ECLI:NL:RBZWB:2024:167

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_2278
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het opgelegde gebiedsverbod door de burgemeester van Middelburg

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 9 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de burgemeester van Middelburg beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een gebiedsverbod dat hem was opgelegd voor de duur van vier weken, naar aanleiding van een incident op 17 april 2022. De burgemeester had dit verbod ingesteld op basis van een mutatierapport van de politie, waarin werd gesteld dat eiser de openbare orde had verstoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat de burgemeester onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiser daadwerkelijk verantwoordelijk was voor de verstoring van de openbare orde. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de burgemeester in redelijkheid het gebiedsverbod heeft kunnen opleggen. Eiser heeft recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die door de burgemeester moeten worden betaald. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de burgemeester om een zorgvuldige belangenafweging te maken bij het opleggen van een gebiedsverbod, en dat er voldoende bewijs moet zijn voor de gestelde overtredingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2278 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de burgemeester van de gemeente Middelburg, de burgemeester.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 21 februari 2023, inzake het opgelegde gebiedsverbod aan eiser voor de duur van vier weken.
1.2
Met het bestreden besluit van 21 februari 2023 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij dat besluit gebleven.
1.3
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en namens de burgemeester [naam] . Eiser heeft zich voorafgaand aan de zitting afgemeld.
1.5
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt de het opgelegde gebiedsverbod. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
4.1
De burgemeester heeft een mutatierapport van 26 april 2022 ontvangen van de politie, eenheid Zeeland-West-Brabant. Hierin wordt het verloop van een aanhouding wegens verdenking van aanranding op 17 april 2022 gerelateerd.
4.2
De burgemeester heeft met het besluit van 26 april 2022 een gebiedsverbod opgelegd aan eiser voor de duur van vier weken, tussen 18:00 uur ’s avonds en 06:00 uur ’s ochtends in het horecaconcentratiegebied van [plaats 2] . Het besluit gaat in op 26 april 2022 om 18:00 uur en duurt tot dinsdag 24 mei 2022 om 06:00 uur. Dit besluit is aan eiser uitgereikt.
4.3
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 25 mei 2022.
4.4
De commissie bezwaarschriften [plaats 2] (hierna: commissie) heeft op 28 juli 2022 geadviseerd om het bezwaar gegrond te verklaren en naar aanleiding van de nog te ontvangen bestuurlijke rapportage te bepalen of het besluit van 26 april 2022 in stand gelaten kan worden.
4.5
De politie heeft op 4 augustus 2022 een bestuurlijke rapportage opgemaakt en aan de burgemeester verstrekt. De commissie heeft op 12 december 2022 geadviseerd om het bezwaar gegrond te verklaren en het primaire besluit te herroepen.
4.6
De burgemeester heeft met het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard voor zover is gesteld dat de burgemeester onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiser verantwoordelijk is geweest voor het verstoren van de openbare orde. Verder heeft de burgemeester het bezwaar gegrond verklaard voor zover sprake is geweest van het onvoldoende gedocumenteerd zijn op welke wijze eiser was betrokken bij de verstoring van de openbare orde en in het besluit van 26 april 2022 onvoldoende duidelijk is gemaakt met welke gedraging eiser de openbare orde heeft verstoord. De burgemeester heeft het besluit van 26 april 2022 niet herroepen en onder aanvulling van de aanvullende documentatie en de daaruit voortvloeiende motivering in stand gelaten.
Procesbelang
5.1
De rechtbank stelt zich ambtshalve voor de vraag of eiser nog een procesbelang heeft bij inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, daar het gebiedsverbod is uitgewerkt.
5.2
Een appellant heeft in beginsel geen procesbelang als datgene wat hij verlangt, niet (meer) kan bereiken met de procedure. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom datgene wat een appellant verlangt niet meer kan worden bereikt met de procedure, bijvoorbeeld als tijdens de procedure een besluit is genomen waarmee een overtreding is gelegaliseerd.
5.3
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) impliceren gebiedsverboden, gelet op de gronden waarop deze worden opgelegd, een publiekelijke afwijzing van het gedrag van de betrokkene. Gelet hierop is tot op zekere hoogte aannemelijk dat degene aan wie een dergelijk verbod is opgelegd, als gevolg van dat besluit in zijn eer en goede naam is geschaad. Naar het oordeel van de Afdeling kan het resultaat dat diegene nastreeft, te weten vernietiging van het besluit waarbij een gebiedsverbod is opgelegd, om die reden voor hem van meer dan principiële betekenis zijn. [1]
5.4
De rechtbank is, gelet op bovenstaande, van oordeel dat eiser een procesbelang heeft bij inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
Heeft de burgemeester in redelijkheid een gebiedsverbod op kunnen leggen?
6.1
Eiser heeft betoogd dat op basis van de stukken niet aannemelijk is gemaakt dat hij de openbare orde heeft verstoord. Het gebiedsverbod is gebaseerd op een oude foto en getuigenverklaringen die niet sluitend zijn. Eiser is daarnaast buiten op straat aangehouden, terwijl de handelingen zich in een gesloten lokaal hebben voorgedaan.
6.2
De burgemeester heeft gesteld dat het aannemelijk is dat eiser de openbare orde heeft verstoord, gelet op de verklaringen van de slachtoffers en de overgelegde foto. Het besluit van 26 april 2022 was onvoldoende gemotiveerd, maar dit gebrek is met het bestreden besluit hersteld.
6.3
De burgemeester is op grond van artikel 172, eerste lid, van de Gemeentewet belast met de handhaving van de openbare orde.
6.4
Op grond van artikel 2.67, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV) kan de burgemeester in het belang van de openbare orde en veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperkingen van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen of de zedelijkheid aan degene die de strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen heeft verricht een bevel geven om zich gedurende een in het bevel genoemde periode niet te bevinden op in het bevel aangewezen gebied.
Deze bepaling voorziet niet in een verplichting om een dergelijk bevel te geven, maar in de mogelijkheid daartoe. Het is een discretionaire bevoegdheid en de burgemeester dient een belangenafweging te maken om te beslissen of zij van die bevoegdheid gebruik maakt en op welke wijze zij van de bevoegdheid gebruik maakt.
6.5
De gemeente Middelburg heeft geen beleid ten aanzien van gebiedsverboden en de APV heeft geen toelichting. De burgemeester kijkt voor het opleggen van een gebiedsverbod naar de model-APV van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de bijbehorende toelichting. Hierin zijn de criteria opgenomen voor het opleggen van een gebiedsverbod. Er moet allereerst worden voldaan aan het situatievereiste. Dat wil zeggen dat sprake moet zijn van omstandigheden die tot ingrijpen ter handhaving van de openbare orde kunnen noodzaken. Daarnaast moet ook voldaan zijn aan het doelcriterium: de maatregel moet zijn gericht op het beëindigen of voorkomen van (verdere) ordeverstoringen of overlast of het beperken van de gevolgen daarvan. Het toepassen van de bevoegdheid kan alleen ten tijde van een (dreigende) ordeverstoring. De duur van deze concrete maatregel moet direct gekoppeld zijn aan de situatie dat er gevaar dreigt voor de openbare orde. Hierdoor kan de duur van de maatregel niet onevenredig lang zijn.
6.6
De bevoegdheid van de burgemeester tot het opleggen van een gebiedsverbod betreft een discretionaire bevoegdheid. De rechtbank toetst dit dus terughoudend. De burgemeester dient aannemelijk te maken dat sprake is van een verstoring van de openbare orde en dat ernstige vrees bestond voor verdere verstoring van de openbare orde in het betreffende gebied. Dat betekent dat voor het opleggen van een gebiedsverbod niet vereist is dat voor de gedragingen die aan het verbod ten grondslag liggen een onherroepelijke veroordeling door de strafrechter is uitgesproken. De rechtbank dient te beoordelen of de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het opleggen van het gebiedsverbod.
6.7
De burgemeester heeft het besluit van 26 april 2022 gebaseerd op een mutatierapport van 17 april 2022. In het mutatierapport is het incident van 17 april 2022 (zeer summier) omschreven en wordt aangegeven dat er twee aangiftes zijn opgenomen. In het mutatierapport zijn verder de personalia van het slachtoffer, de getuigen en de verdachte opgenomen.
6.9
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester met de verwijzing naar het mutatierapport onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiser de openbare orde heeft verstoord. Uit het mutatierapport is onvoldoende vast te stellen op welke wijze eiser was betrokken bij de verstoring van de openbare orde en met welke gedraging eiser de openbare orde zou hebben verstoord. Dit heeft de burgemeester ook erkend in het bestreden besluit. De burgemeester heeft daarom ten onrechte het bezwaar gedeeltelijk ongegrond verklaard. De rechtbank verklaart daarom het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover de burgemeester het bezwaar gedeeltelijk ongegrond heeft verklaard. De rechtbank zal hierna beoordelen of de burgemeester het gebrek in het bestreden besluit heeft gerepareerd. De rechtbank beoordeelt dus of de burgemeester aannemelijk heeft gemaakt dat eiser de openbare orde heeft verstoord.
7.1
In de bestuurlijke rapportage van 4 augustus 2022 is aangegeven dat er in de nacht van 16 op 17 april 2022 in het [cafe] twee incidenten hebben plaatsgevonden. Twee meisjesstonden in het café , toen zij voelden dat zij vanaf achteren werden aangeraakt ter hoogte van hun intieme delen. De twee meisjes hebben zich gemeld bij de beveiliger en hebben eiser aangewezen als verdachte. De beveiliging heeft het incident bij de politie gemeld, waarop eiser is aangehouden en de twee slachtoffers aangifte hebben gedaan. De tekst van de aangiftes is opgenomen in de bestuurlijke rapportage. Ook is een samenvatting van het verhoor van eiser opgenomen. In verhoor heeft eiser aangegeven dat hij niet meer weet wat er is gebeurd, omdat hij te veel alcohol heeft genuttigd. Hij heeft verklaard dat het zou kunnen dat hij de vrouwen heeft aangeraakt, omdat het erg druk in het café was. Verder is in de bestuurlijke rapportage een proces-verbaal van bevindingen opgenomen waarin de politie beschrijft hoe zij tot aanhouding van eiser zijn gekomen.
7.2
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester aannemelijk heeft gemaakt dat eiser op 17 april 2022 de openbare orde heeft verstoord. Er is geen reden om te twijfelen aan de bestuurlijke rapportage en de gegeven verklaringen. De bestuurlijke rapportage is gebaseerd op op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, politiemutaties en openbare bronnen. Slachtoffer 2 heeft verklaard dat zij eiser heeft herkend en hij onderdeel uitmaakte van de groep mannen die achter haar stond. Slachtoffer 1 heeft zich na de aanranding direct omgedraaid en gezien dat eiser achter haar stond. Later heeft ze een foto van hem gemaakt. De foto is door het slachtoffer aan de politie verstrekt. Dat slachtoffer 1 heeft verklaard dat de man een leeftijd rond de 35 jaar had en dit niet overeenkomt met de leeftijd van eiser, maakt niet dat dit eiser niet kon zijn. Zij heeft de leeftijd van eiser niet goed ingeschat, maar heeft hem gezien, een foto van hem gemaakt en hem aangewezen aan de bewaking. Daarnaast heeft eiser zelf verklaard dat hij het niet was en dat zij hem niet in de problemen moest brengen. Eiser had er dus weet van dat de handelingen waren verricht. Gelet op de verklaringen van de slachtoffers, de combinatie hiervan en de overige informatie in de bestuurlijke rapportage, heeft de burgemeester aannemelijk gemaakt dat eiser degene is die de handelingen heeft verricht. Deze handelingen zijn naar hun aard handelingen waarmee de openbare orde wordt verstoord. Dat de handelingen hebben plaatsgevonden in een café leidt niet tot de conclusie dat hiermee de openbare orde niet is verstoord. Ze vonden immers plaats in een voor publiek openbaar lokaal en hebben daarmee de openbare orde verstoord. Dit betekent dat de burgemeester bevoegd was het gebiedsverbod op te leggen.
7.3
De burgemeester heeft een gebiedsverbod opgelegd naar aanleiding van de orde verstorende maatregelen om te voorkomen dat eiser de handelingen nogmaals zal verrichten. Het is volgens de burgemeester een adequate maatregel, omdat het een ernstige verstoring van de openbare orde is. De burgemeester heeft eiser daarbij niet vooraf de mogelijkheid geboden zienswijze kenbaar te maken, omdat de orde verstorende gedragingen hebben plaatsgevonden tijdens het uitgaan in het horecaconcentratiegebied en er de vrees bestaat dat eiser – onder invloed – tijdens koningsnacht en koningsdag de handelingen weer zou verrichten. Er was sprake van een dreigende ordeverstoring. Met de burgemeester is de rechtbank van oordeel dat het gebiedsverbod in dit geval een geschikt middel was om te voorkomen dat de orde weer zou worden verstoord. De burgemeester heeft aan dit belang dan ook meer gewicht mogen toekennen dan aan het belang van eiser om zich vrij in het betreffende gebied te kunnen bewegen.
7.5
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester het besluit tot oplegging van het gebiedsverbod met de bestuurlijke rapportage van 4 augustus 2022 voldoende heeft onderbouwd. Hiermee is het geconstateerde gebrek gerepareerd. De rechtbank bepaalt om die reden dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand blijven op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

Conclusie en gevolgen

8.1
Het beroep is gegrond omdat de burgemeester het bezwaar van eiser ten onrechte gedeeltelijk ongegrond heeft verklaard. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit, maar de rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dat betekent dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het opleggen van een gebiedsverbod.
8.2
Omdat het beroep gegrond is moet de burgemeester het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten.
De burgemeester moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 21 februari 2023 in zoverre het gedeeltelijk gegrond is verklaard;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 9 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Gemeentewet
Artikel 172, eerste lid, van de Gemeentewet
De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde.
Algemene plaatselijke verordening Middelburg (APV)
Artikel 2.67, eerste lid, van de APV
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperkingen van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen of de zedelijkheid aan degene die de strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen heeft verricht een bevel geven om zich gedurende een in het bevel genoemde periode niet te bevinden op in het bevel aangewezen gebied.
Toelichting Model-APV van de VNG
Met de gebiedsontzeggingsbepaling in de APV kan een burgemeester optreden tegen personen die overlast veroorzaken in de openbare ruimte. De gebiedsontzegging was in eerste instantie bedoeld voor gebruik bij overlast veroorzaakt door drugshandel en drugsgebruik. Maar het instrument kan ook worden toegepast bij andere vormen van overlast, afhankelijk van hoe de bepaling wordt ‘ingevuld’. Bijvoorbeeld wanneer de overlast veroorzaakt wordt door samenscholing, hinderlijk drankgebruik, geweldpleging etc. Om onveiligheidsgevoelens en overlast te verminderen, passen veel gemeenten dit instrument toe.
De gebiedsontzegging wordt opgelegd aan personen die strafbare feiten of openbare ordeverstorende handelingen verrichten en veelal al eenmaal een bestuurlijke waarschuwing hebben ontvangen. Voor het toepassen van een openbare ordemaatregel, zoals een gebiedsontzegging, moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Er moet zijn voldaan aan het situatievereiste, dat wil zeggen dat er sprake moet zijn van omstandigheden die tot ingrijpen ter handhaving van de openbare orde kunnen noodzaken. Daarnaast moet ook voldaan zijn aan het doelcriterium: de maatregel moet zijn gericht op het beëindigen of voorkomen van (verdere) ordeverstoringen of overlast of het beperken van de gevolgen daarvan. Het toepassen van de bevoegdheid kan alleen ten tijde van een (dreigende) ordeverstoring. De duur van deze concrete maatregel moet direct gekoppeld zijn aan de situatie dat er gevaar dreigt voor de openbare orde. Hierdoor kan de duur van de maatregel niet onevenredig lang zijn. Doorgaans is daarom ook sprake van een trapsgewijze opbouw.
Bij de toepassing van de maatregel mag niet worden afgeweken van wettelijke voorschriften. Ten slotte moet de maatregel voldoen aan de eisen van subsidiariteit (er is geen minder zwaar middel voorhanden) en proportionaliteit (het bevel moet in verhouding staan tot de te bestrijden problematiek of het te bereiken doel).

Voetnoten

1.zie bijvoorbeeld: ABRvS van 22 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA0633.