Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 218,75
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Maasroute (A59) te Raamsdonk op 16 september 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 19 februari 2024 zijn de standpunten van beide partijen besproken. De gemachtigde voerde aan dat de hoorplicht was geschonden en dat de verbalisant betrokkene ten onrechte niet staande had gehouden. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, verzocht het beroep ongegrond te verklaren, maar erkende de schending van de hoorplicht en vroeg om een matiging van de boete met 25%.
De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat de schending van de hoorplicht leidde tot een gegrond beroep. De boete werd gematigd tot € 262,50, plus € 9,- administratiekosten. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 437,50 bedroegen. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. M.E.I. Beudeker, kantonrechter, en griffier X.L.C.M. van Sprundel.