ECLI:NL:RBZWB:2024:1409

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
02/027057-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met braak en poging tot diefstal van buitenboordmotoren

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 februari 2024, is de verdachte beschuldigd van het (mede)plegen van vijf voltooide diefstallen en een poging tot diefstal. De verdachte heeft onder andere buitenboordmotoren weggenomen, met een waarde variërend van honderden tot duizenden euro's. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander op verschillende tijdstippen diefstallen heeft gepleegd in Yerseke en Terneuzen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken, waaronder zendmastgegevens, zorgvuldig gewogen. De verdachte heeft bekend betrokken te zijn geweest bij de diefstallen in Yerseke, maar ontkent de diefstal in Terneuzen. De rechtbank oordeelt dat de bewijsvoering voldoende is om de verdachte schuldig te verklaren voor alle tenlastegelegde feiten. De strafoplegging bestaat uit een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder [aangever 2] en Staatsbosbeheer, voor de geleden materiële schade. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van een in beslag genomen Mercedes-Benz gelast, die is gebruikt bij de diefstallen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/027057-22
vonnis van de meervoudige kamer van 8 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman: mr. D. van der Beek, advocaat te Nijmegen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich (samen met een ander of anderen) schuldig heeft gemaakt aan vijf diefstallen en aan een poging tot diefstal.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 bewezen. Onder dit feit zijn drie diefstallen tenlastegelegd, te weten twee diefstallen in Yerseke en één diefstal in Terneuzen. Verdachte heeft bekend dat hij samen met een ander de twee diefstallen in Yerseke heeft gepleegd. Ook het in vereniging plegen van de diefstal in Terneuzen kan op basis van het dossier worden bewezen
Onder feit 2 en feit 3 zijn respectievelijk twee voltooide diefstallen en een poging tot diefstal ten laste gelegd, welke feiten bewezen kunnen worden op basis van het dossier.
Bij de in totaal 5 voltooide diefstallen en de poging tot diefstal heeft de telefoon van verdachte steeds zendmasten aangestraald in de omgeving van de plaats delict. De verklaring van verdachte dat hij zijn telefoon had uitgeleend moet als weinig concreet en niet toetsbaar terzijde worden geschoven.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 voor zover het de gepleegde diefstallen in Yerseke betreft. De tenlastegelegde diefstal in Terneuzen kan niet worden bewezen wegens gebrek aan bewijs. Op de camerabeelden is een bus met contourverlichting te zien, waarvan niet kan worden geconcludeerd dat dit dezelfde bus is als de bus die drie maanden later in de buurt van verdachte is aangetroffen. Dat de telefoon van verdachte heeft aangestraald op nabijgelegen zendmasten laat zich verklaren door het feit dat hij zijn telefoon had uitgeleend aan een toenmalige vriend en de motorkap die is aangetroffen in de loods van verdachte kan door die vriend daar zijn neergelegd.
De verdediging is van mening dat de feiten 2 en 3 niet kunnen worden bewezen. Het dossier bevat enkel de aangiftes en zendmastgegevens wat onvoldoende is, gezien de verklaring die verdachte heeft gegeven over het uitlenen van zijn telefoon.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte samen met een ander op 27 oktober 2021 en op 4 november 2021 een diefstal heeft gepleegd in Yerseke, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven. Verdachte heeft deze feiten bekend.
De rechtbank acht ook de diefstal gepleegd in Terneuzen wettig en overtuigend bewezen.
Zij overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – vast dat deze diefstal is gepleegd in de nacht van 30 juli 2021 tussen 00:28 uur en 05:16 uur. Binnen dit tijdbestek zijn twee personen in een bus richting de plaats delict gereden waar onderdelen van twee buitenboordmotoren zijn weggenomen. De daders hebben deze onderdelen onder hun bereik gebracht door een benzineslang door te knippen. Voor de rechtbank staat vast dat verdachte één van de daders is geweest. Zijn telefoon heeft nabijgelegen zendmasten aangestraald op 29 juli 2021 om 23.40 uur en op 30 juli 2021 om 05.25 uur. Daar komt bij dat in de loods van verdachte een gerepareerde overgespoten motorkap is aangetroffen, terwijl bij de diefstal in Terneuzen een soortgelijke gerepareerde motorkap is weggenomen. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat deze diefstal op vakkundige wijze was uitgevoerd wat impliceert dat de dader verstand moet hebben gehad van het demonteren van een buitenboordmotor. Veelbetekenend in dit verband is dat verdachte een bedrijf heeft in buitenboordmotoren.
De rechtbank acht het niet aannemelijk geworden dat verdachte die bewuste nacht zijn telefoon heeft uitgeleend en ook niet dat een ander de aangetroffen motorkap in zijn loods heeft gelegd. Verdachte heeft hierover geen details verstrekt en heeft daarmee een weinig concrete en niet verifieerbare verklaring gegeven. Daar komt bij dat de verkregen zendmastgegevens niet op zichzelf staan. Het dossier bevat immers ook andere zendmastgegevens waaruit volgt dat verdachte zijn telefoon ook bij zich had ten tijde van het plegen van de twee nachtelijke diefstallen in Yerseke, welke door verdachte zijn bekend.
Feit 2 en feit 3
De rechtbank acht de feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen. Zij overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [aangever 1] op 21 augustus 2021 constateerde dat van zijn boot de buitenboordmotor was weggenomen. Diezelfde dag werd ook op een boot van Staatsbosbeheer ontdekt dat was geprobeerd om de buitenboordmotor weg te nemen. Er lagen losse onderdelen rondom de motor, er waren kabels losgetrokken en één van de moeren waarmee de motor vast zat aan de boot was losgedraaid. Nog geen twee weken later, op 2 september 2021, zag [aangever 2] dat van zijn boot meerdere spullen waren weggenomen, waaronder de buitenboordmotor.
Genoemde drie boten lagen allemaal aangemeerd in de [jachthaven] te Hank.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de verkregen zendmastgegevens kan worden bewezen dat verdachte deze twee voltooide diefstallen en de poging tot diefstal heeft gepleegd. Het is zijn telefoon die meerdere zendmasten in de omgeving van Hank heeft aangestraald in de nacht van 20 augustus 2021 tussen 02:45 uur en 03:00 uur én in de nacht van 2 september 2021 tussen 02:47 uur en 05:18 uur.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte beide nachten zijn telefoon heeft uitgeleend. Verdachte heeft hierover geen details verstrekt en heeft daarmee een weinig concrete en niet verifieerbare verklaring gegeven. Daar komt bij dat de verkregen zendmastgegevens niet op zichzelf staan. Het dossier bevat immers ook andere zendmastgegevens waaruit volgt dat verdachte zijn telefoon ook bij zich had ten tijde van het plegen van de twee nachtelijke diefstallen in Yerseke, welke door verdachte zijn bekend.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op tijdstippen in de periode van 30 juli 2021 tot en met 4 november 2021 te Yerseke, gemeente Reimerswaal en Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander, een buitenboordmotor en onderdelen van buitenboordmotoren die aan [benadeelde] of [naam 2] of [naam 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 2
op tijdstippen in de periode van 20 augustus 2021 tot en met 2 september 2021 te Hank, gemeente Altena buitenboordmotoren en gereedschap en accu’s en een acculader en visspullen en jerrycans met benzine en spanbanden die aan [aangever 2] en/of [aangever 1] toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3
in de periode van 13 augustus 2021 tot en met 21 augustus 2021 te Hank, gemeente Altena ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een buitenboordmotor die aan Staatsbosbeheer toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen daartoe een of meerdere onderdelen en één moer heeft losgemaakt en kabels heeft losgetrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast wordt oplegging gevorderd van een taakstraf van 240 uur.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte tot niet meer te veroordelen dan een taakstraf van een beperkt aantal uren, eventueel aangevuld met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in een relatief korte periode van ongeveer drie maanden schuldig gemaakt aan het (mede)plegen van vijf voltooide diefstallen en aan een poging diefstal. Diefstallen veroorzaken overlast en onrustgevoelens in de maatschappij en brengen voor de gedupeerden financiële schade met zich mee. Verdachte heeft onder meer buitenboord-motoren weggenomen die een waarde hebben van honderden tot duizenden euro’s. Ook heeft verdachte door zijn handelen ander leed veroorzaakt. Zo schrijft [aangever 2] , één van de slachtoffers, in zijn schriftelijke slachtofferverklaring dat hij zijn boot zes jaar geleden heeft aangeschaft en dat hij van een erfenis een grote motor voor zijn boot had gekocht. Het varen was zijn lust en zijn leven, maar nu ervaart [aangever 2] elke keer spanning als hij in de haven komt. Het onbezorgde genieten van het varen met zijn boot is verdwenen. Verdachte heeft bij dit alles niet stilgestaan. Op vraag van de rechtbank waarom hij de feiten heeft gepleegd, verklaarde verdachte dat hij dit deed voor de kick, wat de rechtbank buitengewoon verwerpelijk vindt.
Bij de strafbepaling neemt de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Verder neemt zij in aanmerking dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht meermalen van toepassing is.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat uit zijn justitiële documentatie naar voren komt dat sprake is van recidive. Verdachte is op 27 juli 2017 door de politierechter veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur voor het in vereniging plegen van een poging tot bedrijfsinbraak. Verdachte heeft deze taakstraf verricht, wat tot gevolg heeft dat het taakstrafverbod als bedoeld in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte in het verleden vaker met justitie in aanraking is gekomen voor het plegen van vermogensdelicten, te weten in 2006, 2011, 2013 en 2014. Verder loopt verdachte momenteel in een proeftijd in verband met het plegen van een andersoortig feit waarbij hem een gevangenisstraf van 1 maand boven zijn hoofd hangt.
Voorts wordt acht geslagen op het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van
12 juni 2023. Verdachte heeft zich bij de reclassering coöperatief opgesteld en lijkt, buiten een gebrek aan zelfstandige huisvesting, naar behoren te functioneren op de diverse leefgebieden. De reclassering schat het recidiverisico in op gemiddeld en adviseert oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank houdt ten slotte in het voordeel van verdachte rekening met het gegeven dat er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het plegen van de bewezenverklaarde feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straffen passend en geboden. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zal aan verdachte worden opgelegd een taakstraf van 240 uur.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever 2]
De benadeelde partij [aangever 2] vordert voor feit 1 een schadevergoeding van € 1.188,00, waarvan € 870,00 voor materiële schade en € 318,00 voor immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 1 heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank volledig toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 2 september 2021.
De benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] vordert voor feit 1 een schadevergoeding van € 4.336,15 voor materiële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 1 heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 4.187,15. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De gevorderde vergoeding van € 149,00 voor de GPS-tracker wijst de rechtbank af.
Dit zijn kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt ter voorkoming van schade in de toekomst, zodat het causale verband met het bewezenverklaarde ontbreekt.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen over het toe te wijzen bedrag van € € 4.187,15 vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten vanaf 27 oktober 2021.
De benadeelde partij Staatsbosbeheer
De benadeelde partij Staatsbosbeheer vordert voor feit 3 een schadevergoeding van € 414,32 voor materiële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 3 heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank volledig toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 20 augustus 2021.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
De onder verdachte in beslag genomen Mercedes-Benz (goednummer 2408693) is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat dit voertuig aan verdachte toebehoort en dat feit 1 is begaan met behulp van dit voertuig.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd;
feit 2:diefstal, meermalen gepleegd;
feit 3: poging tot diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 2](feit 1) van
€ 1.188,00, waarvan € 870,00 voor materiële schade en € 318,00 voor immateriële schade,
te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 2 september 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 2] te betalen een bedrag van € 1.188,00, waarvan € 870,00 voor materiële schade en € 318,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 2 september 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 21 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde](feit 1) van
€ 4.187,15 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 27 oktober 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- wijst af het overig gevorderde ad € 149,00;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde] te betalen een bedrag van € 4.187,15 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 27 oktober 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 51 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
Staatsbosbeheer(feit 3) van
€ 414,32 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 20 augustus 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
Staatsbosbeheer te betalen een bedrag van € 414,32 voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf 20 augustus 2021 tot de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 8 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart verbeurd de onder verdachte in beslag genomen Mercedes-Benz (goednummer 2408693).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. M.E. de Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 februari 2024.
De voorzitter en de griffier zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.