In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende B.V. tegen de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. Het beroep is ingesteld omdat de inspecteur volgens belanghebbende niet tijdig heeft beslist op het bezwaar dat op 12 september 2022 is ingediend tegen een naheffingsaanslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat belanghebbende op 5 december 2022 een e-mail heeft gestuurd waarin het bezwaar tegen de naheffingsaanslag is ingetrokken. Hierdoor kan de inspecteur niet in gebreke zijn met het nemen van een besluit, en is er geen rechtsingang voor het beroep.
De rechtbank wijst ook het verzoek om een dwangsom en een vergoeding van immateriële schade af, omdat er geen aanleiding is voor het toekennen van een dergelijke schadevergoeding. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat de verzoeken om een dwangsom en schadevergoeding worden afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.