ECLI:NL:RBZWB:2024:1777

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
10793037 _ MB VERZ 23-611
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet-verzekeren van bromfiets, gedeeltelijk gegrond verklaard met matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd omdat betrokkene voor zijn bromfiets niet de vereiste verzekering had afgesloten en in stand gehouden. De gedraging werd geconstateerd door het RDW op 3 mei 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was, omdat het voertuig al meer dan drie jaar niet in gebruik was en in een loods stond. Hij was niet op de hoogte dat het voertuig nog niet was uitgeschreven op het moment dat de verzekering stop werd gezet, en hij had veel post gemist door een verblijf in het buitenland. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard, maar verzocht om matiging van de boete vanwege een schending van de hoorplicht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is aangetoond en dat betrokkene de gedraging niet ontkent. De kantonrechter heeft echter ook geoordeeld dat de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord, wat in strijd is met de wet. Dit heeft geleid tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd, waardoor de uiteindelijke boete € 277,50 plus administratiekosten bedraagt. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10793037 \ MB VERZ 23-611
CJIB-nummer: 8062 5422 5019 0371
uitspraakdatum: 19 februari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 februari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden, geconstateerd door het RDW Veendam, op 3 mei 2022 om 17:12 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd, dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt dat het voertuig al meer dan drie jaar niet meer in gebruik was en het voertuig in een loods stond en staat. Betrokkene voert aan niet op de hoogte te zijn geweest dat het voertuig nog niet was uitgeschreven op het moment dat de verzekering stop werd gezet. Betrokkene is voor een periode van zes weken in het buitenland verbleven, waardoor veel post hem is ontgaan. Ook is volgens betrokkene de brommer op 11 mei 2022 geschorst.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat hij door persoonlijke omstandigheden in 2020 bij zijn vader is gaan wonen. Sinds eind 2021/ begin 2022 maakte betrokkene geen gebruik meer van het voertuig, maar is door zijn persoonlijke omstandigheden vergeten deze te schorsen. Zijn vader heeft toen besloten het voertuig naar de schroot te brengen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Een kentekenhouder is zelf verantwoordelijk voor het voertuig en de daarbij horende verzekering, ook als het voertuig niet wordt gebruikt. Bij een registercontrole is het niet relevant of er met het voertuig is gereden. Uit de gegevens blijkt dat het voertuig niet verzekerd of geschorst was ten tijde van de constatering. Ook is er geen vrijwaringsbewijs overhandigd dat aannemelijk zou maken dat het voertuig naar de schroot is gegaan. Inhoudelijk is het beroep ongegrond, echter gelet op de schending van de hoorplicht verzoekt de zittingsvertegenwoordiger om de boete met 25% te matigen.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de uitdraai van het RDW- voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene ontkent de gedraging ook niet.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de gedraging. De kantonrechter begrijpt dat betrokkene op het moment van de gedraging jong was en veel aan zijn hoofd had, maar het blijft een eigen verantwoordelijkheid indien er een voertuig geregisterd staat op de naam van een kentekenhouder om deze tijdig te verzekeren of te schorsen.
De boete is dus terecht opgelegd.
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 277,50 plus € 9,- administratiekosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.I. Beudeker, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: