ECLI:NL:RBZWB:2024:1459

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 23_9087
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag omgevingsvergunning voor de realisatie van een carport

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de realisatie van een carport beoordeeld. Eiser had op 12 juli 2022 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland op 14 december 2022 werd afgewezen. Het college handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 4 juli 2023, waarop eiser in beroep ging. De rechtbank behandelt de zaak en constateert dat het college de aanvraag niet voldoende heeft gemotiveerd en dat er mogelijk sprake is van een vergunning van rechtswege, omdat het college niet tijdig op de aanvraag heeft beslist. De rechtbank oordeelt dat het college niet voldoende heeft onderbouwd waarom de omgevingsvergunning is geweigerd, vooral gezien het feit dat er geen duidelijke motivering is gegeven voor de afwijzing van de aanvraag voor de carport met dak, terwijl een vergunning voor een carport zonder dak wel is verleend. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens moet het college het griffierecht en proceskosten aan eiser vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9087

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.A. Johannsen),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een omgevingsvergunning voor realisatie van een carport.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 14 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 4 juli 2023 op het bezwaar van eiser heeft het college de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, eisers gemachtigde en gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser woont aan de [adres] te [plaats] . Op enig moment is eiser gestart met het realiseren van een carport voorzien van een dak.
2.1.
Op 12 juli 2022 heeft eiser een aanvraag gedaan voor een omgevingsvergunning voor de carport.
2.2.
Met een brief van 2 september 2022 heeft het college de beslistermijn met zes weken verlengd, zodat de termijn eindigde op 18 oktober 2022. Met een e-mail van 12 oktober 2022 heeft het college eiser gevraagd in te stemmen met een opschorting voor de duur van vier weken. Eiser heeft daarmee op 12 oktober 2022 schriftelijk ingestemd.
2.3.
Met een e-mail van 11 november 2022 heeft het college eiser gevraagd in te stemmen met het nogmaals opschorten van de beslistermijn met zes weken. Het college heeft eiser verzocht het bouwplan voor instemming aan zijn buren voor te leggen en bewijs daarvan aan het college ter verstrekken.
2.4.
Met een e-mail van 14 november 2022 heeft eiser ingestemd met het opschorten van de termijn.
2.5.
Met het besluit van 14 december 2022 heeft het college de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor de activiteiten “ bouwen” en “gebruiken in strijd met het bestemmingsplan” afgewezen. Het college wil geen omgevingsvergunning verlenen voor het gebruiken in strijd met het bestemmingsplan, vanwege een negatief stedenbouwkundig advies.
2.6.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit.
2.7.
Met het bestreden besluit heeft het college, in afwijking van het advies van de commissie bezwaarschriften, het bezwaar ongegrond verklaard. Het college heeft daarnaast met het bestreden besluit een omgevingsvergunning verleend voor een aangepast bouwplan. In het aangepaste bouwplan is de carport niet langer voorzien van een dak.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de weigering van het college om eiser een omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van de carport met dak. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is er in de bezwaarprocedure een schikking tot stand gekomen?
4. Met het bestreden besluit heeft het college eisers bezwaar tegen de weigering van de omgevingsvergunning voor de carport met een dak ongegrond verklaard. Het college heeft daarnaast met het bestreden besluit een omgevingsvergunning verleend voor de carport zonder dak. De vergunning is verleend met inachtneming van een notitie die eiser tijdens de bezwaarprocedure heeft overgelegd en waarin eiser heeft opgesomd op welke punten de carport is veranderd ten opzichte van de aanvraag. Er komt niet langer een dak op de carport, de stalen constructie, die nodig was voor het storten van het dak is verwijderd en ook de voorzieningen die nodig waren om het beton te storten zijn verwijderd.
4.1.
Ter zitting heeft het college erop gewezen dat eiser tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft verklaard dat als het college een omgevingsvergunning zou verlenen voor de carport zonder dak, eiser het bezwaar tegen de weigering van de omgevingsvergunning voor de carport met dak zou intrekken. Het college heeft gesteld dat er gelet daarop sprake is geweest van een schikking.
4.2.
Nog los van de vraag of en zo ja, welke gevolgen een schikking zou kunnen hebben voor het beroep van eiser, is er naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat er tijdens de hoorzitting een schikking tot stand gekomen is. Er is niet gesteld en ook niet gebleken dat eiser en het college tijdens de hoorzitting onderlinge overeenstemming hebben bereikt. Op het moment dat het college de omgevingsvergunning aan eiser verleende, was eiser bovendien niet meer in de gelegenheid om het bezwaar in te trekken, omdat eisers op datzelfde moment op het bezwaar van eiser heeft beslist. Zodra er een beslissing op het bezwaar genomen is, is het niet meer mogelijk het bezwaarschrift in te trekken.
Is er een vergunning van rechtswege verleend?
5. De commissie bezwaarschriften heeft in haar advies gesteld dat de vergunning voor de carport met dak van rechtswege is verleend, omdat het college niet tijdig op de aanvraag heeft besloten. Hoewel eiser met de opschorting van de beslistermijn heeft ingestemd, kon het college volgens de commissie de beslistermijn op 11 november 2022 in redelijkheid niet opschorten. Voor zover instemming door de buren al relevant was voor de beoordeling van de vergunningaanvraag, had het college daarnaar binnen de gebruikelijk wettelijke beslistermijn navraag kunnen doen. Volgens de commissie moet de beslistermijn geacht worden te zijn geëindigd op 15 november 2022 en is op dat moment de vergunning van rechtswege verleend. De commissie heeft het college daarom geadviseerd het besluit van 14 december 2022 in te trekken en de van rechtswege verleende vergunning te publiceren.
5.1.
Het college heeft dat advies niet overgenomen, maar heeft in het bestreden besluit op het standpunt dat er geen sprake is van een van rechtswege verleende vergunning. Het college heeft ter onderbouwing daarvan gesteld dat eiser heeft ingestemd met het opschorten van de termijn. In geval van het opschorten van de termijn op grond van artikel 4:15, tweede lid, van de Awb is het college niet verplicht om een reden te geven voor de opschorting van de beslistermijn.
5.2.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat deze motivering in het licht van het advies van de commissie onvoldoende is om het standpunt dat er geen sprake is van een vergunning van rechtswege te kunnen dragen. Het college heeft eiser op 11 november 2022 in redelijkheid niet mogen vragen in te stemmen met opschorting, omdat er geen gegronde redenen waren voor het verzoek om opschorting. De reden voor het verzoek om opschorting is eiser ten onrechte niet medegedeeld. Het college heeft daarnaast niet onderbouwd waarom voor de beoordeling van de aanvraag relevant zou zijn of de buren van eiser bezwaar hebben tegen de carport. Er was geen sprake van een situatie waarin de gevraagde informatie van belang was, of de situatie dermate complex, dat verdergaand feitenonderzoek nodig was, dan normaal het geval was. Eiser kon niet weten dat dit geen reden kon vormen voor het opschorten van de termijn. In tegendeel: het verzoek om verklaringen van de buren te verstrekken wekte bij eiser de indruk dat de vergunning zou worden verleend, als de buren geen bezwaar zouden hebben tegen de carport. Eiser heeft daarom ingestemd met het opschorten van de termijn.
5.3.
De rechtbank stelt voorop dat het college niet gebonden is aan het advies van de commissie. Als de beslissing op het bezwaar afwijkt van het advies van de commissie, moet in de beslissing wel de reden voor die afwijking worden vermeld. [1] Het college heeft het afwijken gemotiveerd door in het bestreden besluit te stellen dat het college bij toepassing van artikel 4:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet verplicht is om een reden te geven voor de opschorting van de beslistermijn.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich terecht op dat standpunt gesteld. Artikel 4:15, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb bepaalt dat de termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort gedurende de termijn waarvoor de aanvrager schriftelijk met uitstel heeft ingestemd. Vast staat dat het verzoek tot opschorten is gedaan voor het einde van de beslistermijn en dat eiser op 11 november 2022 schriftelijk heeft ingestemd met het opschorten van de termijn. Daarmee was er voldaan aan de voorwaarden voor opschorting van de beslistermijn. Er wordt daarom niet toegekomen aan de vraag of eiser tijdig bekend was met de reden van het verzoek om verdere opschorting, of dat een valide reden was en of eiser in de veronderstelling mocht verkeren dat de vergunning verleend zou worden als de buren zouden aangeven daartegen geen bezwaar te hebben. Eisers verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 22 juni 2021 [2] maakt dat niet anders, alleen al omdat in die zaak de eiser niet had ingestemd met het verlengen van de beslistermijn.
5.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college voldoende gemotiveerd waarom het afwijkt van het advies van de commissie en kan de motivering het standpunt dat de beslistermijn was opgeschort dragen. Omdat de beslistermijn was opgeschort en het college vervolgens binnen de opgeschorte termijn een besluit heeft genomen, is er geen sprake van een van rechtswege verleende vergunning.
5.6.
Omdat er geen sprake is van een van rechtswege verleende vergunning, komt de rechtbank reeds daarom niet toe aan het verzoek van eiser om het besluit tot vergunningverlening voor de carport zonder dak in te trekken.
5.7.
Omdat er geen sprake is van een van rechtswege verleende vergunning komt de rechtbank daarnaast niet toe aan eisers stelling dat het college dwangsommen zou hebben verbeurd omdat het college zou hebben nagelaten de van rechtswege verleende vergunning openbaar te maken.
Is de weigering van de aanvraag om een omgevingsvergunning voldoende gemotiveerd?
6. Eiser heeft aangevoerd dat het college heeft nagelaten de weigering van de omgevingsvergunning deugdelijk te motiveren
6.1.
Dit betoog slaagt. De rechtbank licht dat hierna toe.
6.2.
Bij het nemen van een beslissing op bezwaar rust op het college op grond van artikel 7:11 van de Awb de plicht om zijn eerdere besluit op grondslag van het daartegen gemaakte bezwaar te heroverwegen. Artikel 7:12, eerste lid van de Awb bepaalt dat de beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
6.3.
In het bestreden besluit heeft het college in het geheel niet gemotiveerd waarom het college het besluit tot het weigeren van de omgevingsvergunning handhaaft. Voor zover er in bezwaar al sprake is geweest van een heroverweging door het college, is die heroverweging niet inzichtelijk gemaakt. Dat is een gebrek, vooral ook omdat ook het primaire besluit uitermate summier gemotiveerd was en eiser in bezwaar nadrukkelijk heeft gesteld dat de omgevingsvergunning met toepassing van de zogenaamde kruimelregeling verleend kon worden.
6.4.
Het college heeft ook ter zitting geen afdoende motivering gegeven. Het college heeft niet kunnen toelichten of en zo ja, op welke wettelijke grondslag een omgevingsvergunning zou kunnen worden verleend, welke beoordelingskaders daarvoor gelden en waaruit volgt dat een negatief stedenbouwkundig advies moet leiden tot weigering van de omgevingsvergunning. In dit verband valt het de rechtbank op dat het college wel aanleiding heeft gezien om voor het volgens het college gewijzigde plan een vergunning te verlenen terwijl de tegen het geweigerde bouwplan geopperde stedenbouwkundige bezwaren niet zijn ingebracht tegen dat andere plan, dat in ruimtelijk opzicht niet heel duidelijk verschilt van het geweigerde plan. Dat er geen dak meer zou worden vergund, heeft slechts tot gevolg dat het bouwwerk niet, zoals oorspronkelijk voorzien, kan worden verborgen onder een als duin ingeplante berg zand.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank zal het college opdragen een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen.
7.1.
De rechtbank geeft het college in overweging bij het nemen van de nieuwe beslissing op bezwaar aandacht te besteden aan
- de in artikel 4 van het Besluit omgevingsrecht geschetste mogelijkheden om een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruiken in strijd met het bestemmingsplan en
- het beleid voor het verlenen van dergelijke vergunningen, zoals neergelegd in de Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden 2016.
7.2.
De rechtbank geeft het college verder in overweging om -indien daarvoor aanleiding bestaat- met een motivering te onderbouwen
- dat het negatief stedenbouwkundig advies verplicht tot weigering van de omgevingsvergunning voor de carport met dak, terwijl een negatief stedenbouwkundig advies over de carport zonder dak niet heeft geleid tot weigering van de vergunning;
- dat het college met de weigering eiser een omgevingsvergunning te verlenen niet handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel. In het licht van eisers onderbouwde stelling dat op tien andere percelen in [plaats] met dezelfde bestemming als eisers perceel bouwwerken buiten het bouwvlak en tegen de perceelsgrens zijn gebouwd, is de reactie van het college dat het geen gelijke gevallen zijn, omdat het in die gevallen geen carports betrof, niet voldoende.
7.3.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluiten van 4 juli 2023;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 4 maart 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:13
1. Een beschikking dient te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
Artikel 4:15
2. De termijn voor het geven van een beschikking wordt voorts opgeschort:
a. gedurende de termijn waarvoor de aanvrager schriftelijk met uitstel heeft ingestemd, (…)
Artikel 7:13
7. Indien de beslissing op het bezwaar afwijkt van het advies van de commissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies met de beslissing meegezonden.

Voetnoten

1.Artikel 7:13, zevende lid, van de Awb