In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 22 maart 2024, wordt het beroep van de belanghebbende behandeld. Het beroepschrift is op 8 februari 2023 ontvangen door de rechtbank Noord-Holland, die het heeft doorgezonden naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, omdat deze rechtbank bevoegd is om het beroep te behandelen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen.
De rechtbank legt uit dat iemand die beroep instelt, verplicht is om griffierecht te betalen, zoals vastgelegd in artikel 8:41 van de Awb. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 50,-. De griffier heeft de belanghebbende in een brief van 10 juni 2023 gewezen op de verplichting om het griffierecht binnen vier weken te betalen. Een tweede herinnering is verzonden op 9 juli 2023, waarbij belanghebbende opnieuw de kans kreeg om het griffierecht te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangetekende brief op 13 juli 2023 is bezorgd, maar dat belanghebbende het griffierecht niet tijdig heeft betaald.
Belanghebbende heeft geen reden opgegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, waardoor er geen verontschuldiging voor dit verzuim is aangetoond. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Dekkers, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.