In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslag forensenbelasting over het jaar 2020 beoordeeld. De heffingsambtenaar van Schouwen-Duiveland had aan belanghebbende een aanslag opgelegd, die door belanghebbende werd betwist. De rechtbank constateert dat belanghebbende in 2020 haar hoofdverblijf buiten de gemeente had, maar dat de vakantiewoning, die zij in eigendom had, meer dan 90 dagen ter beschikking stond. Belanghebbende had de woning in 2017 verkocht en was verhuisd, maar had de woning tot september 2020 te koop aangeboden en deze ook kortstondig verhuurd aan vakantiegangers. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht de aanslag forensenbelasting heeft opgelegd, omdat de woning gedurende het belastingjaar beschikbaar was voor belanghebbende. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslag gehandhaafd blijft. De rechtbank wijst erop dat belanghebbende geen griffierecht vergoed krijgt, omdat het beroep ongegrond is.