ECLI:NL:RBZWB:2024:1635

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
BRE 21/1265 en 22/709
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van beroepen tegen uitspraken op bezwaar inzake onroerendezaakbelastingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 maart 2024, wordt het verzoek van verzoeker om een proceskostenvergoeding afgewezen. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Sluis, maar trok deze beroepen in nadat partijen overeenstemming bereikten over de waarde van zijn woning voor de jaren 2020 en 2021. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op de verzoeken om proceskostenveroordeling, maar de heffingsambtenaar heeft hierop niet gereageerd.

De rechtbank overweegt dat, hoewel de heffingsambtenaar tegemoet is gekomen aan verzoeker door de waarde van de woning te verlagen, dit niet automatisch leidt tot een proceskostenveroordeling. De rechtbank legt uit dat alleen kosten die zijn opgenomen in het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Verzoeker heeft kosten opgegeven voor een taxatierapport, een bouwtechnische keuring, gesprekken met een maatschappelijk werker en verzendkosten, maar de rechtbank oordeelt dat deze kosten niet voldoen aan de criteria van het Besluit.

Uiteindelijk wijst de rechtbank de verzoeken om proceskostenvergoeding af, maar bevestigt dat de heffingsambtenaar wel verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/1265 en 22/709

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2024 in de zaken tussen

[verzoeker] uit [plaats] , verzoeker,

en

de heffingsambtenaar van SaBeWa (gemeente Sluis), de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de verzoeken van verzoeker om een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten. Verzoeker heeft deze verzoeken gedaan bij de intrekking van zijn beroepen tegen de uitspraken op bezwaar van 19 november 2020 en 28 december 2021. Hij heeft de beroepen ingetrokken omdat partijen overeenstemming hebben bereikt over de waarde van de woning aan de [adres] te [plaats] (de woning) voor de jaren 2020 en 2021.
1.1.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op de verzoeken om veroordeling in de proceskosten. De heffingsambtenaar heeft hierop niet gereageerd.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op de verzoeken om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst de verzoeken om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de heffingsambtenaar aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de heffingsambtenaar geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 29 februari 2020 de waarde van de woning op waardepeildatum 1 januari 2019 vastgesteld op € 171.000. Bij beschikking van 26 februari 2021 is de waarde van de woning op waardepeildatum 1 januari 2020 vastgesteld op € 193.000. Tegelijk met deze waardevaststelling zijn aan belanghebbende ook de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Sluis voor de jaren 2020 en 2021 opgelegd (de aanslagen OZB). De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van belanghebbende tegen de beide beschikkingen en aanslagen OZB ongegrond verklaard. Verzoeker heeft op 19 maart 2021 en 3 februari 2022 beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar.
4.2.
Hangende het beroep hebben partijen overeenstemming bereikt en wel in die zin dat de waarde in het economisch verkeer van de woning per waardepeildatum 1 januari 2019 moet worden vastgesteld op € 150.000 en per waardepeildatum 1 januari 2020 op € 154.000. Hiermee is de heffingsambtenaar tegemoetgekomen aan de beroepen van verzoeker.
4.3.
Bij mailbericht van 22 oktober 2023 heeft verzoeker de beroepen ingetrokken en maakt hij aanspraak op vergoeding van proceskosten en griffierecht. Bij brieven van 1, 27 en 28 november 2023 heeft verzoeker de gevraagde vergoeding van proceskosten nader gespecificeerd. Hij verzoekt om vergoeding van de door hem gemaakte kosten voor:
- een taxatierapport, opgemaakt door [makelaar] (€ 524)
- een bouwtechnische keuring, opgemaakt door Vereniging Eigen Huis (€ 329)
- maandelijkse gesprekken met zijn maatschappelijk werker van [zorgorganisatie] (44 x € 19 = € 836)
- aangetekende verzending van stukken aan de rechtbank (€ 9,60).
Moet de heffingsambtenaar de proceskosten van verzoeker vergoeden?
5. De rechtbank stelt voorop dat uitsluitend proceskosten die opgenomen zijn in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
6. Artikel 1 van het Besluit luidt als volgt:
Een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend betrekking hebben op:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
b. kosten van een getuige of deskundige die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht,
c. kosten van een tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen,
d. reis- en verblijfkosten van een partij of een belanghebbende,
e. verletkosten van een partij of een belanghebbende,
f. kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale telefaxen en internationale telefoongesprekken, en
g. kosten van het als gemachtigde optreden van een arts in zaken waarin enig wettelijk voorschrift verplicht tot tussenkomst van een gemachtigde die arts is.
7. De heffingsambtenaar is weliswaar tegemoet gekomen aan de beroepen van verzoeker, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De kosten van aangetekende verzending van poststukken en kosten van begeleiding door een maatschappelijk werker van [zorgorganisatie] zijn niet genoemd in het Besluit, nog daargelaten dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de begeleiding in de vorm van maandelijkse gesprekken betrekking heeft op de beroepsprocedures. De rapportage van de bouwtechnische keuring is niet ingebracht ter onderbouwing van de beroepen. Het taxatierapport is wel ingebracht, maar is opgemaakt ter verkrijging van (hypothecaire) financiering en dus niet ter onderbouwing van verzoekers beroepen. Verder is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wijst de verzoeken daarom als kennelijk ongegrond af.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
8. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49 en € 50 te vergoeden. [3] De heffingsambtenaar heeft al toegezegd dit te zullen doen.

Beslissing

De rechtbank wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 13 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.