ECLI:NL:RBZWB:2024:1635
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van beroepen tegen uitspraken op bezwaar inzake onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 maart 2024, wordt het verzoek van verzoeker om een proceskostenvergoeding afgewezen. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Sluis, maar trok deze beroepen in nadat partijen overeenstemming bereikten over de waarde van zijn woning voor de jaren 2020 en 2021. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op de verzoeken om proceskostenveroordeling, maar de heffingsambtenaar heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank overweegt dat, hoewel de heffingsambtenaar tegemoet is gekomen aan verzoeker door de waarde van de woning te verlagen, dit niet automatisch leidt tot een proceskostenveroordeling. De rechtbank legt uit dat alleen kosten die zijn opgenomen in het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Verzoeker heeft kosten opgegeven voor een taxatierapport, een bouwtechnische keuring, gesprekken met een maatschappelijk werker en verzendkosten, maar de rechtbank oordeelt dat deze kosten niet voldoen aan de criteria van het Besluit.
Uiteindelijk wijst de rechtbank de verzoeken om proceskostenvergoeding af, maar bevestigt dat de heffingsambtenaar wel verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.