ECLI:NL:RBZWB:2024:1755

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
10803966 _ MB VERZ 23-626
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Maasroute (A59) te Raamsdonk op 16 september 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 19 februari 2024 zijn de standpunten van beide partijen besproken. De gemachtigde voerde aan dat de hoorplicht was geschonden en dat de verbalisant betrokkene ten onrechte niet staande had gehouden. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, verzocht het beroep ongegrond te verklaren, maar erkende de schending van de hoorplicht en vroeg om een matiging van de boete met 25%.

De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat de schending van de hoorplicht leidde tot een gegrond beroep. De boete werd gematigd tot € 262,50, plus € 9,- administratiekosten. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 437,50 bedroegen. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. M.E.I. Beudeker, kantonrechter, en griffier X.L.C.M. van Sprundel.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10803966 \ MB VERZ 23-626
CJIB-nummer: 5062 5422 5249 9467
uitspraakdatum: 19 februari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 februari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Namens gemachtigde is mr. P. van den Aarsen verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Maasroute (A59) te Raamsdonk (gemeente Geertruidenberg) op 16 september 2022 om 14:43 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden en verwijst hiervoor naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Voorts voert gemachtigde aan dat uit de volmacht blijkt dat de akte van cessie voor 1 januari 2024 was. Gemachtigde verzoekt het beroep gegrond te verklaren (of de sanctie te matigen met 25%) en de proceskostenvergoeding toe te kennen op zijn rekeningnummer.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat de verbalisant betrokkene ten onrechte niet staande heeft gehouden ten tijde dat de hij de gedraging constateerde. De verbalisant heeft volgens gemachtigde uitgebreid verklaard dat hij een behoorlijke lange tijd achter betrokkene reed. In de tijd dat de verbalisant achter betrokkene reed, heeft hij geen poging gedaan om betrokkene staande te houden. Volgens gemachtigde is het niet onredelijk om dat wel te verlangen. De verbalisant had volgens gemachtigde ook handgebaren naar betrokkene kunnen maken. Daarbij is de verklaring van de verbalisant, dat hij in een burgervoertuig reed ook te summier om niet over te gaan tot staandehouding. Door die verklaring van de verbalisant is het nog onduidelijk of er zwaailichten en/of geluidssignalen in het voertuig aanwezig waren. Het zal een onherkenbaar dienstvoertuig zijn geweest.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en de zekerheid op € 225,- te stellen. Daartoe heeft de zittingsvertegenwoordiger het volgende aangevoerd. Het kan rare, en misschien wel agressieve, situaties opleveren op het moment dat de verbalisant in een burgervoertuig handgebaren zou maken naar betrokkene om haar staande te houden. Daarbij is het ook niet relevant of de verbalisant in bezit was van geluidssignalen, want voor een muldergedraging mag hij deze niet zomaar gebruiken. Inhoudelijk is het beroep ongegrond, echter gelet op de schending van de hoorplicht verzoekt de zittingsvertegenwoordiger om de boete met 25% te matigen. Indien er een proceskostenvergoeding wordt toegewezen aan gemachtigde verzoekt de zittingsvertegenwoordiger dit alleen te doen voor de kantonfase.

Overwegingen

Zekerheid stellen
Op grond van artikel 11 Wahv moet de indiener van een beroepschrift eerst een bedrag aan zekerheidstelling betalen voordat het beroep in behandeling kan worden genomen. Betrokkene heeft deze zekerheidstelling van € 234,- (inclusief administratiekosten) niet betaald. Betrokkene heeft € 225,- aan zekerheid betaald.
Betrokkene heeft niets aangevoerd over dat zij de zekerheid niet kan betalen. De kantonrechter geeft betrokkene het voordeel van de twijfel. De te betalen zekerheid wordt daarom op € 225,- gesteld.
De kantonrechter zal het beroep tegen de boete vervolgens inhoudelijk beoordelen.
Staandehouding
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat, wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het zaakoverzicht heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat hij met een burgervoertuig reed en dus niet beschikte over middelen tot staandehouding, zoals een stoptransparant of optische- en geluidssignalen. Ook stelt de kantonrechter vast dat het rare en gevaarlijke situaties kan opleveren indien een verbalisant in een burgervoertuig handgebaren zou maken naar betrokkene. Ook heeft deze gedraging zich afgespeeld op de snelweg, waardoor er niet altijd plek is om over te gaan tot staandehouding. Naar het oordeel van de kantonrechter was er dan ook geen reële mogelijkheid tot staandehouding. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 875,- = € 218,75
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 875,- =
€ 218,75
totaal € 437,50
De gemachtigde heeft verzocht te bepalen dat alleen bevrijdend kan worden betaald door de bedragen over te maken op een bankrekening van de gemachtigde. Zoals het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in ECLI:NL:GHARL:2024:1 heeft overwogen is hiervoor geen wettelijke grondslag. Omdat de wijze van betaling, namelijk op een bankrekening van betrokkene, rechtstreeks voortvloeit uit artikel 13a, lid 3 van de Wahv, is er geen aanleiding om daarover in het dictum een beslissing op te nemen.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 262,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.I. Beudeker, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: