ECLI:NL:RBZWB:2024:1548

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
10615033 - MB VERZ 23-376
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens snelheidsovertreding op autosnelweg

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 29 kilometer per uur boven de toegestane snelheid op de autosnelweg A16 te Breda op 28 maart 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 29 januari 2024 is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, niet aanwezig was. De zittingsvertegenwoordiger, mr. E.M. Morsink, heeft het verzoek gedaan om het beroep ongegrond te verklaren en verwees naar jurisprudentie die stelt dat er geen maximale tussenafstand tussen het voertuig van de verbalisant en dat van de betrokkene hoeft te zijn voor een geldige meting. De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant als voldoende bewijs beschouwd voor de vaststelling van de gedraging.

De kantonrechter heeft overwogen dat de betrokkene geen specifieke feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de boete terecht is opgelegd en heeft het beroep ongegrond verklaard. Tevens is het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10615033 \ MB VERZ 23-376
CJIB-nummer : 1062 5422 4838 3632
uitspraakdatum : 29 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.M. Morsink (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 29 kilometer per uur harder rijden dan mag op een autosnelweg buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1) op de Rijksweg (A16) te Breda op 28 maart 2022 om 11:35 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet kan worden vastgesteld. Gemachtigde stelt dat uit de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht blijkt dat er een tussenafstand van 200 meter was. Voorts is niet gebleken dat er gebruik is gemaakt van hectometerpaaltjes, waardoor de gedraging niet kan worden vastgesteld volgens jurisprudentie van het Hof (ECLI:NL:GHARL:2022:9366). Gemachtigde heeft een foto bijgevoegd waaruit blijkt hoe het zicht is op 200 meter afstand. Gemachtigde verzoekt de verbalisant op te roepen voor de zitting om toelichting te geven. Voorts verzoekt gemachtigde de zaak niet aan te houden. Tot slot verzoekt gemachtigde het beroep gegrond te verklaren en proceskostenvergoeding toe te wijzen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en verwijst naar een arrest van hof Arnhem-Leeuwarden (Wahv 200.327.179/01), dat zij ter zitting heeft overgelegd. Daarin is bepaald dat geen rechtsregel voorschrijft dat er een maximale tussenafstand tussen het voertuig van de verbalisant en van betrokkene dient te zijn. De afstand van het voertuig van de verbalisant en van betrokkene dient gelijk te blijven om een meting uit te kunnen voeren. Een afstand van 200 meter is niet te groot. De zittingsvertegenwoordiger ziet geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
Door de zittingsvertegenwoordiger is verwezen naar een (nog) niet gepubliceerd arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 november 2023. Onder verwijzing naar dit arrest overweegt de kantonrechter dat er geen rechtsregel bestaat die een maximale tussenafstand voorschrijft tussen het voertuig van de verbalisant en van betrokkene om een goede meting uit te voeren. Uit de stukken in het dossier blijkt dat de gedraging is geconstateerd bij hectometerpaal 65.2 L door over een afstand van 1000 meter met een tussenafstand van 200 meter het voertuig (vrijwel) gelijkblijvend te volgen. Dat de verbalisant niet heeft opgeschreven dat daarbij gebruik is gemaakt van hectometerpaaltjes is geen reden om aan zijn waarneming te twijfelen. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en ziet dan ook geen aanleiding om de verbalisant op te roepen ter zitting om een toelichting te geven.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.