Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het negeren van een rood verkeerslicht op de Backer en Ruebweg te Breda op 20 november 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig en heeft het standpunt van de officier van justitie toegelicht.
Betrokkene heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij de gedraging niet heeft verricht, en dat hij op de foto te zien is dat hij al voorbij het rode licht was gereden op het moment dat het licht op rood sprong. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter betoogd dat de foto’s in het dossier aantonen dat betrokkene al bij de stopstreep was en dat hij niet meer tot stilstand kon komen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant en de foto’s in het dossier.
Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord, wat in strijd is met de wet. Dit heeft geleid tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter heeft het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond verklaard en de boete met 25% gematigd, waardoor het te betalen bedrag is vastgesteld op € 187,50 plus administratiekosten. De officier van justitie is opgedragen het teveel betaalde bedrag van € 62,50 aan betrokkene terug te betalen.