ECLI:NL:RBZWB:2024:1958
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2024, wordt beslist over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De beroepen zijn gericht tegen naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en de daarbij opgelegde boetebeschikkingen voor de periodes van 31 maart 2023 tot en met 29 juni 2023 en van 30 juni 2020 tot en met 29 september 2020. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat het griffierecht niet is betaald. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen wanneer het beroep niet-ontvankelijk is.
De rechtbank legt uit dat het betalen van griffierecht een vereiste is voor het instellen van beroep, zoals vastgelegd in artikel 8:41 van de Awb. In deze zaak was het griffierecht vastgesteld op € 50,-. De griffier had belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar belanghebbende heeft dit niet tijdig gedaan. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldigbare reden is voor het niet betalen van het griffierecht, aangezien belanghebbende geen enkele reden heeft opgegeven voor dit verzuim.
Daarom verklaart de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk, wat betekent dat de rechtbank de inhoudelijke beoordeling van de beroepen achterwege laat en de bestreden besluiten in stand blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.