ECLI:NL:RBZWB:2024:1642
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een vrijstaande semibungalow in de gemeente Hulst
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 13 maart 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 31 mei 2022 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande semibungalow gelegen aan [adres 1] te [plaats], vastgesteld op € 381.000 per 1 januari 2021. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 343.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op 14 februari 2024 behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde WOZ-waarde. De waarde is bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij referentiewoningen zijn gebruikt die voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar in voldoende mate rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning van de belanghebbende. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel, waarbij de belanghebbende stelde dat de waarde van zijn woning onterecht hoger was dan die van een buurwoning, werd door de rechtbank verworpen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022 gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt zijn griffierecht niet vergoed en komt niet in aanmerking voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.