Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
4.De beslissing
17 april 2024voor het nemen van de conclusie van antwoord in reconventie door [naam 1] ,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een incident waarbij eiseres in conventie, [naam 1], een verzoek deed tot verwijzing van de reconventionele vordering van gedaagde, [naam 2], naar de kantonrechter. [naam 1] stelde dat de vorderingen in reconventie onder de competentiegrens van € 25.000,00 vallen en dat er geen samenhang is met de vorderingen in conventie. Gedaagde, [naam 2], voerde verweer en stelde dat er wel degelijk sprake is van samenhang, wat gezamenlijke behandeling door de rechtbank rechtvaardigt. De rechtbank oordeelde dat [naam 1] ontvankelijk was in haar verzoek, maar dat er voldoende samenhang was tussen de vorderingen in conventie en reconventie. De rechtbank wees het verzoek van [naam 1] af en stelde dat gezamenlijke behandeling door dezelfde rechter gewenst was vanuit proceseconomisch oogpunt. Tevens werd [naam 1] in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten van het incident, vastgesteld op € 521,00 aan salaris voor de advocaat. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol van 17 april 2024 voor het nemen van de conclusie van antwoord in reconventie.