Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- het verzoekschrift met producties 1 tot en met 37;
- het verweerschrift tevens tegenverzoek met producties 1 tot en met 32;
- de mondelinge behandeling van 30 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de spreekaantekeningen van de advocaten van beide partijen, zoals die tijdens de mondelinge behandeling zijn voorgelezen.
3.De feiten
‘Root Cause Counter Measures’(“RCCM”, hierna aangeduid als “het plan”). [verzoeker] heeft eind april 2022 de eerste opzet gereed. De inhoud van het plan is vervolgens meerdere malen intern besproken en aangepast. Het is een dynamisch plan, dat dient als leidraad om tot verbetering van de resultaten van [verweerder] te komen.
“Freistellung von der Tätigkeit als Managing Director der [verweerder] B.V.”In de brief is opgenomen dat [verzoeker] werd vrijgesteld van werkzaamheden. Ook bevat de brief een beëindigingsvoorstel. [verzoeker] heeft de brief voor ontvangst getekend.
“personnel change within [verweerder] B.V.”, waarin is aangegeven:
5 oktober 2022 om toezending van informatie herhaald, en aan het verzoek nog een aantal aanvullende stukken toegevoegd.
- het wissen van de e-mails,
- de kwestie van de levering van de aandelen,
- de laakbare beschuldigingen over het zogenaamd beïnvloeden van de bedrijfsarts en ArboNed,
- excessieve tijdsbesteding aan privézaken gedurende werktijd met gebruikmaking van zakelijke faciliteiten,
- het uitblijven van integratie van DLP in de organisatie van [verweerder] , terwijl [verzoeker] de aandeelhouder de indruk had gegeven dat deze integratie succesvol verliep en zij daarvoor ook bonussen heeft ontvangen, en
- het niet ondernemen van actie naar aanleiding van het bericht dat de boekwaarde van machineonderdelen van [vennootschap 1] veel te hoog was.
4.Het verzoek van [verzoeker]
€ 1.300.000,00 bruto plus PM pensioenschade, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de 15e dag na datum van deze beschikking tot aan de dag van volledige betaling;
5.Het tegenverzoek van [verzoeker in het tegenverzoek]
6.De beoordeling
€ 21.821,37 op grond van schending door [verweerder] van de verplichting om zich als goed werkgever te gedragen (artikel 7:611 BW) in samenhang met artikel 6:96 BW. Nu geen van de verzoeken van [verzoeker] toewijsbaar is, moet ook dit verzoek dat lot delen.