbank niet. Op grond van de terugleenovereenkomst moest verdachte weten dat hij zijn auto had verkocht aan [bedrijf] en dat hij een maandelijkse vergoeding verschuldigd was om de auto te blijven rijden. Hij had deze vergoeding meermalen niet betaald. Nu verdachte vervolgens zonder toestemming van [bedrijf] de auto heeft meegenomen en daarmee de feitelijke heerschappij over de auto had, is de diefstal van de auto wettig en overtuigend bewezen.
Het met de bijl vernielen van de ruit nadat de auto al weg was, kan worden gekwalificeerd als diefstal gevolgd van geweld. Dat verdachte niet zelf de bijl vasthad en daarom niet als medepleger van het geweld kan worden gezien, zoals de verdediging heeft gesteld, volgt de rechtbank niet nu verdachte wel moet hebben gezien dat zijn medeverdachte de bijl uit de auto meenam. Immers, op de beelden is duidelijk te zien dat een medeverdachte met een bijl rondliep. Verdachte is met een overwicht van drie andere personen naar [bedrijf] gegaan, waarvan een persoon zichtbaar een bijl bij zich droeg en heeft daarmee een zeer bewuste en nauwe samenwerking gehad op de diefstal maar ook op het gepleegde geweld. Hij heeft zijn medeverdachte, die de bijl mee had genomen, er ook niet van weerhouden de vernieling te plegen. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van medeplegen van de diefstal met geweld.
Feit 2:
Aangezien verdachte ten aanzien van onderhavig feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de politierechter dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 12 maart 2024;
- de aangifte van [slachtoffer 4] , mede namens [slachtoffer 5] , opgenomen op dossierpagina
35 en 36 van het eindproces-verbaal met nummer PLO600-2020079385 van de politie eenheid Oost-Nederland;
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02-130503-22:
1.
op tijdstippen in de periode van
17 mei 2022tot en met 23 mei 2022 te Rijen en/of Tilburg, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets tedulden en vrees aan te jagen , door
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen (vreesopwekkende en intimiderende)
berichten te sturen (middels WhatsApp en
e-mailberichten) en
- voornoemde [slachtoffer 1] veelvuldig te bellen;
2.
op tijdstippen in de periode van 28 april 2022 tot en met 19 mei 2022 te Rijen en/of Tilburg, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door voornoemde [slachtoffer 1] meermalen middels berichten opzettelijk dreigend de woorden toe te voegen:
- Beter maak je jezelf af voordat ik het doe en nu heb ik echt mensen geregeld en
- Vandaag is de dag dat we samen dood gaan en
- Jij hebt de keuze als ik naar jou moet komen dan gaat jouw dochter ook mee de
dood in en
- Jij gaat dood samen met je dochter en mij en
- Je kan me negeren maar vandaag zeker dood en verkracht
3.
op 19 mei 2022 te Tilburg, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door voornoemde [slachtoffer 1] opzettelijk dreigend (via een bericht) de woorden toe te voegen: Jij maakt mij dood of ik maak jou ouders af sowieso een van de 2,
Parketnummer 05-126715-20:
1.
op 15 februari 2020 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen, , een auto (merk: Nissan, type Qashqai),
dieaan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd gevolgd van geweld tegen [bedrijf] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal om bij betrapping op heterdaad hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- met een hakbijl, de ruit van het van pand van [bedrijf] , te vernielen;
2.
op 14 februari 2020 te Apeldoorn [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft bedreigd (telkens) met enig misdrijf tegen het leven gericht door (via Whatsapp de volgende (tekst)berichten te sturen):
- “Hey beste kanker megool kijk goed achterom”;
- “ik maak jou dood”en
- “jij gaat dood ik kom je doden”,
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Bij feit 1 onder parketnummer 02-130503-22 is de periode die bewezen is verklaard, verkort. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 120 uren met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de flinke overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken, alsmede het feit at verdachte al twee jaar schorsingsvoorwaarden heeft ondergaan, is op dit moment een voorwaardelijke gevangenisstraf niet meer passend. Nu is enkel een taakstraf met aftrek van voorarrest nog passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich van 17 mei 2022 tot 23 mei 2022, dus gedurende een week, schuldig gemaakt aan de belaging van aangeefster. Hij heeft enorm veel contact gezocht zowel via de telefoon als via de e-mail. Verdachte heeft door zijn handelwijze een forse inbreuk gemaakt op de privacy van aangeefster. Gedurende een langere periode heeft hij aangeefster daarnaast bedreigd via de e-mail en ook heeft hij bedreigingen richting de ouders van aangeefster geuit. De bedreigingen waren ernstig van aard en aangeefster en haar ouders hebben ook aangegeven zich ernstig bedreigd te hebben gevoeld en angstig te zijn geweest.
Verdachte heeft tevens op 14 februari 2020 [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , medewerkers van [bedrijf] , bedreigd. Ook zij hebben aangegeven zich angstig te hebben gevoeld. De volgende dag is verdachte met drie andere personen naar [bedrijf] gereden, heeft hij de Nissan Qashqai gestolen en daarna is door een medeverdachte met een hakbijl een ruit bij [bedrijf] ingeslagen. Ook deze feiten waren erg beangstigend.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank onder meer rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad, waarop geen soortgelijke feiten staan.
Door de reclassering is op 29 maart 2023 een reclasseringsrapport opgemaakt. Uit dit inmiddels bijna één jaar oude rapport volgt dat verdachte volgens de schorsingsvoorwaarden van de voorlopige hechtenis een ambulante behandeling volgt bij Ambulant Centrum [zorgorganisatie] . Door de officier van justitie heeft kort voor de zitting van 12 maart 2024 per e-mail een update gestuurd waarin zij heeft verklaard dat zij contact heeft gehad met de reclassering en de reclassering haar heeft gemeld dat verdachte nog immer bij [zorgorganisatie] behandeling ondergaat, dat dit erg goed verloopt en dat de reclassering op dit moment geen redenen ziet naast deze behandeling nog bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte kan namelijk de behandeling bij [zorgorganisatie] ook op vrijwillige basis ondergaan en verdachte heeft tegen de reclassering gezegd hiertoe zeer gemotiveerd te zijn. Verdachte heeft desgevraagd op zitting gesteld dat de behandeling bij [zorgorganisatie] hem helpt bij zijn woedebeheersing en heeft beaamd dat hij zeer gemotiveerd is om de behandeling voort te zetten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte na zijn schorsing geen contact meer heeft gezocht met aangeefster en dat de behandeling bij [zorgorganisatie] hem kennelijk helpt bij zijn woedebeheersing en copingproblemen en dat de problemen thans beheersbaar lijken. Gelet hierop en ook gelet op het feit dat de belaging slechts kort heeft geduurd en dat het om oudere feiten gaat, ziet de rechtbank nu geen reden meer om een voorwaardelijke straf op te leggen.
Wel dient verdachte nog een taakstraf te verrichten. De door de officier van justitie geëiste taakstraf acht de rechtbank passend en de rechtbank zal conform die eis aan verdachte opleggen een taakstraf van 120 uren met aftrek van voorarrest, bij niet uitvoeren te vervangen door 60 dagen vervangende hechtenis.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 285, 285b en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02-130503-22:
feit 1:Belaging;
feit 2:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Parketnummer 05-126715-20:
feit 1:Diefstal, gevolgd van geweld om bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van
2 uur per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak onder parketnummer 02-130503-23 op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. M. Veldhuizen en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 maart 2024.
Mr. Sterk en mr. Mullers zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.