ECLI:NL:RBZWB:2024:1633

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
AWB-21-4237
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslag forensenbelasting door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslag forensenbelasting over het jaar 2020 beoordeeld. De heffingsambtenaar van Schouwen-Duiveland had aan belanghebbende een aanslag opgelegd, die door belanghebbende werd betwist. De rechtbank constateert dat belanghebbende in 2020 haar hoofdverblijf buiten de gemeente had, maar dat de vakantiewoning, die zij in eigendom had, meer dan 90 dagen ter beschikking stond. Belanghebbende had de woning in 2017 verkocht en was verhuisd, maar had de woning tot september 2020 te koop aangeboden en deze ook kortstondig verhuurd aan vakantiegangers. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht de aanslag forensenbelasting heeft opgelegd, omdat de woning gedurende het belastingjaar beschikbaar was voor belanghebbende. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslag gehandhaafd blijft. De rechtbank wijst erop dat belanghebbende geen griffierecht vergoed krijgt, omdat het beroep ongegrond is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/4237

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van Schouwen-Duiveland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 25 augustus 2021.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende over het jaar 2020 een aanslag forensenbelasting met [aanslagnummer] opgelegd, berekend naar een waarde van € 128.000.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende en namens de heffingsambtenaar, [naam] .

Feiten

2. Belanghebbende was eigenaar van de gemeubileerde woning aan de [adres] te [plaats 2] (de vakantiewoning). De vakantiewoning werd in eigen beheer verhuurd aan derden. Op 8 september 2020 heeft belanghebbende de woning verkocht.
2.1.
In het jaar 2017 is belanghebbende verhuisd naar [plaats 3] en vanaf dat moment had zij haar hoofdverblijf buiten de gemeente Schouwen-Duiveland.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank stelt vast dat het beroep van belanghebbende uitsluitend betrekking kan hebben op de aanslag forensenbelasting over het jaar 2020. Uitsluitend tegen deze aanslag heeft zij bezwaar gemaakt. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een aanslag forensenbelasting over dat jaar heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de aanslag forensenbelasting terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader van de rechtbank
4. De forensenbelasting dient ertoe om personen die beschikken over een woning in een gemeente maar geen ingezetene zijn van deze gemeente, mee te laten betalen aan voorzieningen in die gemeente. In de regelgeving van de gemeente Schouwen-Duiveland staat dat forensenbelasting wordt geheven van de natuurlijke personen die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zichzelf of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. [1]
4.1.
Voor de heffing van forensenbelasting is niet beslissend of de eigenaar de gemeubileerde woning feitelijk gedurende meer dan 90 dagen gebruikt, doch slechts of die woning gedurende meer dan 90 dagen ter beschikking wordt gehouden. [2]
Standpunt belanghebbende
5. Belanghebbende voert aan dat ten onrechte tot en met 2020 aanslagen voor de forensenbelasting zijn opgelegd. Belanghebbende stelt dat de vakantiewoning niet voor permanente bewoning geschikt was en belanghebbende nog nooit één nacht in de woning heeft verbleven. Daarnaast heeft belanghebbende gesteld dat de woning sinds 2013 te koop stond en daardoor niet ter beschikking heeft gestaan.
Standpunt heffingsambtenaar
6. De heffingsambtenaar is van mening dat de aanslag terecht is opgelegd, omdat er sprake was van een gemeubileerde woning die meer dan 90 dagen beschikbaar was voor belanghebbende.
Oordeel rechtbank
7. Niet in geschil is dat belanghebbende in 2020 haar hoofdverblijf niet in de gemeente Schouwen-Duiveland had. De vraag die bij de rechtbank voorligt is, of de woning kan worden aangemerkt als een gemeubileerde woning die belanghebbende in dat jaar beschikbaar heeft gehouden.
7.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Belanghebbende heeft in 2013 pogingen ondernomen om tot verkoop van de vakantiewoning over te gaan maar in afwachting van die verkoop heeft zij de woning steeds voor korte periodes aan vakantiegangers verhuurd via booking.com. Buiten de periodes dat zij de woning daadwerkelijk verhuurde, stond de woning ter beschikking van belanghebbende. Uiteindelijk heeft belanghebbende de woning op 2 september 2020 te koop aangeboden door bemiddeling van een makelaar en kort nadien verkocht. Tot aan deze verkoop heeft de woning dan ook ter beschikking van belanghebbende gestaan, is dus voldaan aan het ’90-dagen-vereiste’ en was niet sprake van een situatie van uitsluitend verkoopklaar houden van de woning. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende over het jaar 2020 belastingplichtig was voor de forensenbelasting.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de aanslag forensenbelasting terecht is opgelegd en gehandhaafd blijft.
8.1.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van W.M.C. Oomen, griffier, op 15 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.zie artikel 2, eerste lid, van de Verordening forensenbelasting Schouwen-Duiveland 2020 (de Verordening) en gelijkluidend artikel 223 van de Gemeentewet
2.zie de wettekst en Hof Amsterdam 8 november 1994, opgenomen in HR 1 juli 1995, BNB 1996/12