ECLI:NL:RBZWB:2024:1824

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
RK 23-018340
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslaggenomen goederen ter uitvoering van een Europees Onderzoeksbevel

Op 11 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het klaagschrift was ingediend door een klager wiens goederen in beslag waren genomen op grond van een Europees Onderzoeksbevel (EOB) van de Belgische autoriteiten. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.J.J. van Rijsbergen, verzocht om teruggave van de in beslag genomen goederen, waaronder luxe artikelen zoals een riem en zonnebril van Louis Vuitton, een Samsung telefoon, en diverse laptops. De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, voerde aan dat het onderzoek door de Belgische autoriteiten nog steeds gaande was en dat er geen aanleiding was om de goederen terug te geven.

De rechtbank oordeelde dat het belang van de strafvordering zich verzet tegen teruggave van de goederen, omdat deze mogelijk relevant zijn voor het onderzoek naar de verdenking van oplichting en computerfraude. De rechtbank stelde vast dat de goederen waren in beslag genomen ter uitvoering van het EOB en dat er geen reden was om aan te nemen dat de Belgische autoriteiten niet zouden verzoeken om verbeurdverklaring van de goederen. De rechtbank concludeerde dat het klaagschrift ongegrond was en dat de inbeslagname gerechtvaardigd bleef.

De beslissing werd genomen in een openbare zitting, waarbij de klager niet aanwezig was. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat de inbeslaggenomen goederen niet aan de klager konden worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan door rechter mr. J.C. Gillesse, in aanwezigheid van griffier mr. D. van Spelde.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-018340
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a juncto artikel 5.4.10 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: SV) van:
[klager]geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [woonadres] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.J.J. van Rijsbergen advocaat te Breda, (Postbus 4650, 4803 ER Breda),
hierna te noemen: de klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgevingen van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op 23 augustus 2022 ter uitvoering van het Europees Onderzoeksbevel (hierna te noemen: EOB) van de Belgische autoriteiten onder klager in beslag is genomen:
  • het klaagschrift, ingediend op 10 november 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • de beschikking van de enkelvoudige raadkamer van 19 december 2022;
  • de beschikking van de Hoge Raad van 4 juli 2023;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in de openbare raadkamer op 26 februari 2024. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, en mr. J.J.J. van Rijsbergen als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager.
Daartoe is aangevoerd dat onder klager in beslag is genomen, een riem van het merk Louis Vuitton, een zonnebril van het merk Louis Vuitton, een Samsung telefoon, een telefoon van het merk Oppo, twee MSI laptops, een winterjas van het merk Canada Goose, een gouden ring, een Sonos installatie, administratie op papier en bonnen van Louis Vuitton. Klager is de eigenaar van deze goederen en heeft hiervan geen afstand gedaan. Evenmin heeft klager de goederen door enig strafbaar feit verkregen of onttrokken aan een rechthebbende. Klager wordt bezwaard door de inbeslagneming en het voortduren daarvan, alsmede door het uitblijven van de last tot teruggave van de goederen. Naar het oordeel van klager verzet het strafvorderlijk belang zich niet tegen de gevraagde teruggave. Klager verzoekt om het klaagschrift gegrond te verklaren.
De officier van justitie persisteert bij het standpunt van het Openbaar Ministerie in raadkamer van 5 december 2022 en voert hierbij aan dat de stand van zaken tot op heden eigenlijk niet veranderd is. Kennelijk loopt het onderzoek door de Belgische autoriteiten nog steeds en bestaat er geen aanleiding om tot teruggave van de goederen over te gaan. Hierbij is ook van belang dat er bij een klaagschrift tegen beslaglegging ter uitvoering van een EOB een beperkt toetsingskader geldt.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De rechtbank neemt verder tot uitgangspunt dat in een geval als het onderhavige, waarin op grond van art. 94 Sv beslag is gelegd ter uitvoering van een Europees onderzoeksbevel, bij de beantwoording van de vraag of het strafvorderlijk belang – ook wanneer dit niet is beperkt tot het Nederlandse strafvorderlijk belang – het voortduren van het beslag vordert, in beginsel verondersteld mag worden dat het recht van de lidstaat dat het Europees onderzoeksbevel heeft uitgevaardigd voorziet in een regeling die materieel rechtelijk overeenkomt met hetgeen geldt naar Nederlands recht. Dit mede gelet op het summiere karakter van het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv
De voorwerpen waarvan klager teruggave verlangd zijn in beslag genomen op de voet van art. 94 Sv ter uitvoering van een (in deze procedure overgelegd) EOB, uitgevaardigd door de Belgische autoriteiten. In dit EOB wordt gerelateerd dat klager wordt verdacht van betrokkenheid bij oplichting en computerfraude. De Nederlandse justitiële autoriteiten wordt hierbij onder meer gevraagd om een doorzoeking bij klager te verrichten ter inbeslagname van computers, gsm-toestellen en digitale gegevensdragers, evenals van alle documenten die mogelijk betrekking hebben op de te onderzoeken feiten met het oog op waarheidsvinding. Met daarbij het verzoek om vermogensonderzoek te doen met als doel het trachten te recupureren van mogelijk bekomen illigale vermogensvoordelen én het leggen van conservatoir beslag op de mogelijk bekomen illegale vermogensvoordelen met het oog op eventuele slachtoffervergoeding. De rechtbank constateert dat de rechter-commisaris op 22 november 2022 een machtiging conservatoir beslag heeft verleend voor een aantal goederen uit het klaagschrift.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op hetgeen in het EOB is gerelateerd – waarin de verdenking jegens klager nader wordt geconcretiseerd met feiten en omstandigheden – het niet hoogst onwaarschijnlijk moet worden geacht dat de Belgische strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de beslagen zal uitspreken. Daarnaast vallen de goederen onder hetgeen waar om wordt verzocht in het EOB, de rechtbank is daarom van oordeel dat de goederen niet aan klager kunnen worden teruggegeven. Het tijdsverloop is in het oordeel van de rechtbank ook niet zodanig dat er tot teruggave van de goederen moet worden overgegaan.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het beslag dat is gelegd op ter uitvoering van een EOB ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 11 maart 2024 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).