In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslag forensenbelasting voor het jaar 2021 beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Veere had aan belanghebbende een aanslag opgelegd, die hij ongegrond verklaarde. Belanghebbende, eigenaar van een vakantiewoning in de gemeente Veere, had zijn hoofdverblijf buiten deze gemeente en verhuurde zijn woning via een verhuurkantoor. De rechtbank onderzoekt of de heffingsambtenaar terecht de aanslag heeft opgelegd, waarbij de voorwaarden van de Gemeentewet en de Verordening voor forensenbelasting worden toegepast. De rechtbank concludeert dat belanghebbende de woning voor meer dan 90 dagen beschikbaar heeft gehouden voor zichzelf en zijn gezin, wat in strijd is met de voorwaarden voor vrijstelling van forensenbelasting. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen, omdat belanghebbende niet kan aantonen dat in vergelijkbare gevallen geen aanslag is opgelegd. Ook het verzoek om verrekening van toeristenbelasting met forensenbelasting wordt afgewezen, omdat er geen sprake is van dubbele belasting. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en handhaaft de aanslag forensenbelasting.