In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 4 kilometer per uur te hard binnen de bebouwde kom op de Velsgoed te Prinsenbeek op 1 augustus 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 19 februari 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. Betrokkene voerde aan dat hij de gedraging niet had verricht en dat het kenteken van zijn auto vanaf 27 januari 2023 niet meer op zijn naam stond, maar kon dit niet onderbouwen. De officier van justitie verzocht om het beroep ongegrond te verklaren, maar vroeg ook om een matiging van de boete met 25% vanwege een schending van de hoorplicht.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, omdat de officier van justitie betrokkene niet had gehoord, was dit in strijd met de wet. De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en matigde de boete met 25%. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de inleidende beschikking werd gewijzigd, waarbij het bedrag dat betrokkene te veel had betaald, moest worden terugbetaald.