ECLI:NL:RBZWB:2024:1865

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 23_11600
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van toestemming voor beveiligingswerkzaamheden op basis van betrouwbaarheidseisen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van de korpschef van politie beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 oktober 2023, waarin zijn verzoek om toestemming voor beveiligingswerkzaamheden werd afgewezen. De korpschef had deze afwijzing gemotiveerd door te stellen dat eiser onvoldoende betrouwbaar was, mede naar aanleiding van een strafbaar feit waarbij hij 111 kilo vuurwerk in zijn bezit had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef de afwijzing terecht heeft gehandhaafd, omdat eiser niet voldeed aan de betrouwbaarheidseisen die zijn vastgelegd in de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr). De rechtbank oordeelt dat de korpschef de b-grond heeft toegepast, waarbij het gedrag van eiser en de gepleegde overtredingen voldoende aanleiding gaven om de toestemming te onthouden. Eiser had ook een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan, maar dit werd eerder afgewezen. De rechtbank concludeert dat de korpschef de toestemming terecht heeft geweigerd, en dat er geen sprake is van onevenredige benadeling van eiser. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiser krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11600

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. H.F. van Boxel),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Andelbeek).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de korpschef van 23 oktober 2023 om eisers bezwaar ongegrond te verklaren. De korpschef heeft met de beslissing op bezwaar het primair besluit van 10 juli 2023 in stand gelaten, waarmee de korpschef eiser zijn toestemming om beveiligingswerkzaamheden te mogen verrichten heeft onthouden omdat eiser volgens hem onvoldoende betrouwbaar is.
1.1.
De korpschef heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de korpschef.

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden

2. Op 26 november 2022 is eiser door de politie staande gehouden te [plaats 2] . Eiser was onderweg van [plaats 3] (Duitsland) naar [plaats 1] , zijn woonplaats. De politie trof 111 kilo vuurwerk aan in de laadruimte van zijn bestelbus. Het Openbaar Ministerie heeft eiser op 30 maart 2023 een strafbeschikking van € 1.100,- opgelegd vanwege het invoeren en voorhanden hebben van een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk. [1] Na het verstrijken van de verzetstermijn heeft het Openbaar Ministerie de strafbeschikking ingetrokken en de strafzaak op beleidsmatige gronden geseponeerd.
Naar aanleiding van het geconstateerde strafbaar feit liep, ten tijde van de aanvraag om voor [b.v. 1] . in [plaats 4] beveiligingswerkzaamheden te mogen verrichten, ook een procedure om de toestemming in te trekken voor eisers werkzaamheden bij [b.v. 2] De korpschef van eenheid Oost-Brabant heeft bij besluit van 28 juni 2023 zijn toestemming ingetrokken.
Procesverloop
3. Op 6 januari 2023 heeft [b.v. 1] . uit [plaats 4] een aanvraag gedaan bij de korpschef als bedoeld in artikel 7, tweede lid van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr). De korpschef heeft eiser op 17 mei 2023 een voornemen tot onthouding van de toestemming gestuurd. Op 10 juli 2023 heeft de korpschef van eenheid Zeeland-West-Brabant de aangevraagde toestemming onthouden. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en dat is ongegrond verklaard.
Eiser heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dat verzoek in een uitspraak van 29 december 2023 afgewezen, vanwege het ontbreken van voldoende spoedeisend belang. [2]

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt het besluit van de korpschef om de weigering van de toestemming om beveiligingswerkzaamheden te mogen verrichten in stand te laten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Omvang van het geschil
5. Partijen verschillen van mening over de vraag of de korpschef eiser de toestemming om beveiligingswerkzaamheden te verrichten terecht heeft onthouden. Hoewel eiser in zijn beroepschrift ook refereert aan het primair besluit van de korpschef van eenheid Oost-Brabant tot intrekking van de toestemming, ziet het bestreden besluit dat voorligt alleen op het onthouden van de toestemming door de korpschef van eenheid Zeeland-West-Brabant. De rechtbank beoordeelt daarom ook alleen dit besluit.
Wanneer onthoudt de korpschef toestemming om beveiligingswerkzaamheden te verrichten?
6. Op grond van de Wpbr mag een beveiligingsorganisatie geen medewerkers te werk stellen voor beveiligingswerkzaamheden zonder dat voor hen toestemming is verleend door de korpschef. [3] De korpschef onthoudt de toestemming indien de desbetreffende persoon niet beschikt over de bekwaamheid en de betrouwbaarheid die nodig zijn voor het te verrichten werk. [4] Dit is een gebonden bevoegdheid. Het is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), dat de korpschef wel beoordelingsruimte toekomt bij de beoordeling of een persoon voldoende betrouwbaar is. [5] Ter uitvoering van de Wpbr heeft de korpschef de beschikking over de Beleidsregels particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus 2019 (Bpbr, hierna: beleidsregels), die door de Minister van Justitie en Veiligheid zijn vastgesteld.
De korpschef onthoudt zijn toestemming op grond van de beleidsregels indien bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid blijkt van veroordelingen en andere rechterlijke uitspraken (de a-grond) en/of andere omtrent de aanvrager bekende feiten (de b-grond). De terugkijktermijn in het kader van de a-grond bedraagt acht dan wel vier jaar, afhankelijk van de opgelegde straf. De korpschef kan afwijken van deze termijn, indien toepassing daarvan een voor betrokkene onevenredig nadeel zou meebrengen ten opzichte van het daarmee te dienen belang.
De b-grond uit de beleidsregels houdt in dat de korpschef de toestemming kan weigeren wanneer op grond van andere (dan de a-grond) bekende en relevante feiten kan worden aangenomen dat de betrokkene onvoldoende betrouwbaar is om voor een beveiligingsorganisatie of een recherchebureau werkzaamheden te verrichten dan wel onvoldoende betrouwbaar is om de belangen van de veiligheidszorg of de goede naam van de bedrijfstak niet te schaden. Dit zal, zo schrijven de beleidsregels in paragraaf 3.3 voor, met name – maar niet uitsluitend – het geval zijn wanneer betrokkene er blijk van heeft gegeven rechtsregels naast zich neer te leggen waarvan de overtreding kan worden beschouwd als een tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde.
Waarom heeft de korpschef eiser zijn toestemming onthouden?
7. De korpschef stelt dat eiser niet beschikt over de betrouwbaarheid die nodig is voor het verrichten van beveiligingswerkzaamheden. De korpschef heeft kennelijk de b-grond toegepast en onderbouwt zijn standpunt met het strafbaar feit dat eiser gepleegd heeft. Dat de strafbeschikking voor dit feit is ingetrokken en de strafzaak is geseponeerd, heeft slechts tot gevolg dat niet rechtstreeks de a-grond van toepassing is. De korpschef meent dat het door eiser gepleegde strafbaar feit voldoende is om de toestemming op de b-grond te onthouden, maar voert aan dat ook eisers gedrag aantoont dat hij onvoldoende betrouwbaar is. Zo voert hij aan dat eiser het verbod om professioneel vuurwerk in te voeren en voorhanden te hebben welbewust heeft overtreden en dat eiser ervoor heeft gekozen een rechtsregel naast zich neer te leggen. De korpschef vindt dat eisers gedrag tegen politiemedewerkers ten tijde van en nadat hij werd staande gehouden, ook afbreuk doet aan zijn betrouwbaarheid.
Kon de korpschef concluderen dat eiser onvoldoende betrouwbaar is?
8. Zoals hiervoor al is vastgesteld, staat vast dat eiser 111 kilogram vuurwerk in zijn auto vervoerde en dat hij dit invoerde vanuit Duitsland. Dat dat een strafbaar feit is, staat ook vast. De rechtbank ziet in hetgeen eiser verder heeft aangevoerd over de omstandigheden waaronder dit strafbaar feit plaatsvond geen aanleiding voor het oordeel dat de korpschef eiser hiervoor niet geheel verantwoordelijk kon houden. Ook is er geen aanleiding voor het oordeel dat de korpschef de vastgestelde overtreding niet zou kunnen kwalificeren als een tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde. Gelet hierop kon de korpschef ook tot het oordeel komen dat eiser onvoldoende betrouwbaar was voor het verrichten van beveiligingswerkzaamheden.
8.1.
De korpschef heeft ook nog gewezen op het dwingende en/of intimiderende gedrag van eiser tegen politiemedewerkers toen hij werd staande gehouden en daarna en heeft ook dat gedrag benoemd als ondersteuning van zijn oordeel dat eiser onvoldoende betrouwbaar is. Eiser heeft hetgeen daarover is beschreven in de processen-verbaal niet inhoudelijk en onderbouwd betwist en ook niet voorzien van enige uitleg en onderbouwing op basis waarvan dat gedrag hem niet toe te rekenen zou zijn. De korpschef heeft ook hierin een extra onderbouwing voor zijn oordeel kunnen zien.
Heeft de korpschef zijn toestemming terecht onthouden?
9. De rechtbank stelt voorop dat de korpschef in dit geval de toestemming moet onthouden. [6] Dat eiser onevenredig benadeeld is door het weigeren van de toestemming, volgt de rechtbank niet. Hoewel eiser met stukken van zijn boekhouder het inkomensverlies dat hij de afgelopen periode heeft geleden heeft onderbouwd en eiser ook een brief van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij is aangemeld als slachtoffer van de kinderopvangtoeslagenaffaire, blijkt niet dat eiser geen werk (kan) verricht(en). Zo heeft eiser ook een verklaring overgelegd, waaruit blijkt dat een (oud-)opdrachtgever hem graag in dienst zou willen nemen als gastheer. Dat dit werk minder goed betaalt dan zijn beveiligingswerkzaamheden, leidt de rechtbank niet tot het oordeel dat eiser onevenredig nadelige gevolgen van het onthouden van toestemming ondervindt.
9.1.
De rechtbank ziet in de motivering van de korpschef ook geen gebrek, nu de korpschef heeft overwogen waarom weigering van de toestemming noodzakelijk, evenwichtig en geschikt is in het geval van eiser. Zo heeft de korpschef overwogen dat een minder zware maatregel (een waarschuwing) niet passend is in verhouding tot het gepleegde strafbaar feit en eisers gedrag tegenover politiemedewerkers. Eiser hoort juist goed samen te werken met de politie, om zijn beveiligingswerkzaamheden goed te kunnen verrichten. Ook heeft de korpschef eisers belang bij het verrichten van zijn normale werk (inkomen en werkplezier) afgewogen tegen het belang van een betrouwbare veiligheidszorg.
9.2.
Eisers stelling dat de korpschef ten onrechte geen geldigheidstermijn heeft opgenomen in zijn besluit tot onthouding, kan niet leiden tot het door hem gewenste resultaat omdat noch de wet, noch het beleid of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur daartoe verplichten. Dat eiser graag wil weten wanneer er weer een reële kans is dat een nieuw verzoek om toestemming wel wordt gehonoreerd is begrijpelijk. Hij kan daarvoor te rade gaan in de beleidsregels en zal ook geen nieuwe bezwaren tegen zijn betrouwbaarheid moeten oproepen. Zoals namens de korpschef ter zitting is toegelicht kan voor eiser op elk moment een nieuwe aanvraag worden gedaan, maar is die niet kansrijk als er niet voldoende tijd is verstreken of de situatie zo is gewijzigd dat de korpschef niet langer bezwaren heeft. De rechtbank is van oordeel dat de korpschef de toestemming terecht heeft geweigerd. Ook de andere argumenten van eiser veranderen dit oordeel niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de korpschef heeft kunnen concluderen dat eiser onvoldoende betrouwbaar is voor het verrichten van beveiligingswerkzaamheden en dat de korpschef de toestemming terecht heeft onthouden. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.M.J.C. Paijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr.P.H.M. Verdonschot, griffier, op 14 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Hetgeen kwalificeert als misdrijf op grond van artikel 1.2.2, eerste lid en artikel 1.2.4, eerste lid van het Vuurwerkbesluit.
2.Zie Rb. Zeeland-West-Brabant, 29 december 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:9230.
3.Zie artikel 7, tweede lid, eerste volzin, van de Wpbr.
4.Zie artikel 7, vierde lid, eerste volzin, van de Wpbr.
5.Zie ABRvS 12 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1871.
6.Omdat eiser onvoldoende betrouwbaar is volgens de korpschef, zie artikel 7, vierde lid, eerste volzin van de Wpbr.