In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een 24-jarige studente en het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. De studente had een aanvraag ingediend voor een eenmalige energietoeslag, welke door het college op 20 september 2022 was afgewezen. Het college verklaarde de bezwaren van de studente tegen deze afwijzing ongegrond in een besluit van 15 december 2022. De studente stelde beroep in tegen dit besluit, waarbij zij betoogde dat haar studiefinanciering niet als inkomen mocht worden aangemerkt en dat het college ongerechtvaardigd onderscheid maakte tussen studenten en andere personen in vergelijkbare financiële situaties.
De rechtbank heeft de zaak op 6 februari 2024 behandeld. De rechtbank oordeelde dat het college de studiefinanciering terecht als inkomen had aangemerkt op basis van de Participatiewet. De rechtbank concludeerde dat de studente, door haar bijbaan en studiefinanciering, boven de inkomensgrens van 130% van de bijstandsnorm uitkwam, waardoor zij niet in aanmerking kwam voor de energietoeslag. De rechtbank verwierp ook de stelling van de studente dat de beleidsregels in strijd waren met het evenredigheidsbeginsel en dat er dringende redenen waren om van de beleidsregels af te wijken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de studente op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.