Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,
de heffingsambtenaar van SaBeWa Zeeland, de heffingsambtenaar,
de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid), de minister.
Inleiding
Feiten
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie en gevolgen
.Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van € 875,- per punt en de wegingsfactor 1. Ook heeft belanghebbende recht op 1 punt voor het verzoek om immateriële schade met een waarde van € 875,- en de wegingsfactor 0,25. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dus in totaal € 1.968,75,-. Deze vergoeding moet rechtstreeks aan belanghebbende zelf worden betaald. [2]
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 34,62;
- veroordeelt de minister tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 115,38;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 1.968,75 aan proceskosten aan belanghebbende;
- gelast dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 49 aan belanghebbende moet vergoeden.