Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, een B.V., had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet gebruiken van de rijbaan als (snor)fietser in het Park Valkenberg te Breda op 23 januari 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde omdat het te laat was ingediend. De gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas, heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 19 februari 2024 is de zaak behandeld, waarbij de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De betrokkene en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De kantonrechter heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van beroep bij de officier van justitie op 30 maart 2022 eindigde, maar dat het beroepschrift pas op 11 mei 2022 was ontvangen, wat te laat was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de officier van justitie het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hierdoor is het beroep tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De kantonrechter heeft ook het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door kantonrechter mr. M.E.I. Beudeker, bijgestaan door griffier X.L.C.M. van Sprundel, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.