ECLI:NL:RBZWB:2024:1840
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en de fiscale partnerschap van belanghebbende
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 7 april 2023 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2019 heeft opgelegd. De aanslag is vastgesteld op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.203, waarbij de inspecteur ook belastingrente in rekening heeft gebracht. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar dit is door de inspecteur ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 8 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de aanslag en het fiscaal partnerschap van belanghebbende en zijn ex-partner beoordeeld. Belanghebbende stelde dat hij recht had op een hogere aftrekpost voor negatieve inkomsten uit eigen woning en dat betalingen aan zijn ex-partner als alimentatie moesten worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende en zijn ex-partner voor het jaar 2019 als fiscale partners worden aangemerkt, omdat het verzoek om echtscheiding pas na het belastingjaar is ingediend. Dit betekent dat de inspecteur de negatieve inkomsten uit eigen woning correct heeft verdeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de door belanghebbende betaalde hypotheeklasten en overboekingen naar de rekening van zijn ex-partner niet als alimentatie kunnen worden aangemerkt, omdat belanghebbende niet heeft aangetoond dat er een rechtens afdwingbare verplichting tot alimentatie bestond. De rechtbank concludeert dat de aanslag correct is opgelegd en dat het beroep van belanghebbende ongegrond is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen griffierecht of proceskostenvergoeding toe aan belanghebbende.