Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan een B.V. De boete was opgelegd wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de A27 op 18 november 2020. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die de oorspronkelijke beschikking had vernietigd. De gemachtigde, mr. I.N.D.J. Rissema, heeft het beroep ingesteld bij de kantonrechter, maar de betrokkene en de gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting.
Tijdens de zitting heeft de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, het verzoek gedaan om het beroep ongegrond te verklaren. De gemachtigde heeft betoogd dat er geen samenhang is tussen de verschillende zaken en dat de proceskostenvergoeding niet correct was vastgesteld. De kantonrechter heeft de argumenten van de gemachtigde niet overtuigend gevonden en heeft geoordeeld dat de officier van justitie een terechte beslissing heeft genomen. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en de proceskostenvergoeding bevestigd.
De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de voorwaarden wordt voldaan. De uitspraak benadrukt het belang van correcte procesvoering en de noodzaak om tijdig beroep in te stellen.