ECLI:NL:RBZWB:2024:1732

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
10756416 _ MB VERZ 23-552
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het stilstaan op het trottoir, wat volgens de wet niet is toegestaan. Betrokkene, een B.V., had beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. Betrokkene had aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, zoals het gebrek aan parkeermogelijkheden in de straat. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter betoogd dat het parkeren op het trottoir nooit is toegestaan, ook niet voor laden en lossen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een schending van de hoorplicht, omdat betrokkene niet was gehoord door de officier van justitie.

Hierdoor heeft de kantonrechter het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard en deze vernietigd. Tevens is de boete gematigd met 25% vanwege de schending van de hoorplicht, en verder verlaagd tot € 50,-. De officier van justitie is opgedragen het teveel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10756416 \ MB VERZ 23-552
CJIB-nummer: 3062 5422 5994 7506
uitspraakdatum: 12 februari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 12 februari 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op 2 juni 2022 om 18:18 uur in de Catharinastraat te Breda.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene geeft aan dat het niet mogelijk is om de auto in de straat waar zij woonachtig is te parkeren, omdat het een doorgaande, smalle straat is. Als een auto op de straat wordt geparkeerd zou het niet meer mogelijk zijn om te passeren. De stoep daarentegen is zeer ruim en levert voor niemand belemmeringen op. Een soortgelijke overtreding is door het CVOM geconstateerd en in die zaak is geen boete opgelegd. Betrokkene had haar auto tegenover haar huis geparkeerd om een aantal zware goederen vanuit haar auto naar haar appartement op de 1e verdieping te brengen. De locatie waarvoor zij een parkeervergunning heeft, elders in het centrum, is te ver van haar huis verwijderd om zware goederen te verplaatsen. Het zou voor eenieder die in de straat woont gebruikelijk zijn om snel goederen te laden en te lossen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gedraging kan worden vastgesteld. Dit blijkt uit het zaakoverzicht en ook betrokkene ontkent de gedraging niet. Parkeren op het trottoir is nooit toegestaan, ook niet in geval van laden en lossen. Inhoudelijk is het beroep ongegrond. Echter, betrokkene is niet gehoord door de officier van justitie. Er is hierdoor sprake van schending van de hoorplicht de zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete met 25 % te matigen.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Dit wordt door betrokkene ook niet ontkend. Hoewel het niet onbegrijpelijk is dat betrokkene haar auto op het trottoir heeft geparkeerd, is dit echter te allen tijde verboden, ook voor eventueel laden en lossen. De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Daarnaast ziet de kantonrechter in wat betrokkene heeft aangevoerd over de omstandigheden ter plaatse aanleiding om de boete nog verder te matigen tot € 50,-.
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat de boete wordt gematigd tot € 50,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 50,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: