ECLI:NL:RBZWB:2024:1835
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Middelburg en de gevolgen van de uitspraak op bezwaar
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg, die de WOZ-waarde van een woning heeft vastgesteld op € 236.000 per 1 januari 2021. Belanghebbende, eigenaar van de woning, is het niet eens met deze waardebepaling en stelt dat de waarde maximaal € 209.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de taxateur van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde WOZ-waarde. De waarde is bepaald aan de hand van vergelijkingsmethoden met referentiewoningen die voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar in voldoende mate rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning van belanghebbende. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar niet verplicht is om alle gegevens over te leggen, tenzij belanghebbende aannemelijk maakt dat er onjuistheden zijn in de referentiewoningen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 maart 2024.