ECLI:NL:RBZWB:2024:1565

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
BRE-23_3110_3111
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van uitspraken op bezwaar inzake ambtshalve vermindering van belastingaanslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 maart 2024, wordt er geoordeeld over de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 10 mei 2023. De rechtbank behandelt de verzoeken om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2017, evenals de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet 2017. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de bezwaren tijdig zijn ingediend. De rechtbank volgt de partijen in hun verzoek om vernietiging van de uitspraken op bezwaar en terugwijzing naar de inspecteur. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar en draagt de inspecteur op om opnieuw op de bezwaren te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet de inspecteur het griffierecht van € 50,- aan de belanghebbende vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/3110 en 23/3111

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 10 mei 2023, betreffende de beslissingen op de verzoeken om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2017 met [aanslagnummer] H.76.01 en de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet 2017 met [aanslagnummer] W.76.01.4.
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk gegrond zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De inspecteur heeft de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard omdat de bezwaren niet tijdig waren ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat de inspecteur de bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarom zijn de beroepen kennelijk gegrond.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop dat aanslagbiljet of die beschikking is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending.
Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het bezwaarschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij het bestuursorgaan is ontvangen.
3.1.
Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
4. De rechtbank stelt voorop dat de inspecteur op 15 maart 2021 zowel uitspraken op bezwaar heeft gemaakt alsook een beslissing om de aanslag ambtshalve te verminderen. Tegen die eerste beslissing staat beroep open, tegen die tweede beslissing bezwaar. Het is niet mogelijk om nogmaals een uitspraak op bezwaar te doen nadat er een uitspraak op bezwaar heeft plaatsgevonden. Vandaar dat de rechtbank de beslissing van de inspecteur van 10 mei 2023 dan ook aanmerkt als een uitspraak op het bezwaar tegen de beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering van 15 maart 2021.
5. Vast staat dat de dagtekening van de beslissingen op het verzoek om ambtshalve vermindering 15 maart 2021 is. Belanghebbende heeft gesteld die beslissingen niet op die datum ontvangen te hebben, maar pas door toezending op 3 augustus 2021. De inspecteur heeft in het verweerschrift gesteld dat het niet aannemelijk is dat belanghebbende de beslissingen niet heeft ontvangen, maar omdat hij niet over stukken beschikt die de verzending van de beslissingen bewijzen, hij belanghebbende volgt in de stelling dat hij pas op 3 augustus 2021 de beslissingen heeft ontvangen. De inspecteur stelt dat de bezwaren tegen de beslissingen op het verzoek om ambtshalve vermindering ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard. Partijen verzoeken om vernietiging van de uitspraken op bezwaar en terugwijzing naar de inspecteur. De rechtbank volgt partijen hierin.

Conclusie en gevolgen

6. De bezwaren zijn dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen zijn daarom kennelijk gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar. De inspecteur moet alsnog inhoudelijk op de bezwaren beslissen.
6.1.
Omdat de beroepen gegrond zijn moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. Belanghebbende heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de besluiten van 10 mei 2023;
- draagt de inspecteur op een nieuw besluit te nemen op de bezwaren met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50,- aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 15 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.