In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald. De belanghebbende had de verplichting om het griffierecht van € 365,- tijdig te betalen, maar heeft dit niet gedaan. De griffier heeft de belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en de termijn waarbinnen dit betaald moest worden. Ondanks deze waarschuwingen heeft de belanghebbende het griffierecht niet op tijd voldaan en geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven.
De rechtbank legt uit dat volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig betalen van het griffierecht leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, tenzij er een goede reden is voor het verzuim. Aangezien de belanghebbende geen goede reden heeft opgegeven, blijft het bestreden besluit in stand. Daarnaast heeft de belanghebbende verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn, maar dit verzoek wordt afgewezen omdat de redelijke termijn in eerste aanleg niet is overschreden. De rechtbank besluit het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en wijst het verzoek om schadevergoeding af.