ECLI:NL:RBZWB:2024:1974

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 23_3987
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen afwijzing van bijzondere bijstand

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet-ontvankelijk verklaren van haar bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor nieuwe gordijnen, welke door het college op 5 april 2023 werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk met een besluit op 15 juni 2023. De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat eiseres te laat bezwaar heeft gemaakt, aangezien de termijn voor indienen op 17 mei 2023 eindigde en zij pas op 19 mei 2023 bezwaar maakte. De rechtbank moet beoordelen of deze termijnoverschrijding aan eiseres kan worden toegerekend. Eiseres heeft aangevoerd dat zij door haar psychische stoornis en behandeling niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat was om op tijd bezwaar te maken en dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en haar reiskosten vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3987

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het college
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet-ontvankelijk verklaren van haar bezwaar.
1.1.
Eiseres heeft een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor nieuwe gordijnen in haar slaapkamer. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 5 april 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 15 juni 2023 op het bezwaar van eiseres heeft het college het bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college het bezwaarschrift van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Was het bezwaarschrift te laat?
3. Niet in geschil is dat eiseres te laat bezwaar heeft gemaakt. De laatste dag, waarop tijdig een bezwaarschrift kon worden ingediend, was 17 mei 2023. Eiseres heeft digitaal bezwaar gemaakt op 19 mei 2023.
Is de termijnoverschrijding verschoonbaar?
4. De vraag die de rechtbank in geval van een termijnoverschrijding moet beantwoorden, is of “redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiseres in verzuim is geweest”. Daarvoor moet de rechtbank eerst beoordelen of het te laat indienen van het bezwaarschrift aan eiseres kan worden toegerekend. Kan de termijnoverschrijding niet aan eiseres worden toegerekend, dan moet de rechtbank vervolgens beoordelen of zij het bezwaarschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd. Is dat het geval, dan is de termijnoverschrijding verschoonbaar. [1]
Kan het te laat indienen van het bezwaarschrift aan eiseres worden toegerekend?
5.1
Het niet tijdig indienen van een bezwaar- of beroepschrift kan niet aan eiseres worden toegerekend als haar daarvan geen verwijt kan worden gemaakt. Dat is in elk geval zo wanneer moet worden vastgesteld dat er een duidelijke verhindering voor eiseres was om tijdig bezwaar te maken.
5.2
Eiseres stelt zich op het standpunt dat de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is. Zij volgt sinds 2015 een traject bij de GGZ vanwege haar psychische stoornis. Eiseres heeft last van stemmen in haar hoofd. Vorig jaar is er een diagnose bij haar gesteld en van januari tot en met juni 2023 volgde zij hiervoor een intensieve behandeling, waarbij zij twee keer per week een psycholoog bezocht. Zij kon in die periode niet zelfstandig bezwaar maken. Op de zitting heeft zij verteld dat zij uiteindelijk bezwaar heeft gemaakt met hulp van een begeleidster die zij heeft op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Dit was niet eerder mogelijk, omdat deze begeleidster een tijd afwezig is geweest. Het college had hier volgens eiseres rekening mee moeten houden. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft zij een brief van haar behandelaar overgelegd.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat eiseres met haar mondelinge uitleg op zitting in samenhang met de door haar overgelegde brief van haar behandelaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat was om op tijd bezwaar te maken. Eiseres, die onbetwist heeft gesteld dat zij begeleiding op grond van de Wmo ontvangt, kan daarvan geen verwijt worden gemaakt. Daarom kan niet aan eiseres worden toegerekend dat zij te laat bezwaar heeft gemaakt.
Heeft eiseres het bezwaarschrift zo spoedig mogelijk ingediend?
6. De rechtbank is van oordeel dat eiseres in de door haar genoemde omstandigheden zo spoedig mogelijk bezwaar heeft gemaakt als redelijkerwijs van haar kon worden verlangd. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat zij hulp nodig had bij het indienen van een bezwaarschrift en dat zij heeft dit gedaan, zodra zij over deze hulp beschikte. Zoals de rechtbank hiervoor onder 4. heeft overwogen, volgt hieruit dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.

Conclusie en gevolgen

7.1
Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 6:11 van de Awb. Dit betekent dat niet redelijkerwijs kon worden geoordeeld dat eiseres bij het te laat indienen van het bezwaarschrift in verzuim is geweest. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een inhoudelijke beslissing over het bezwaarschrift van eiseres te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan het college op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). De reden hiervoor is dat deze zaak tot nu toe alleen ging over de ontvankelijkheid van het bezwaar.
7.2
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor 6 weken.
7.3
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar reiskosten ter hoogte van € 16,12 voor het bijwonen van de zitting.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 15 juni 2023;
- draagt het college op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 16,12 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:11
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:72, vierde lid
De bestuursrechter kan, indien toepassing van het derde lid niet mogelijk is, het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij:
a. bepalen dat wettelijke voorschriften over de voorbereiding van het nieuwe besluit of de andere handeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijven;
b. het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31.