ECLI:NL:RBZWB:2024:1474
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 6.043, welke door de rechtbank als terecht werd beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur voldoende rekening heeft gehouden met de waardevermindering van de auto, ondanks de stellingen van belanghebbende over schade en de taxatie. Belanghebbende had op 16 juli 2021 aangifte gedaan voor de registratie van een Mercedes-Benz, waarbij een taxatierapport was overgelegd. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag correct is opgelegd en dat de door belanghebbende gestelde schade niet aannemelijk is gemaakt.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens de lange duur van de procedure. De rechtbank constateert dat de redelijke termijn is overschreden met drie maanden en kent een schadevergoeding van € 500 toe aan belanghebbende, te betalen door de inspecteur. De rechtbank wijst de proceskosten van € 218,75 toe aan belanghebbende, die ook vergoed moet worden door de inspecteur. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.