ECLI:NL:RBZWB:2024:1818
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzuimboete inkomstenbelasting en aanslag IB 2019
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 maart 2024, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende, die in het Verenigd Koninkrijk woont, een verzuimboete van € 385 opgelegd gelijktijdig met de aanslag inkomstenbelasting (IB) voor het jaar 2019. De rechtbank constateert dat de inspecteur het bezwaar van de belanghebbende gedeeltelijk gegrond heeft verklaard, maar de verzuimboete heeft gehandhaafd. De belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank onderzoekt of de aanslag IB 2019 en de verzuimboete terecht zijn opgelegd. De inspecteur had de aanslag ambtshalve vastgesteld omdat de belanghebbende geen aangifte had ingediend. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de belanghebbende de uitnodiging en aanmaning tot het doen van aangifte heeft ontvangen. Hierdoor is er geen sprake van een verzuim en is de verzuimboete onterecht opgelegd. De rechtbank vernietigt de verzuimboete en vermindert de aanslag IB 2019 en de belastingrente naar nihil. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en bepaalt dat de inspecteur het griffierecht aan de belanghebbende moet vergoeden.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. De belanghebbende kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.