ECLI:NL:RBZWB:2024:1827

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
RK 23-018331
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv betreffende inbeslaggenomen goederen in het kader van een Europees Onderzoeksbevel

Op 11 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klaagster, geboren in 1988 en vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.J.J. van Rijsbergen, verzocht om teruggave van in beslag genomen goederen, waaronder een Rolex horloge, een Apple Watch en verschillende Louis Vuitton artikelen. De inbeslagname vond plaats op 23 augustus 2022 ter uitvoering van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) van de Belgische autoriteiten, die de beslagene verdenken van oplichting en computerfraude. De klaagster is zelf geen verdachte in deze zaak en stelt dat de goederen haar toebehoren en dat zij deze niet door een strafbaar feit heeft verkregen.

De rechtbank heeft de procedure behandeld in een openbare raadkamer op 26 februari 2024, waar de officier van justitie mr. C.P.G. Tax en de gemachtigd raadsman van de klaagster aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de goederen, omdat het onderzoek door de Belgische autoriteiten nog steeds loopt en er geen aanleiding is om het beslag op te heffen. De rechtbank concludeerde dat de goederen, met uitzondering van een winterjas van het merk Moose Knuckles, niet aan de klaagster konden worden teruggegeven, omdat deze goederen onder het EOB vallen en er een reële kans bestaat dat de Belgische strafrechter later verbeurdverklaring zal bevelen.

De rechtbank verklaarde de klaagster ten aanzien van de winterjas niet-ontvankelijk in haar beklag en het overige deel van het klaagschrift werd ongegrond verklaard. De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-018331
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a juncto artikel 5.4.10 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: SV) van:
[klaagster]geboren op [geboortedag] 1988,
wonende op het adres [woonadres] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.J.J. van Rijsbergen advocaat te Breda, (Postbus 4650, 4803 ER Breda),
hierna te noemen: de klaagster.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgevingen van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op 23 augustus 2022 ter uitvoering van het Europees Onderzoeksbevel (hierna te noemen: EOB) van de Belgische autoriteiten onder [beslagene] (hierna te noemen: beslagene) in beslag is genomen:
  • het klaagschrift, ingediend op 10 november 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • de beschikking van de enkelvoudige raadkamer van 19 december 2022;
  • de beschikking van de Hoge Raad van 4 juli 2023;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in de openbare raadkamer op 26 februari 2024. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, en mr. J.J.J. van Rijsbergen als gemachtigd raadsman van klager.
Klaagestr is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan
klaagster. Daartoe is aangevoerd dat onder klaagster in beslag zijn genomen een Rolex Datejust Roségoud met echtheidspasje, een Apple Watch, vier Louis Vuitton armbanden inclusief twee Louis Vuitton zakjes, twee riemen van het merk Louis Vuitton, een zonnebril van het merk Louis Vuitton,
een winterjas van het merk Moose Knuckles en bonnen van Louis Vuitton. Klaagster is zelf geen verdachte in deze zaak. Klaagster is eigenaar van deze goederen en heeft daarvan geen afstand gedaan. Evenmin heeft zij die goederen door enig strafbaar feit verkregen of onttrokken aan een rechthebbende. Klaagster wordt bezwaard door de inbeslagneming en het voortduren daarvan, alsmede door het uitblijven van een last tot teruggave van de goederen. Naar het oordeel van klaagster verzet het belang van strafvordering zich niet tegen de gevraagde teruggave
De officier van justitie persisteert bij het standpunt van het Openbaar Ministerie in raadkamer van 5 december 2022 en voert hierbij aan dat de stand van zaken tot op heden eigenlijk niet veranderd is. Kennelijk loopt het onderzoek door de Belgische autoriteiten nog steeds en bestaat er geen aanleiding om tot teruggave van de goederen over te gaan. Hierbij is ook van belang dat er bij een klaagschrift tegen beslaglegging ter uitvoering van een EOB een beperkt toetsingskader geldt.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De rechtbank neemt verder tot uitgangspunt dat in een geval als het onderhavige, waarin op grond van art. 94 Sv beslag is gelegd ter uitvoering van een Europees onderzoeksbevel, bij de beantwoording van de vraag of het strafvorderlijk belang – ook wanneer dit niet is beperkt tot het Nederlandse strafvorderlijk belang – het voortduren van het beslag vordert, in beginsel verondersteld mag worden dat het recht van de lidstaat dat het EOB heeft uitgevaardigd voorziet in een regeling die materieel rechtelijk overeenkomt met hetgeen geldt naar Nederlands recht. Dit mede gelet op het summiere karakter van het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv
De voorwerpen waarvan klaagster teruggave verlangd zijn - met uitzondering van de in het klaagschrift genoemde winterjas van het merk Moose Knuckels - in beslag genomen op de voet van art. 94 Sv ter uitvoering van een (in deze procedure overgelegd) EOB, uitgevaardigd door de Belgische autoriteiten. In dit EOB wordt gerelateerd dat beslagene wordt verdacht van betrokkenheid bij oplichting en computerfraude. De Nederlandse justitiële autoriteiten wordt hierbij onder meer gevraagd om een doorzoeking bij beslagene te verrichten ter inbeslagname van computers, gsm-toestellen en digitale gegevensdragers, evenals van alle documenten die mogelijk betrekking hebben op de te onderzoeken feiten met het oog op waarheidsvinding. Met daarbij het verzoek om vermogensonderzoek te doen met als doel het trachten te recupureren van mogelijk bekomen illigale vermogensvoordelen én het leggen van conservatoir beslag op de mogelijk bekomen illegale vermogensvoordelen met het oog op eventuele slachtoffervergoeding. De rechtbank constateert dat de rechter-commisaris op 22 november 2022 een machtiging conservatoir beslag heeft verleend voor een aantal goederen uit het klaagschrift.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op hetgeen in het EOB is gerelateerd – waarin de verdenking jegens beslagene nader wordt geconcretiseerd met feiten en omstandigheden – het niet hoogst onwaarschijnlijk moet worden geacht dat de Belgische strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de beslagen zal uitspreken. Daarnaast vallen de goederen onder hetgeen waar om wordt verzocht in het EOB, de rechtbank is daarom van oordeel dat de goederen niet aan klaagster kunnen worden teruggegeven. Klaagster heeft daarbij in het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat de goederen aan haar toebehoren, maar indien en zover de rechtbank zou aannemen dat de goederen eigendom van klaagster zijn kunnen deze niet worden teruggegeven omdat de goederen in de woning van beslagene (en klaagster) zijn aangetroffen en daarmee vallen hetgeen dat wordt verzocht in het EOB. Het tijdsverloop is in het oordeel van de rechtbank ook niet zodanig dat er tot teruggave van de goederen moet worden overgegaan.
Nu uit het raadkamer dossier niet van beslag op een winterjas van het merk Moose Knuckels is gebleken zal de rechtbank klaagster ten aanzien van deze winterjas niet-ontvankelijk verklaren in haar beklag. De rechtbank zal het klaagschrift voor het overige deel ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
  • klaagster in haar beklag ten aanzien van de winterjas van het merk Moose Knuckles niet-ontvankelijk
  • het overige deel van het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 11 maart 2024 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).