ECLI:NL:RBZWB:2024:1906

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 23_452
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag eenmalige energietoeslag door college van burgemeester en wethouders van Tilburg

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een 24-jarige studente en het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. De studente had een aanvraag ingediend voor een eenmalige energietoeslag, welke door het college op 20 september 2022 was afgewezen. Het college verklaarde de bezwaren van de studente tegen deze afwijzing ongegrond in een besluit van 15 december 2022. De studente stelde beroep in tegen dit besluit, waarbij zij betoogde dat haar studiefinanciering niet als inkomen mocht worden aangemerkt en dat het college ongerechtvaardigd onderscheid maakte tussen studenten en andere personen in vergelijkbare financiële situaties.

De rechtbank heeft de zaak op 6 februari 2024 behandeld. De rechtbank oordeelde dat het college de studiefinanciering terecht als inkomen had aangemerkt op basis van de Participatiewet. De rechtbank concludeerde dat de studente, door haar bijbaan en studiefinanciering, boven de inkomensgrens van 130% van de bijstandsnorm uitkwam, waardoor zij niet in aanmerking kwam voor de energietoeslag. De rechtbank verwierp ook de stelling van de studente dat de beleidsregels in strijd waren met het evenredigheidsbeginsel en dat er dringende redenen waren om van de beleidsregels af te wijken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de studente op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/452 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J.M. Voogt),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het college
(gemachtigde: mr. A.D.M. Rombouts).

Inleiding

1. In een besluit van 20 september 2022 heeft het college de aanvraag van eiseres voor eenmalige energietoeslag afgewezen. In een besluit van 15 december 2022 heeft het college de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, mr. I.A.C. Cools (kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseres) en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

Relevante feiten en omstandigheden
2. Eiseres is een 24-jarige voltijd studente. Zij ontvangt studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: Wsf 2000) en heeft daarnaast inkomsten uit een bijbaan. Op 29 augustus 2022 heeft zij een eenmalige energietoeslag aangevraagd bij het college. Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 20 september 2022 afgewezen omdat het inkomen van eiseres hoger is dan 120% van de voor haar geldende bijstandsnorm. In het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Bestreden besluit
3. Op het moment dat het bestreden besluit is genomen, gaat het beleid van het college uit van de inkomensgrens van 130% van de toepasselijke bijstandsnorm en ligt dan voor een alleenstaande op € 1.360,75 netto per maand (exclusief vakantietoeslag). Volgens het college komt eiseres niet in aanmerking voor de eenmalige energietoeslag, omdat de inkomsten van eiseres hoger zijn dan de 130% van de toepasselijke bijstandsnorm.
3.1.
Het inkomen uit studiefinanciering bedraagt € 932,87 netto per maand. Volgens het college dient het inkomen uit studiefinanciering op grond van artikel 33, tweede lid, van de Participatiewet mee te tellen voor het normbedrag voor levensonderhoud. Dit artikel is van dwingendrechtelijke aard. Het college stelt verder dat het afsluiten van een rentedragende lening moet worden gezien als een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet.
3.2.
Daarnaast heeft eiseres een bijbaan waarmee zij maandelijks € 1.144,00 bruto per maand verdient. Dat is meer dan € 427,88 netto per maand, het verschil tussen de inkomensgrens van € 1.360,75 en het normbedrag voor studiefinanciering. Haar totale inkomen komt hiermee ruim boven de bijstandsnorm uit.
Beroepsgronden
4. Eiseres stelt dat zij ten onrechte niet in aanmerking is gebracht voor de eenmalige energietoeslag, omdat het college haar studiefinanciering niet mag aanmerken als inkomen.
4.1.
Ook is zij van mening dat toepassing van de Beleidsregels 130 % Eenmalige Energietoeslag 2022 gemeente Tilburg (hierna: de beleidsregels) maakt dat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Eiseres wijst op het doel van de regeling voor de energietoeslag en op de gevolgen voor haar van het niet toekennen van de energietoeslag. Daardoor is eiseres genoodzaakt haar lening bij DUO te verhogen om in haar energiekosten te voorzien. Door de rente die zij over haar lening betaalt, zal zij straks meer energiekosten maken dan dat zij in beginsel verschuldigd was aan de energiemaatschappij. Een ander gevolg is dat het aanwenden van studiefinanciering voor energiekosten een rechtstreekse invloed heeft op de schuldenlast en daarom op haar mogelijkheden om in de toekomst een hypothecaire lening af te sluiten. Verder meent eiseres dat het onredelijk is om haar te verplichten deze kosten op te vangen met een instrument, waarvan vaststaat dat deze op korte termijn zal worden afgeschaft vanwege sociaal economische omstandigheden.
4.2.
Daarnaast stelt eiseres dat er door het college een ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen studenten en andere personen in een vergelijkbare financiële situatie. Eiseres stelt dat, gelet op de hoogte van het normbedrag studiefinanciering, studenten al snel werkzaamheden moeten verrichten om voldoende middelen tot hun beschikking te hebben, waardoor zij snel de inkomensgrens zullen overschrijden. Op deze wijze worden studenten indirect uitgesloten van de energietoeslag.
4.3.
Gelet op deze omstandigheden stelt eiseres dat er voldoende dringende redenen zijn om in afwijking van de beleidsregels in aanmerking te komen voor de eenmalige energietoeslag. Zij doet een beroep op de hardheidsclausule.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag van eiseres voor een eenmalige energietoeslag terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Vormt studiefinanciering in aanmerking te nemen inkomen in de zin van de Participatiewet?
7. Niet in geschil is dat eiseres in de drie maanden voorafgaand aan haar aanvraag een inkomen had dat hoger is dan 130 % van de voor haar geldende bijstandsnorm. Verder staat vast dat het inkomen van eiseres lager was dan deze inkomensgrens als het college de aanspraak van eiseres op studiefinanciering buiten beschouwing had gelaten. In geschil is of het college hiertoe had moeten overgaan.
7.1.
In de beleidsregels is aansluiting gezocht bij het inkomensbegrip uit de Participatiewet. In de artikelen 32 en 33 van de Participatiewet, in combinatie met artikel 3.18 van de Wsf 2000, is geregeld dat en welk bedrag aan inkomen uit studiefinanciering wordt meegerekend bij het in aanmerking te nemen inkomen. Artikel 33, tweede lid, van de Participatiewet is dwingendrechtelijk geformuleerd. Het college was daarom gehouden om het in artikel 3.18 van de Wsf 2000 genoemde bedrag aan studiefinanciering als inkomen van eiseres aan te merken. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] moet de tot de studiefinanciering behorende component 'rentedragende lening' als middel worden beschouwd, waarover in het kader van de voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet wordt beschikt of redelijkerwijs kan worden beschikt. Dat betekent dat de studiefinanciering van eiseres in aanmerking te nemen inkomen vormt in de zin van de Participatiewet.
Heeft het college ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt?
8. De rechtbank is van oordeel dat het college geen ongerechtvaardigd onderscheid maakt. Studenten worden niet categoraal uitgesloten van recht op bijstand. Er wordt door het college geen onderscheid gemaakt tussen studenten en andere personen in financiële moeilijkheden. Het besluit om eiseres geen eenmalige energietoeslag toe te kennen is gebaseerd op haar feitelijke inkomen en niet op haar status als studente.
Moet er (contra legem) getoetst worden aan het evenredigheidsbeginsel?
9. Eiseres heeft betoogd dat strikte toepassing van artikel 33, tweede lid, van de Participatiewet in haar geval tot zodanige onbillijke en onevenredige gevolgen leidt dat het college van die toepassing had moeten afzien. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog. Het toetsingsverbod van artikel 120 van de Grondwet staat bij de huidige stand van de rechtsontwikkeling in de weg aan toetsing van het dwingend geformuleerde artikel 33, tweede lid, van de Participatiewet aan het evenredigheidsbeginsel. Verder bestaat in dit geval geen aanleiding voor zogenoemde contra legem toepassing van dit beginsel. De essentie van genoemde bepaling is dat studenten gebruik moeten maken van de volledige leenmogelijkheid in het kader van de studiefinanciering om te voorzien in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, waaronder de energielasten. Deze essentie kan de wetgever bij het vaststellen van de betrokken wettelijke bepaling niet zijn ontgaan, zodat moet worden aangenomen dat de wetgever dit gevolg bewust heeft bedoeld en voorzien. Van niet door de wetgever verdisconteerde omstandigheden waaronder tot contra legem toepassing kan worden overgegaan, is dan ook geen sprake. [2]
Zijn er dringende redenen om af te wijken van de beleidsregels?
10. De rechtbank is van oordeel dat het college in wat eiseres naar voren heeft gebracht ook geen aanleiding hoefde te zien om de hardheidsclausule uit artikel 5 van de beleidsregels toe te passen. De rechtbank merkt hierbij op dat eiseres niet concreet heeft gemaakt wat haar energielasten zijn (geweest) en hoeveel extra zij hiervoor heeft moeten lenen. Ook heeft eiseres niet onderbouwd dat zij niet in staat is of was om die lasten te dragen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van J. Boer-IJzelenberg, griffier, op19 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet

Ingevolge artikel 15 van de Participatiewet bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.
Artikel 33, tweede lid, van de Participatiewet bepaalt dat het inkomen uit studiefinanciering op grond van de Wsf 2000 in aanmerking wordt genomen naar het van toepassing zijnde normbedrag voor de kosten van levensonderhoud, genoemd in artikel 3.18 van de Wsf 2000 en, indien een toeslag als bedoeld in artikel 3.5 van die wet is toegekend, het bedrag aan toeslag, genoemd in artikel 3.18 van die wet. Ten tijde hier van belang bedroeg het normbedrag voor een uitwonende student die hoger onderwijs volgt € 932,87.
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
Ingevolge het vierde lid van dit artikel kan, in afwijking van het eerste lid, tot en met 30 juni 2023 bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande of een gezin worden verleend in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had.

Beleidsregels 130% Eenmalige Energietoeslag 2022 gemeente Tilburg

Artikel 1: Begripsbepalingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
a. wet: Participatiewet;
(…)
e. student: persoon van 18 tot en met 26 jaar die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering als bedoeld in artikel 3.1, eerste of tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000 kan bestaan;
f. maximale beurs: bedrag dat een uitwonende student van DUO krijgen kan door maximaal te lenen; de maximale beurs bedraagt per 010722 voor een student HBO/WO €932,87 en voor een student MBO €766,06 euro;
g. in aanmerking te nemen inkomen van studenten: de maximale beurs vermeerderd met inkomsten uit een bijbaan of andere verdiensten. Het inkomen van een eventuele partner telt ook mee. (…)
Artikel 2: Doelgroep eenmalige energietoeslag 2022
1. De eenmalige energietoeslag 2022 van € 800,- per adres is bedoeld voor een huishouden met een laag inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en wordt ambtshalve of op aanvraag als bijzondere bijstand verleend.
2. De aanvulling op de eenmalige energietoeslag 2022 van € 500,- per adres wordt ambtshalve vertrekt aan huishoudens die eerder ambtshalve of na een aanvraag de toeslag uit artikel 2.1 hebben ontvangen.
3. De EET2022 kan vanaf 15 september 2022 worden aangevraagd door een student ouder dan 18 maar jonger dan 27 jaar die woont in een zelfstandige woonruimte en aan kan tonen dat hij zelf de woon- en energiekosten betaalt voor het adres waar hij woont;
4. Voor de toepassing van deze regeling wordt het vermogen niet in aanmerking genomen.
5a. Een huishouden (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwden) heeft een laag inkomen als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. De kostendelersnorm wordt buiten beschouwing gelaten.
5b. Een student heeft een laag inkomen als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen van de student niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwden). De kostendelersnorm wordt buiten beschouwing gelaten.
6. Tot een huishouden wordt niet gerekend de persoon die:
a. in een inrichting verblijft als bedoeld in artikel 1 aanhef en onderdeel f van de wet;
of
b. is ingeschreven in de basisregistratie personen als ingezetene met enkel een briefadres.
7. Per adres wordt één keer het maximale bedrag van € 1300,- verstrekt.
7a. Bij ambtshalve toekenning: Indien op één adres meerdere personen wonen die voldoen aan de doelgroep- en inkomenscriteria volgens lid 3 en 4 van artikel 2, ontvangt degene die volgens het BRP het langst op het adres woont de EET2022. Wij merken diegene aan als hoofdbewoner.
7b. Bij toekenning op aanvraag: We betalen de EET2022 uit aan de persoon die voldoet aan de doelgroep- en inkomenscriteria volgens lid 5a en 5b en lid 6 van artikel 2 en van wiens bankrekeningnummer de energiekosten voor het adres betaald worden.
7c. Bij inkomen uit zelfstandig bedrijf of beroep gaan we in afwijking van de referteperiode uit van het inkomen exclusief vakantietoeslag over het kalenderjaar voorafgaand aan de ambtshalve toekenning. Basis hiervoor is primair de (voorlopige) aanslag over dat jaar en secundair de aangifte.
Artikel 2a
1. Een eenmalige energietoeslag 2022 van € 1300,- is vanaf 7 oktober aan te vragen door een huishouden met een inkomen tussen de 120% en 130% van de toepasselijke bijstandsnorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwden). De kostendelersnorm wordt buiten beschouwing gelaten.
2. Studenten met een gedurende de referteperiode in aanmerking te nemen inkomen tussen de 120 en 130% van de toepasselijke bijstandsnorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwden), in acht nemend de criteria uit artikel 2.3, kunnen vanaf 7 oktober een aanvraag doen voor een energietoeslag van € 1300,- . De kostendelersnorm wordt buiten beschouwing gelaten.
Artikel 5: Hardheidsclausule
1. Als de aanvrager niet in aanmerking komt voor een eenmalige energietoeslag kan het college, gelet op alle omstandigheden, in het individuele geval beoordelen of de aanvrager in afwijking van deze beleidsregels alsnog in aanmerking komt voor een eenmalige energietoeslag, indien dringende redenen hiertoe noodzaken.

Voetnoten

1.Uitspraak van Centrale Raad van Beroep van 12 oktober 2021, ECLI:NL:CRVB:2021 en uitspraak van Centrale Raad van Beroep van 5 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:867.
2.Zie ook de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 oktober 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:7251.