Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de brief van [gedaagde] van 19 januari 2024, met producties 1 en 2,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak vorderde de Stichting Alwel ontbinding van de huurovereenkomst met een huurder, hierna te noemen [gedaagde], vanwege een huurachterstand van meer dan vier maanden. De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding en ontruiming afgewezen, omdat [gedaagde] de huurachterstand grotendeels had ingelopen tijdens de procedure. De resterende huurachterstand moet wel worden voldaan, vermeerderd met rente. De kantonrechter heeft ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de bedingen in de algemene voorwaarden als onredelijk zijn beoordeeld. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde].
De procedure begon met een dagvaarding waarin Alwel de ontbinding van de huurovereenkomst vorderde. Tijdens de zitting op 25 januari 2024 werd duidelijk dat [gedaagde] de huurachterstand had verminderd, waardoor de kantonrechter oordeelde dat de ontbinding niet gerechtvaardigd was. De kantonrechter heeft de hoogte van de huurachterstand vastgesteld op € 509,48 en de wettelijke rente toegewezen. De beoordeling van de incassokosten leidde tot de conclusie dat de bepalingen in de algemene voorwaarden oneerlijk waren, wat resulteerde in de afwijzing van deze kosten.
De kantonrechter heeft uiteindelijk [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten, en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is uitgesproken op 28 februari 2024.