ECLI:NL:RBZWB:2024:1379

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
02-262227-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie en het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne. De verdachte is in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 maart 2021 betrokken geweest bij een organisatie die zich bezighield met het plegen van strafbare feiten, waaronder de invoer van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten een gestructureerd samenwerkingsverband vormde, met een duidelijk oogmerk gericht op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne, waarbij gebruik werd gemaakt van dekladingen zoals stalen buizen en A4-papier. De verdachte is ook betrokken geweest bij de daadwerkelijke invoer en verkoop van cocaïne, met name 50 kilo op 7 september 2020 en 1 kilo op 12 september 2020. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de samenleving. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte niet opgeheven, gezien de op te leggen straf en de ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-262227-22
vonnis van de meervoudige kamer van 5 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1972
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. S.N. de Jager, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 en 31 oktober 2023 en 6 en 9 november 2023 waarbij de officieren van justitie, mr. E.H. Smale en mr. S. Massier, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt, waarna het onderzoek is gesloten op 5 maart 2024.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1: in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 maart 2021 deel heeft genomen aan een criminele organisatie die zich bezig hield met het plegen van strafbare feiten als bedoeld in de Opiumwet;
2: in de periode van 2 maart 2020 tot en met 2 maart 2021 samen met anderen meermalen de invoer en het transport van cocaïne heeft voorbereid;
3: op 9 september 2020 samen met anderen cocaïne heeft ingevoerd dan wel aanwezig heeft gehad;
4: in de periode van 7 september 2020 tot en met 12 september 2020 in 50 kilo cocaïne heeft afgeleverd dan wel aanwezig heeft gehad en 1 kilo cocaïne heeft verkocht, afgeleverd dan wel aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid dagvaarding
De dagvaarding is geldig.
3.2
Bevoegdheid rechtbank
3.2.1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank niet bevoegd is om kennis te nemen van deze zaak die deel uitmaakt van onderzoek Nelson. Binnen de rechtbank Limburg is namelijk op een eerder moment de vervolging gestart in onderzoek Coca. Naar de mening van de verdediging is de strekking van de verdenking hetzelfde. Onderzoek Coca komt net als onderzoek Nelson voort uit onderzoek van SkyECC-gegevens. Daarnaast ziet onderzoek Coca ook op de handel verdovende middelen en zijn de omstandigheden van het geval hetzelfde. Naar de mening van de verdediging zou een behandeling van onderzoek Nelson door de rechtbank Zeeland-West-Brabant betekenen dat verdachte tweemaal vervolgd wordt voor hetzelfde feit. Om die reden is de verdediging van mening dat niet de rechtbank Zeeland-West-Brabant maar de rechtbank Limburg bevoegd is om kennis te nemen van feiten 2 tot en met 4 in deze zaak.
Daarnaast stelt de verdediging zich op het standpunt dat de rechtbank onbevoegd is om te oordelen over de onderdelen van feit 2 die zien op de invoer van cocaïne met de dekladingen papier en ADR-tanks. Uit de gesprekken zou volgen dat het transport met de deklading papier van Brazilië naar Antwerpen zou gaan. Ook de ‘Colo’ met de ADR-tanks zou naar Antwerpen gaan. Nu verder in beide gevallen niet bekend is waar de gebruikers van de betrokken Sky-accounts zich bevonden kan niet worden vastgesteld dat voldaan is aan het vereiste van dubbele strafbaarheid.
3.2.2
Standpunt officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank wel bevoegd is om kennis te nemen van onderzoek Nelson. Er is door de politie onderzocht of er overlap bestaat tussen onderzoeken Nelson en Coca. Uit dit onderzoek volgt dat er geen overlap bestaat tussen de in beide zaken tenlastegelegde feiten. Er is dan ook geen sprake van een dubbele vervolging voor dezelfde feiten. De officieren van justitie wijzen erop dat het verweer van de verdediging ook door de raadkamer is beoordeeld. De raadkamer heeft hierbij geoordeeld dat er geen sprake was van een dubbele vervolging.
3.2.3
Beoordeling
Bij de beoordeling van haar bevoegdheid heeft de rechtbank gekeken naar de (ongetekende) vordering aanpassing omschrijving feiten [1] , die volgens het proces-verbaal “vergelijking feiten onderzoek Nelson en onderzoek Coca van 17 oktober 2022” [2] op 5 juli 2022 in de rechtbank te Roermond is gevorderd. De rechtbank gaat er vanuit dat de Limburgse tenlastelegging nu luidt zoals is weergegeven in deze vordering. Dat betekent dat verdachte in Limburg wordt vervolgd voor: onder feit 1 en 2: invoer van cocaïne en onder feit 3: deelname aan een criminele organisatie ex artikel 11b van de Opiumwet.
De rechtbank heeft de feiten van de Limburgse tenlastelegging vergeleken met de feiten op de tenlastelegging van verdachte in de onderhavige zaak.
Daarbij heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen overeenkomsten zijn tussen de Limburgse feiten 1 en 2 en de feiten in de onderhavige tenlastelegging, behalve dat het ook Opiumwet-feiten betreffen met betrekking tot cocaïne.
De rechtbank ziet wel een overlap tussen de pleegperiodes van de feiten op de onderhavige tenlastelegging en de pleegperiode van feit 3 (deelname criminele organisatie) van de Limburgse tenlastelegging. Maar dit betekent niet dat er daarmee sprake is van een dubbele vervolging voor hetzelfde feit als bedoeld in artikel 68 Sr. Het is heel goed mogelijk dat in een zelfde periode feiten zijn gepleegd die mogelijk zelfs vallen onder eenzelfde wetsartikel, maar toch op heel verschillende gebeurtenissen zien. Nu blijkens de vordering omschrijving feiten in het onderzoek Coca de criminele organisatie in Coca (in de kern) bestaat uit andere personen dan in Nelson, de daar genoemde personen niet voorkomen in het onderzoek Nelson en gezien de omstandigheid dat de pleegplaatsen vermeld op die vordering grotendeels verschillen van de pleegplaatsen in Nelson, moet naar het oordeel van de rechtbank gesproken worden van een andere organisatie in de zin van artikel 140 Sr.
Ook het feit dat bevindingen uit het onderzoek Coca in Nelson zijn gebruikt voor het aan verdachte toeschrijven van Sky-accounts maakt niet dat sprake is van eenzelfde feit. Verdachte kan de accounts hebben gebruikt bij het plegen van verschillende feiten.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is dat sprake is van een dubbele vervolging.
De verdediging heeft – ten aanzien van de transporten met ADR-tanks en papier – verwezen naar het vereiste van dubbele strafbarheid. Voor zover daarmee beoogd is te betogen dat dit vereiste aan de bevoegdheid van de rechtbank in de weg staat, faalt dit betoog. Het is een feit van algemene bekendheid dat de haven van Antwerpen vanuit zee alleen bereikt kan worden via de Westerschelde en de Nederlandse territoriale wateren. Invoer via zee vanuit Brazilië en Colombia zal dan ook steeds via Nederland plaatsvinden. Gelet daarop kan een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid achterwege blijven.
De rechtbank concludeert dan ook dat zij bevoegd is om alle feiten van deze zaak te beoordelen.
3.3
Ontvankelijkheid officieren van justitie
3.3.1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot de ontvankelijkheid van de officieren van justitie kort en zakelijk weergegeven het volgende aangevoerd.
3.3.1.1
Sky-accounts
In de eerste plaats stelt de verdediging zich op het standpunt dat er geen stukken zijn waaruit blijkt dat er door de rechter-commissaris toestemming is gegeven voor aanvullend onderzoek naar Sky-accounts [account 1] en [account 2] . Daarnaast is er geen toestemming op grond van artikel 126dd van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) gegeven voor het gebruiken van de onderzoeksresultaten uit onderzoek Coca ten aanzien van Sky-account [account 3] .
3.3.1.2
Ontbrekende stukken
Verder voert de verdediging aan dat in het dossier meerdere stukken ontbreken, waardoor het dossier niet ‘cryptoproof’ is. Door het ontbreken van de vorderingen op grond van artikel 126n Sv is het voor de verdediging niet mogelijk om de rechtmatigheid van de bevindingen van de politie te controleren. Vervolgens is door het ontbreken van de Europese Onderzoeksbevelen (hierna: EOB’s) uit onderzoek Argus het niet mogelijk om te controleren of er aan verdachte voldoende rechtsmiddelen zijn geboden als bedoeld in artikel 14 lid 1 van de Richtlijn 2014/41/EU. Tot slot kan ook de betrouwbaarheid van de Sky-data niet worden getoetst door het ontbreken van het NFI-rapport van 26 mei 2023.
6 EVRM
De verdediging heeft aangevoerd dat het recht van verdachte op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is geschonden. Zij wijst er hierbij op dat verdachte geen inzage heeft gekregen in de volledige Sky-dataset inclusief de metadata. Naar de mening van de verdediging had deze inzage wel gegeven moeten worden. Zij wijst hierbij onder meer op de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) in de zaak [naam 1] tegen [land 1] . Zonder een effectieve controle op de onderzoeksbevindingen ten aanzien van de dataset is er volgens de verdediging sprake van een schending van het beginsel van “equality of arms”.
3.3.1.4
Verbaliseringsplicht
Verder voert de verdediging aan dat de verbaliseringsplicht is geschonden. Zij wijst hierbij op het feit dat in onderzoek Nelson een methodiekendossier over verdachte ontbreekt. Daarnaast blijkt de schending uit het feit dat de gesprekken uit de Sky-datasets door de politie in elkaar zijn geschoven waardoor het lijkt alsof sprake is van een lopend gesprek waarvan ieder Sky-id kennis genomen zou kunnen hebben, terwijl dat niet het geval is.
3.3.1.5
Onzorgvuldige dossiervorming
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de stukken in het onderzoek grotendeels zijn overgenomen uit onderzoek Coca. Een deel hiervan is zelfs door de officieren van justitie ongezien toegevoegd aan het dossier in onderzoek Nelson. Bij de overgenomen processen-verbaal ontbreken de onderliggende stukken. Hierdoor is het voor de verdediging niet mogelijk om het onderzoek zelf te controleren. Om die reden hebben de officieren van justitie onvoldoende zorg gedragen voor een zorgvuldige dossiervorming.
3.3.1.6
Conclusie verdediging
Naar de mening van de verdediging zijn voornoemde punten vormverzuimen. Daarmee is een ernstige inbreuk gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde en is er sprake van een grove veronachtzaming van de belangen van verdachte. Zijn recht op een eerlijk proces is tekort gedaan. Gelet hierop verzoekt de verdediging om de officieren van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van verdachte.
3.3.2
Standpunt officieren van justitie
3.3.2.1
Sky-accounts
De officieren van justitie stellen zich op het standpunt dat de toestemming voor het onderzoek van de Sky-data in de zaak van verdachte volgt uit de toestemming die is verleend in de zaak van [medeverdachte 1] . De Sky-data van de accounts die aan verdachte zijn gekoppeld mochten worden onderzocht omdat zij vielen binnen het B-kader van de in die zaak verleende toestemming.
Met betrekking tot het verweer ten aanzien van Sky-account [account 3] stellen de officieren van justitie zich op het standpunt dat verdachte geen beroep kan doen op de inhoud van de artikel 126dd Sv machtiging. Artikel 126dd Sv strekt tot het regelen van informatie-uitwisseling tussen officieren van justitie.
3.3.2.2
Ontbrekende stukken
Vervolgens stellen de officieren van justitie zich op het standpunt dat er op verzoek van de verdediging al meerdere stukken zijn toegevoegd aan het dossier. In de aanloop naar de zitting is hierover ook veelvuldig gecorrespondeerd. Naar de mening van de officieren van justitie is het dossier wel degelijk ‘cryptoproof’. Met betrekking tot de vorderingen op grond van artikel 126n Sv stellen de officieren van justitie zich op het standpunt dat deze vorderingen desgewenst nog aan het dossier kunnen worden toegevoegd. Ten aanzien van de EOB’s uit onderzoek Argus stellen de officieren van justitie vast dat uit het gevoerde verweer volgt dat de verdediging bekend is met de inhoud van de bevelen. Bovendien heeft de Hoge Raad in juni 2023 geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel moet worden gerespecteerd. Met betrekking tot het ontbrekende NFI-rapport stellen de officieren van justitie zich op het standpunt dat geen begin van aannemelijkheid is gegeven dat de Sky-data onbetrouwbaar zouden zijn.
6 EVRM
De officieren van justitie stellen zich op het standpunt dat deze zaak afwijkt van de situatie die zich in de zaak [naam 1] tegen [land 1] voordeed. In deze zaak is er toestemming gegeven voor onderzoek aan de Sky-data door een rechter. Daarnaast heeft de verdediging toegang gekregen tot de gehele dataset van verdachte inclusief de metadata. Hiermee is het recht op inzage gewaarborgd. De officieren van justitie stellen zich verder op het standpunt dat door het EHRM geen recht is gegeven tot inzage in de primaire dataset met ruwe data. Naar de mening van de officieren van justitie is er geen sprake van een schending van het recht op een eerlijk proces of van een schending van het beginsel van “equality of arms”.
3.3.2.4
Verbaliseringsplicht
Doordat verdachte pas op een later moment in beeld is gekomen, zijn er in het kader van onderzoek Nelson geen bijzondere opsporingsmiddelen op verdachte ingezet. Om die reden is er geen methodiekendossier van verdachte opgemaakt. Naar de mening van de officieren van justitie levert dit geen schending van de verbaliseringsplicht op.
De officieren van justitie hebben niet gereageerd op de stelling van de verdediging dat gesprekken zouden zijn samengevoegd.
3.3.2.5
Onzorgvuldige dossiervorming
De officieren van justitie hebben niet gereageerd op het standpunt van de verdediging dat het dossier onzorgvuldig zou zijn samengesteld.
3.3.2.6
Conclusie officieren van justitie
De officieren van justitie stellen zich op het standpunt dat alle ontvankelijkheidsverweren kunnen worden verworpen. Zij achten zichzelf ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
3.3.3
Toetsingskader
De rechtbank stelt vast dat op basis van artikel 359a Sv en vaste jurisprudentie het mogelijk is de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging wanneer er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim waarbij de met opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van een verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. De rechtbank zal hierna per verweer beoordelen of er sprake is van een situatie die dient te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officieren van justitie.
3.3.4
Beoordeling
3.3.4.1
Sky-accounts
De rechtbank stelt vast dat de stelling van de verdediging dat er geen toestemming is gegeven door de rechter-commissaris voor onderzoek aan de Sky-data die gekoppeld zijn aan de accounts [account 1] en [account 2] die worden toegeschreven aan verdachte, feitelijk onjuist is. De rechter-commissaris van het onderzoek Argus heeft op 13 april 2021 toestemming verleend om onderzoek te doen naar de communicatie van de gebruiker van Sky-accounts [account 4] en [account 5] . Deze toestemming is verleend voor de communicatie van de gebruiker van deze Sky-accounts (Akader) en de communicatie van zijn contacten (Bkader). In haar onderzoek heeft de politie [medeverdachte 1] geïdentificeerd als de gebruiker van de accounts [account 4] en [account 5] . Uit onderzoek is verder gebleken dat [medeverdachte 1] contact heeft gehad met de accounts [account 2] en [account 1] die volgens de politie toegeschreven kunnen worden aan verdachte. Deze accounts vallen daarmee binnen het voornoemde B-kader. De rechtbank is van oordeel dat daarmee voldoende vast is komen te staan dat er door de rechter-commissaris toestemming is verleend voor onderzoek naar deze accounts.
Daarnaast heeft de verdediging verweer gevoerd met betrekking tot het ontbreken van toestemming ex artikel 126dd Sv voor het gebruik van de onderzoeksresultaten uit “Coca” ten aanzien van het Sky-account [account 3] . Deze toestemming is gegeven op het verzoek van de officier van justitie om gebruik te mogen maken van alle voor het onderzoek Nelson relevante bevindingen uit het onderzoek "Coca", waaronder in ieder geval de processen-verbaal aangaande de identificatie van de Sky-accounts [account 1] en [account 2] . Deze processen-verbaal zijn ook opgenomen in het dossier Nelson. Dat in deze identificatie ook het account [account 3] is betrokken en dit volgens het onderzoek aan dezelfde gebruiker wordt toegeschreven, maakt niet dat voor het gebruik van deze processen-verbaal geen toestemming is verleend. Overigens stelt de rechtbank vast dat dit account niet voorkomt in de chats die het bewijs vormen voor de in onderzoek Nelson aan verdachte tenlastegelegde feiten.
Gelet op voornoemde overwegingen verwerpt de rechtbank de verweren van de verdediging met betrekking tot de gang van zaken rondom de Sky-accounts.
3.3.4.2
Ontbrekende stukken
De rechtbank stelt vast dat de verdediging eerder in de procedure heeft gevraagd om alle ‘cryptostukken’. Naar aanleiding van dit verzoek is er vervolgens een grote hoeveelheid stukken met betrekking tot het verkrijgen van de Sky-data toegevoegd aan het dossier. Uit het dossier en de nader gevoerde communicatie met de verdediging is niet gebleken dat de verdediging hierna heeft gemeld dat er nog stukken zouden ontbreken. Daarnaast is uit het dossier niet gebleken dat de verdediging specifiek en onderbouwd heeft verzocht om toevoeging van de vorderingen op grond van artikel 126n Sv, de EOB’s uit onderzoek Argus en het NFI-rapport van 26 mei 2023. Ook voorafgaand of tijdens de feitenbehandeling heeft de verdediging het ontbreken van voornoemde stukken niet ter sprake gebracht. Pas bij pleidooi is voor het eerst een beroep gedaan op het ontbreken van deze stukken met als motivering dat de verdediging onderzoek moet kunnen doen naar de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de Sky-data. Ook toen is niet om de stukken verzocht.
Nu door de verdediging geen begin van aannemelijkheid is gegeven dat de toestemming voor het opvragen van de historische verkeersgegevens van de IMEI-nummers (op grond van artikel 126n Sv) onrechtmatig is verkregen, ziet de rechtbank niet in dat verdachte door het ontbreken van deze vorderingen in zijn verdediging is geschaad.
Ten aanzien van de EOB’s heeft de verdediging aangevoerd dat door het ontbreken daarvan de verdediging niet kan controleren of daarin de juiste rechtsmiddelen zijn benoemd en is voldaan aan artikel 14 lid 1 van de Richtlijn 2014/41/EU. De rechtbank stelt voorop dat EOB’s naar hun aard stukken zijn tussen de autoriteiten van de uitvaardigende en ontvangende staat. In veel gevallen zijn deze bevelen gebonden aan geheimhouding. Nu een EOB niet gericht is aan verdachten zelf, bevat dit stuk logischerwijs geen vermelding van rechtsmiddelen. De rechtsmiddelen volgen juist uit de stukken die worden opgemaakt over de naar aanleiding van de bevelen te verrichten handelingen.
Lidstaten dienen er inderdaad ex artikel 14 lid 1 van de Richtlijn 2014/41/EU op toe te zien dat op de in het EOB aangegeven onderzoeksmaatregelen rechtsmiddelen toepasselijk zijn die gelijkwaardig zijn aan die welke in een binnenlandse zaak mogelijk zijn. Anders dan de verdediging kennelijk doet, leidt de rechtbank hieruit echter niet af dat door de uitvaardigende staat in een EOB melding moet worden gemaakt van de in de uitvaardigende staat (in dit geval Nederland) en/of in de uitvoerende staat bestaande voorzieningen.
Voor zover het gaat om de evenredigheidsbeoordeling die de officier van justitie maakt voor het uitvaardigen van een EOB, waarmee de verdediging kennelijk doelt op de materiële gronden voor het uitvaardigen, dan geldt op grond van artikel 14 lid 3 van de Richtlijn dat deze alleen in de uitvaardigende staat kunnen worden aangevochten. Bij de uitvaardiging dient onder meer te worden voldaan aan de voorwaarde dat de in het genoemde EOB onderzoeksmaatregelen in dezelfde omstandigheden in een vergelijkbare binnenlandse zaak bevolen hadden kunnen worden.
Voor zover het gaat om de rechtsmiddelen die in de uitvoerende staat door de verdachte kunnen worden aangewend, dan geldt daarvoor dat dit bij uitvoering van een EOB dezelfde rechtsmiddelen moeten zijn als voor een vergelijkbare binnenlandse zaak in de uitvoerende staat. Op grond van artikel 14 lid 5 van de Richtlijn stellen de uitvaardigende en de uitvoerende autoriteit elkaar alleen in kennis van de rechtsmiddelen
die zijn ingesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet gezegd worden dat door het ontbreken van de EOB’s niet kan worden gecontroleerd of aan het vereiste van artikel 14 lid 1 van de Richtlijn is voldaan.
Voor het overige staat het vertrouwensbeginsel eraan in de weg om te toetsen welke rechtsmiddelen er in Frankrijk aan verdachte ter beschikking gestaan hebben. De rechtbank ziet in de verweren geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat er in Frankrijk zulke grove schendingen van het recht hebben plaatsgevonden dat zou moeten worden afgeweken van dit vertrouwensbeginsel.
Met betrekking tot het NFI-rapport van 26 mei 2023 overweegt de rechtbank dat uit het verweer van de verdediging volgt dat zij bekend is met het bestaan en de inhoud van het rapport. De rechtbank stelt vast dat onderhavig dossier het NFI-rapport van 13 april 2021 en een aanvullend rapport van 22 juni 2022 bevat waaruit blijkt dat de verkrijging van de gegevens op een betrouwbare wijze heeft plaatsgevonden. Het NFI-rapport van 26 mei 2023 is een verdere aanvulling op die eerdere rapporten. De verdediging heeft, ondanks de bekendheid met dit rapport, niet aangevoerd dat het rapport van 26 mei 2023 een ander licht werpt op de betrouwbaarheid dan het rapport van 13 april 2021. Uit de jurisprudentie in soortgelijke zaken leidt de rechtbank af dat het NFI-rapport van 26 mei 2023 de betrouwbaarheid van de verkregen gegevens zelfs nog verder bevestigt. Hiermee levert het ontbreken van dit stuk ook geen nadeel voor verdachte op.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het ontbreken van de door de verdediging genoemde stukken -uit andere onderzoeken dan het onderhavige- geen vormverzuim vormt, laat staan een onherstelbaar vormverzuim. Niet is gebleken dat verdachte door het ontbreken van de stukken in zijn verdediging is geschaad. De rechtbank verwerpt dan ook de verweren van de verdediging op dit punt.
6 EVRM
De verdediging heeft een beroep gedaan op het EHRM-arrest in de zaak [naam 1] tegen [land 1] [3] . Zij meent dat hieruit volgt dat de verdediging een algemeen recht heeft op inzage in alle metadata.
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging hiermee een verkeerde uitleg aan het arrest geeft. In de zaak [naam 1] tegen [land 1] is door de autoriteiten in het geheel geen inzage in de data van cryptocommunicatie gegeven aan de verdediging. Naar het oordeel van het EHRM heeft de Turkse rechtbank hiermee onvoldoende gewaarborgd dat de verdediging het kernbewijs kon betwisten. Om die reden was er in die zaak sprake van een schending van artikel 6 EVRM. Uit het oordeel dat bij het geheel ontbreken van inzage in de data van cryptocommunicatie een schending van artikel 6 EVRM blijkt, volgt niet dat er ook een algemeen recht op inzage in alle metadata bestaat.
Het kader voor het recht op inzage is gegeven in het arrest van het EHRM in de zaak [naam 2] en anderen tegen [land 2] [4] . Hierin is bepaald dat er geen recht op volledige toegang tot de volledige primaire brondataset bestaat. De verdediging heeft wel rechten ten aanzien van de secundaire dataset. Dit is de dataset die per zaak wordt opgemaakt.
In deze zaak is vooraf toestemming verleend voor het onderzoeken van de Sky-data. Daarnaast heeft de verdediging in deze zaak de volledige ruimte gekregen om verweren met betrekking tot de Sky-data te voeren. Daarvoor heeft de verdediging de volledige dataset van verdachte in kunnen zien. De rechtbank heeft tijdens de behandeling ter zitting de verdediging de ruimte geboden om eventueel ontlastende stukken vanuit de dataset naar voren te brengen en toe te laten voegen aan het dossier. De verdediging heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Daarnaast heeft de verdediging op haar verzoek ook – voor zover deze gegevens beschikbaar waren – toegang gekregen tot de APN-gegevens behorende bij de accounts die volgens de politie aan verdachte toegeschreven konden worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdediging aldus conform de geldende jurisprudentie voldoende mogelijkheden gekregen voor onderzoek aan de data. Er is dan ook geen sprake van een schending van het beginsel van “equality of arms” of het recht op een eerlijk proces. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van een schending van artikel 6 EVRM en verwerpt daarmee het verweer van de verdediging.
3.3.4.4
Verbaliseringsplicht
De rechtbank stelt vast dat uit het procesdossier volgt dat er geen bijzondere opsporingsmiddelen zijn ingezet op verdachte in dit onderzoek. Daarmee is het ontbreken van een methodiekendossier volledig verklaard. Het ontbreken van dit stuk levert dan ook geen schending van de verbaliseringsplicht op.
De stelling van de verdediging dat in het procesdossier gesprekken ‘in elkaar zijn geschoven’ klopt. Dat wil zeggen dat gesprekken uit verschillende bronnen en tussen verschillende deelnemers achter elkaar zijn gezet. De rechtbank is echter van oordeel dat dit geen schending van de verbaliseringsplicht oplevert. De gesprekken zijn immers geverbaliseerd en op een zodanige manier dat duidelijk is tussen wie en wanneer de gesprekken zijn gevoerd. De rechtbank zal in haar beoordeling behoedzaam omgaan met de interpretatie van de Sky-gesprekken. Hierbij zal zij ook zeker letten op het feit dat de gesprekken zijn samengevoegd, terwijl de deelnemers verschillen en er soms ook sprake is van tijdsverloop.
Op basis van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de verbaliseringsplicht niet is geschonden. Er is dan ook geen sprake van een vormverzuim. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging op dit punt.
3.3.4.5
Onzorgvuldige dossiervorming
In onderzoek Nelson zijn stukken gevoegd die zijn opgemaakt in het kader van onderzoek Coca. De rechtbank stelt vast dat er geen regeling is die in de weg staat aan het gebruiken van processen-verbaal in verschillende onderzoeken. In deze zaak zijn de stukken uit Coca in het dossier van Nelson gevoegd in het kader van de identificatie van de Sky-accounts. De rechtbank stelt vast dat de verdediging klaagt over het ontbreken van de onderliggende stukken bij deze identificatie. De rechtbank is van oordeel dat de processen-verbaal met betrekking tot de identificatie gelet op de daarin weergegeven informatie, voldoende controleerbaar zijn zonder toevoeging van de onderliggende stukken. Daarnaast is ook niet gebleken dat verdachte in zijn belangen geschaad is door het ontbreken van de onderliggende stukken. De verdediging heeft in het kader van de verdenking in onderzoek Coca wel de beschikking gekregen over de onderliggende stukken. Als de verdediging van mening was dat die stukken gevoegd moesten worden in onderhavig dossier, dan had de verdediging de stukken zelf in kunnen dienen bij de rechtbank. Hiervoor is voldoende tijd en gelegenheid geweest. Desondanks heeft de verdediging van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het ontbreken van de onderliggende stukken geen vormverzuim is en dat ook het nadeel voor verdachte niet is gebleken. Om die reden verwerpt zij ook dit verweer.
3.3.5
Conclusie
Na beoordeling van alle verweren van de verdediging stelt de rechtbank vast dat geen van de verweren slaagt. Er is dan ook geen sprake van vormverzuimen. De officieren van justitie zijn dan ook ontvankelijk in de vervolging.
3.4
Schorsing van de vervolging
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie achten wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle tenlastegelegde feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van alle feiten over de Sky-data en identificatie:
Primair betwist de verdediging dat de Sky-data op een rechtmatige wijze zijn verkregen nu door vormverzuimen de rechtmatigheid niet kan worden gecontroleerd. Zij verwijst hierbij naar wat er onder 3.3.1 is aangevoerd. Vanwege deze vormverzuimen zouden alle Sky-data moeten worden uitgesloten van het bewijs.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte vrijgesproken moet worden omdat de identificatie van verdachte als gebruiker van de Sky-accounts niet geverifieerd kan worden. Hierbij is opgemerkt dat de bijlagen bij de processen-verbaal van identificatie ontbreken.
Meer subsidiair is de verdediging van mening dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de gebruiker is van de accounts [account 3] , [account 2] en [account 1] . Zij heeft hierbij ieder onderdeel van de identificatie betwist en benoemd dat er contra-indicaties zijn waaruit volgt dat verdachte niet (telkens) de gebruiker is.
Ten aanzien van alle feiten over het bewijsminimum:
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat niet aan het bewijsminimum is voldaan. Het bewijs in deze zaak wordt immers uitsluitend gevormd door Sky-gesprekken en is daarmee afkomstig uit één bron. Gelet hierop zou verdachte vrijgesproken moeten worden van alle feiten.
Subsidiair wijst de verdediging erop dat het dossier slechts een selectie van de Sky-berichten bevat en geen weergave is van alle gesprekken. Zij verzoekt de rechtbank om terughoudendheid bij de interpretatie van de Sky-berichten.
Ten aanzien van feit 1:
De verdediging is van mening dat verdachte vrijgesproken moet worden van deelname aan een criminele organisatie nu ook feiten 2 tot en met 4 niet tot een bewezenverklaring kunnen leiden.
Subsidiair betwist de verdediging dat er sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De bijdrage van de Sky-accounts is van onvoldoende duur en intensiteit om te kunnen concluderen dat verdachte deel uit maakt van een organisatie.
Ten aanzien van feit 2:
De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken van de voorbereidingshandelingen ten aanzien van de uitvoer van cocaïne naar het Verenigd Koninkrijk. Uit de inhoud van de gesprekken kan niet worden afgeleid dat er sprake is van concrete voorbereidingshandelingen. Bovendien was het account [account 1] niet betrokken bij het gesprek waarin de foto’s met de blokken zichtbaar waren.
Daarnaast verzoekt de verdediging ook om verdachte vrij te spreken van voorbereidingshandelingen ten aanzien van de invoer met een deklading stalen buizen. Uit de gesprekken kan niet worden afgeleid dat er cocaïne zou worden ingevoerd. Daarnaast is de bijdrage van account [account 1] minimaal waardoor er geen sprake is van medeplegen.
Ook ten aanzien van de invoer met de deklading papier zou verdachte vrijgesproken moeten worden. De verdediging stelt hierbij dat in de gesprekken waarbij account [account 2] betrokken is geen bewoordingen worden gebruikt die kunnen duiden op de handel in verdovende middelen.
Tot slot moet verdachte worden vrijgesproken van de voorbereidingshandelingen ten aanzien van transport met een deklading van ADR-tanks. Naar de mening van de verdediging mag uit het enkele feit dat er wordt gesproken over Colo niet worden afgeleid dat het gesprek gaat over cocaïne.
Ten aanzien van feit 3:
Naar de mening van de verdediging moet verdachte ook van dit feit vrijgesproken worden. In de gesprekken waaraan [account 1] deelneemt, is niet gesproken met bewoordingen die zouden duiden op de handel in verdovende middelen. Bovendien is er onvoldoende bewijs om vast te stellen dat er sprake zou zijn van cocaïne. Daarnaast heeft [account 1] in de gesprekken geen enkele opmerking gemaakt en dus geen bijdrage geleverd die aan te merken is als medeplegen.
Ten aanzien van feit 4:
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte vrijgesproken moet worden van de handelingen met betrekking tot de 50 kilo op 7 september 2020. In de gesprekken komen namelijk geen bewoordingen voor die duiden op de handel in verdovende middelen. Daarnaast zijn de foto’s niet gestuurd in gesprekken waaraan [account 1] deelnam. De opmerkingen die door [account 1] zijn gemaakt zijn bovendien van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen.
Ook voor de verdenking van handelingen op 12 september 2020 ten aanzien van 1 kilo cocaïne is er naar de mening van de verdediging onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De opmerkingen van [account 2] zijn van te geringe betekenis om te kunnen spreken van medeplegen. De verdediging verzoekt verdachte ook van dit feit vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.2.1
Bewijs
Onder verwijzing naar wat er al ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officieren van justitie is betoogd, heeft de verdediging ook verzocht alle bewijsmiddelen verkregen uit Sky-ECC uit te sluiten van het bewijs. Onder verwijzing naar wat de rechtbank onder punt 3.3.4 en 3.3.5 al heeft overwogen ziet zij geen reden voor bewijsuitsluiting. De rechtbank zal dan ook het gehele procesdossier gebruiken bij de beoordeling van de tenlastegelegde feiten.
Anders dan de verdediging stelt, is de rechtbank verder van oordeel dat het bewijs in dit onderzoek niet afkomstig is uit één bron en dat aan het bewijsminimum wordt voldaan. Niet alleen is sprake van meerdere processen-verbaal waarin SkyECC-gesprekken met meerdere contacten en in meerdere groepen zijn opgenomen, daarnaast is ook sprake van andersoortig bewijs zoals zendmastgegevens en gegevens van bijvoorbeeld vliegreizen die de (inhoud van de) Sky-gesprekken ondersteunen. In lijn met de geldende jurisprudentie zal de rechtbank bij de beoordeling van de feiten uiteraard wel behoedzaam omgaan met de interpretatie van de in het procesdossier opgenomen SkyECC-berichten.
4.3.2.2
Identificatie Sky-accounts
Voor het bewijs van de bovengenoemde feiten dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte en de medeverdachten geïdentificeerd kunnen worden als de gebruikers van de in het dossier genoemde Sky-accounts.
4.3.2.2.1
Identificatie [medeverdachte 1]
Voor [medeverdachte 1] geldt dat de Sky-id’s [account 4] en [account 5] door de politie aan hem worden toegeschreven. Uit de verschillende (aanvullende) processen-verbaal ten aanzien van de identificatie van deze id’s, volgt onder meer dat de gebruiker van deze id’s “ [naam 3] ” werd genoemd. Verdachte was actief in de handel van horloges en [naam 3] is een horlogemerk. In de woning van verdachte is een verpakking van een telefoontoestel aangetroffen met daarop de vermelding “ [naam 3] ”. Verdachte gebruikte, blijkens de in zijn woning aangetroffen formulieren, als codewoord voor zijn alarminstallatie onder meer “ [naam 3] ”.
Voor [account 4] geldt dat het aan dit account gekoppelde toestel in de nachtelijke uren het meest een zendmast aanstraalde in het gebied waar ook de woning van verdachte lag. Uit onderzoek van de verkeersgegevens blijkt daarnaast dat het reguliere telefoontoestel van verdachte regelmatig dezelfde verplaatsing liet zien als het Sky-toestel, ook op grotere afstanden van de woning van verdachte. Nadat dit Sky-id na 24 november 2020 niet meer in gebruik was, heeft de politie gezocht naar Sky-accounts die in de nachtelijke uren in hetzelfde gebied zendmasten aanstraalden en die ook als nickname ‘ [naam 3] ’ hadden. Dat bleek het account [account 5] te zijn. Dit account bleek ook deels dezelfde contacten te hebben als het account [account 4] . Dit versterkt de conclusie dat het om dezelfde gebruiker gaat. Ook wordt in een van de chats van een contact van [account 5] als ontmoetingsadres de locatie [adres 1] in [plaats 1] genoemd, met de opmerking dat de carwash daar van [naam 3] zou zijn. Tijdens een observatie op 20 augustus 2020 is verdachte bij dit adres gezien.
In een van de chats tussen contacten van [naam 3] wordt hij beschreven als ‘half Nederlands en met het uiterlijk van een Colombiaan’. Verdachte heeft een moeder die van Indonesische origine is. Zijn uiterlijk past volgens het proces-verbaal van politie ook bij die beschrijving.
Op grond van al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte de gebruiker is van de Sky-id’s [account 4] en [account 5] . De rechtbank zal de gebruiker van deze Sky-id’s daarom hierna aanduiden als verdachte [medeverdachte 1] .
4.3.2.2.2
Identificatie [medeverdachte 2]
Aan [medeverdachte 2] worden door de politie de Sky-id’s [account 6] en [account 7] toegeschreven.
Het Sky-id [account 6] was een van de contacten van [medeverdachte 1] via het Sky-id [account 4] . De zendmast die door [account 6] het meest aangestraald werd in de nachtelijke uren betreft een zendmast in [plaats 2] aan de [straat] . Uit onderzoek van de verkeersgegevens van de reguliere telefoon van [medeverdachte 1] komt slechts één contact in [plaats 2] naar voren, te weten [medeverdachte 2] . De eerdergenoemde zendmast in [plaats 2] bevindt zich hemelsbreed op een afstand van 500 meter van de woning van [medeverdachte 2] .
Uit een vergelijking van de metadata van de accounts [account 6] en [account 4] met de door deze accounts aangestraalde masten kan worden afgeleid dat deze accounts in een drietal periodes in 2020 tegelijkertijd in Turkije zijn geweest, waarbij de vertrekdata naar Turkije telkens hetzelfde waren. Uit camerabeelden van Schiphol is gebleken dat op één van die vertrekdata, 15 september 2020, [medeverdachte 1] in gezelschap was van een persoon die zeer sterke gelijkenissen met [medeverdachte 2] vertoont. Dat het daadwerkelijk om [medeverdachte 2] gaat, wordt bevestigd door de gegevens op de passagierslijst van de vlucht op 15 september 2020 van Amsterdam naar Izmir. [medeverdachte 2] stond op die passagierslijst en zijn plaats in het vliegtuig was bovendien op dezelfde rij als die van [medeverdachte 1] .
Eén van de retourdata van Turkije naar Nederland zoals die uit de telefoongegevens kunnen worden afgeleid, te weten 12 augustus 2020, is ook te zien op een afbeelding van vluchtgegevens van een vlucht van Istanbul naar Amsterdam die op de reguliere telefoon van [medeverdachte 1] is aangetroffen. Deze afbeelding is verzonden door gebruiker ‘ [gebruiker] ’, die door de politie is geïdentificeerd als verdachte [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 1] heeft via het later door hem gebruikte Sky-id [account 5] geen contact meer gehad met het account [account 6] , maar wel met het account [account 7] . Zowel [account 6] als [account 7] gebruikten niet alleen de Nederlandse, maar ook de Turkse taal. [medeverdachte 2] heeft een Turkse achtergrond. Ook [account 7] straalde in de nachtelijke uren het meest de zendmast aan de [straat] in [plaats 2] aan. Met een IMSI-catcher werd vastgesteld dat, op 4 februari 2021, het toestel met het IMSI-nummer dat gelinkt wordt aan [account 7] , zich vermoedelijk bevond in de woning van [medeverdachte 2] .
Daarnaast bleek bij vergelijking van de tegenaccounts van [account 6] en [account 7] dat er 14 overeenkomsten waren. De omstandigheid dat [medeverdachte 1] achtereenvolgens met het account [account 6] en [account 7] in contact stond, wijst er nog op dat verdachten langdurig contact met elkaar onderhielden.
Op grond van het hiervoor genoemde, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] de gebruiker is van de Sky-id’s [account 6] en [account 7] . De rechtbank zal de gebruiker van deze Sky-id’s daarom hierna aanduiden als [medeverdachte 2] .
4.3.2.2.3
Identificatie verdachte
Voor [verdachte] geldt dat de Sky-id’s [account 9] , [account 3] en [account 2] door de politie aan hem worden toegeschreven. Zoals hiervoor al is overwogen, zijn voor de chats met betrekking tot de ten laste gelegde feiten alleen de accounts [account 1] en [account 2] van belang.
Op grond van een verdenking van betrokkenheid van [medeverdachte 3] bij de invoer van een grote partij cocaïne in containers met mangaanerts, is het onderzoek Coca gestart. In dat kader zijn onder meer de Sky-berichten van en naar het aan hem toegeschreven Sky-id [account 8] onderzocht. Dat account had voor het onderzoek relevante berichten uitgewisseld met onder andere de Sky-id’s [account 9] en [account 3] , waarvan de gebruiker [naam 4] genoemd werd. Uit onderzoek bleek dat ook bij een ander account de gebruiker [naam 4] werd genoemd, namelijk account [account 2] . Deze drie id’s zijn niet gelijktijdig, maar opeenvolgend gebruikt, met een heel korte overlap. Dit kan erop wijzen dat deze id’s door één persoon zijn gebruikt.
Anders dan door de verdediging aangevoerd, is er naar het oordeel van de rechtbank geen reden om aan te nemen dat er meer accounts/gebruikers zijn die “ [naam 4] ” genoemd worden. Dat valt ook niet af te leiden uit het door de verdediging genoemde arrest van het gerechtshof Den Bosch van 24 oktober 2023 (ECLI:NJ:GHSHE:2023:3512). Het gaat daar allereerst niet om Sky-chats, maar getapte telefoongesprekken die vanuit de penitentiaire inrichting zijn gevoerd. Het gebruik van de term ‘ [naam 4] ’, wordt daar bovendien, gelet op de context, kennelijk gebruikt in de betekenis van ‘weet je’ en niet om een kleur of persoon aan te duiden.
Een andere omstandigheid die erop wijst dat het om dezelfde gebruiker gaat, is dat in de chats van zowel [account 3] , [account 1] als [account 2] wordt gesproken over een hond die uitgelaten wordt. [verdachte] heeft een hond. Dat geldt natuurlijk voor veel meer personen, maar uit de processen-verbaal, volgen meer omstandigheden die naar [verdachte] wijzen. Zo wordt door [account 1] in januari 2020 op een vraag hoe het met hem en [naam 5] gaat, geantwoord dat [naam 5] weer zwanger is. Op [datum] 2020 schrijft [account 1] dat hij nog nooit zo een lange bevalling heeft gehad. Hij stuurt daarbij een foto vanuit een kamer, die overeen lijkt te komen met de foto’s die in de telefoon van de vrouw van [verdachte] zijn aangetroffen. Die foto’s zijn ook gemaakt op [datum] 2020 en op deze foto’s ligt zijn vrouw in een ziekenhuisbed. Uit de gegevens van de Gemeentelijke Basisadministratie blijkt dat op [geboortedag 2] 2020 hun [dochter] is geboren.
Met ditzelfde account, [account 1] , wordt op 14 maart 2020 een foto gestuurd waarop het interieur van een opvallende auto met het logo van Rolls Royce te zien is, terwijl de gebruiker van dit account die dag meldt dat hij in Dubai is. Op een telefoon van [verdachte] wordt een filmpje aangetroffen van een zelfde opvallende Rolls Royce waarin hij door Dubai rijdt. Op een Facebookprofiel van de zoon van [verdachte] is een foto van een Rolls Royce geplaatst waarbij het interieur overeen komt met dat van de foto van 14 maart 2020.
Op 13 maart 2020 wordt verder door [account 1] gemeld dat hij “at [hotel] ” is. Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] wordt een factuur van het [hotel] in Dubai aangetroffen, gericht aan verdachte, voor het verblijf in het hotel van 11 tot en met 15 maart 2020. Op een telefoon van [verdachte] worden foto’s aangetroffen die op 12 maart 2020 in de lobby van een hotel zijn gemaakt, volgens de locatiegegevens bij [hotel] in Dubai.
Voorts wordt door [medeverdachte 3] op 14 februari 2020 gesproken over [naam 4] , die met verkeerde figuren aankomt, een Satudarah mannetje, terwijl in de woning van [verdachte] een jack van de motorclub Satudarah wordt aangetroffen. Ook wordt er een foto van [account 1] via een Sky-chat verstuurd, welke foto sterke gelijkenissen vertoont met [verdachte] .
Ten aanzien van het aanstralen van masten in de nachtelijke uren, geldt dat daar te weinig gegevens over bekend zijn om daar meer uit af te leiden dan dat het mogelijk is dat de Sky-id’s door [verdachte] zijn gebruikt. Deze gegevens bevestigen dus niet zonder meer de identificatie, maar zijn daarmee ook niet in tegenspraak.
Ook hier leiden de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang tot de conclusie dat de Sky-id’s [account 9] , [account 3] en [account 2] door [verdachte] werden gebruikt. De rechtbank zal deze Sky-id’s hierna dan ook aanduiden als [verdachte] .
4.3.2.3
Feit 1: criminele organisatie
4.3.2.3
Feiten en omstandigheden
Uit de bewijsmiddelen volgen de volgende feiten en omstandigheden. Deze hebben betrekking op de criminele organisatie drugs, maar zijn ook relevant voor de afzonderlijk tenlastegelegde drugsfeiten. Bij de weergave van de feiten zijn de indeling in onderwerpen en de chronologie in het procesdossier aangehouden.
Bij de bespreking van de feiten wordt gesproken over verschillende soorten gesprekken. Wanneer een gesprek binnen een groepschat onder nummer heeft plaatsgevonden dan wordt dit door de rechtbank een groepsgesprek genoemd. Als er sprake is van een gesprek tussen twee individuele personen, dan noemt de rechtbank dat een direct gesprek.
Verdenking voorbereiding export cocaïne naar het Verenigd KoninkrijkOp 2 maart 2020 is er een gesprek in groepsgesprek [account 1] :139. Aan dit gesprek nemen [verdachte] , [medeverdachte 1] en de gebruiker van account [account 10] deel. In het gesprek is door [account 10] geschreven “ [naam 4] mailde me net dat je tp en handel nodig hebt voor uk”. De rechtbank begrijpt dat met “tp” transport en dat met “uk” het Verenigd Koninkrijk wordt bedoeld. [verdachte] deelt mee dat hij naast [medeverdachte 1] zit. Uiteindelijk reageert [medeverdachte 1] dat ze morgen verder praten omdat hij dan met zijn mensen van “uk” heeft gesproken.
De politie vermoedt dat dit gesprek over de handel in cocaïne gaat. Zij verwijst hierbij naar andere feiten en omstandigheden die later in deze paragraaf aan de orde zullen komen. Daarnaast zijn enkele verzonden en ontvangen foto’s van het account [account 10] toegevoegd aan het proces-verbaal. Hierop zijn witte blokken zichtbaar en bundels met Engelse ponden. De politie heeft op basis van de uiterlijke kenmerken geconcludeerd dat de blokken vermoedelijk cocaïne bevatten.
Verdenking voorbereiding invoer cocaïne vanuit Brazilië met deklading bananenIn de periode van 9 augustus 2020 tot en met 14 augustus 2020 wordt er gesproken in groepsgesprek [account 6] :19. Aan dit gesprek nemen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en de gebruikers van accounts [account 11] en [account 12] deel.
Op 9 augustus 2020 start het gesprek met een vraag van [medeverdachte 2] : “ander vriend vraagt kan er banaan besteld worden equa en meeliften vanaf brazilie”. De rechtbank begrijpt dat met “equa” Ecuador wordt bedoeld. [account 12] antwoordt dat dit niet kan. Vervolgens wordt er nog gesproken over een bill of lading, maar ook hierbij zijn problemen.
Op 13 augustus 2020 wordt er in het groepsgesprek gesproken door [account 11] en [account 12] over een lijn van Brazilië naar Antwerpen en een aanstaande ontmoeting in Izmir.
Op 14 augustus 2020 wordt er door [medeverdachte 2] en [account 12] in het groepsgesprek gesproken over het doorgeven van een baknummer voordat die in Rio vertrekt en dat in Antwerpen een vertrouwenspersoon mee kan gaan, maar dat die plat moet liggen achter de chauffeur. Verder bespreekt men dat Ecuador op dat moment niet kan, maar dat er een alternatief wordt gezien in stalen buizen. [medeverdachte 2] laat hierop weten dat de vriend van de vorige keer volgende week naar Dubai vliegt om het te bespreken.
Uit onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat hij van 21 augustus 2020 tot 28 augustus 2020 in Dubai heeft verbleven. Ook [verdachte] was in deze periode in Dubai en uit de telefoongegevens blijkt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] in Dubai contact met elkaar hebben gehad.
Verdenking voorbereiding invoer cocaïne vanuit Brazilië met deklading stalen buizenIn voorgaande gesprekken is al gesproken over stalen buizen. In de periode van 24 augustus 2020 tot en met 11 september 2020 is dit transport nog specifieker besproken in groepsgesprek [account 6] :19. De gesprekken in het groepsgesprek worden hoofdzakelijk gevoerd tussen [medeverdachte 2] en de gebruiker van account [account 12] . Tot en met 30 augustus 2020 is ook [medeverdachte 1] actief betrokken bij het uitwisselen van informatie via dit groepsgesprek.
Naast voornoemd groepsgesprek zijn er op 28 en 31 augustus 2020 en 1 en 2 september 2020 ook directe gesprekken tussen de gebruikers van accounts [account 13] en [account 14] . Deze gesprekken worden gevoerd in de Portugese taal en gaan over het bedrijf waarbij de buizen worden gekocht. Ze volgen een half uur nadat in het groepsgesprek [account 1] :235 gevraagd wordt bij welke B.V. in Brazilië die stalen buizen worden gekocht.
Tot slot vinden er in dezelfde periode afwisselend met voorgaande gesprekken ook gesprekken plaats in het, hiervoor al genoemde, groepsgesprek [account 1] :235. Aan dit groepsgesprek nemen onder andere [medeverdachte 2] en [verdachte] deel. Op 31 augustus 2020 vraagt [verdachte] met betrekking tot [naam 6] naar een samenwerkingsovereenkomst. Op dezelfde dag is ook [account 12] aan dit gesprek toegevoegd.
Andere deelnemers aan deze groepschat zijn [medeverdachte 1] en [account 13] .
Uit de gesprekken zelf en de bevindingen in het dossier volgt dat niet alle berichten die in het groepsgesprek zijn ontvangen zijn weergegeven in het dossier. Dit volgt bijvoorbeeld uit het directe gesprek tussen [verdachte] en [account 13] waarin [verdachte] heeft gezegd: “Vraag hun op groep aub broer. Ik aan rijden nu”. Daarnaast is bij de bevindingen in het proces-verbaal vermeld dat dit groepsgesprek is opgevolgd door [account 1] :236 nadat [medeverdachte 1] op 4 september 2020 heeft gevraagd of iedereen nog de berichten ontving.
Uit de gesprekken volgt dat de betrokkenen onderzoek hebben gedaan naar de import van stalen buizen. Hierbij wordt gekeken naar het bedrijf [Ltda] . Foto’s die worden gedeeld in directe gesprekken tussen [account 13] en [account 14] komen vervolgens (via [medeverdachte 1] ) in de andere groepsgesprekken terecht. Men spreekt uitgebreid over het vervoer vanuit Brazilië naar België. [medeverdachte 2] en [account 12] spreken daarnaast over wat er moet gebeuren als de bak op rood valt en hoe de scan vermeden kan worden als de douane de bak niet escorteert. Daarbij meldt [account 12] dat hij niets kan doen bij een fysieke of visuele inspectie omdat dat op de kaai zelf gebeurt.
Verdenking voorbereiding invoer cocaïne vanuit Brazilië met deklading ijzererts
Op 26 augustus 2020 wordt in groepsgesprek [account 6] :19 gesproken over het bestellen van ijzererts in Brazilië. Aan dit gesprek nemen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [account 12] deel. Er wordt gevraagd om de gegevens van het product. Dit om te zien of het product ingevoerd kan worden. Ook wordt er gesproken over onderzoek naar prijzen.
Op het voorstel tot het invoeren in Duitsland van ijzererts vanuit Brazilië, wordt aanvankelijk door [account 12] gereageerd met de vraag: “Kunnen we die tegels niet doen vanuit rio naar antwerpen?”. Hierna zou de firma uitgebreid kunnen worden naar Duitsland. Uiteindelijk reageert [medeverdachte 1] op deze discussie met “Geen België geen nl”, “Mag Duitsland Frankrijk of Europa” en “Spanje”.
Verdenking voorbereiding invoer 400 stuks cocaïne van Peru naar AntwerpenIn de periode van 5 tot en met 9 september 2020 is er in het groepsgesprek [account 6] :19 gesproken over het aanpakken van 400 stuks vanuit Paita met een transit in Ecuador. Paita is een plaats in Peru. Aan dit groepsgesprek nemen [medeverdachte 2] en [account 12] deel. [medeverdachte 2] is daarnaast ook direct in gesprek met [account 15] in de Turkse taal.
Op 5 september 2020 is door [medeverdachte 2] in het groepsgesprek een foto gedeeld van een document met details van een transport. Hiermee zouden rond de 400 stuks worden vervoerd. Op de vraag van [account 12] of zij zelf de rederij mogen bepalen en de laadlijst mogen uitwisselen antwoordt [medeverdachte 2] : “Wij mogen zeggen wat hun moeten doen br”. Hierna vraagt [account 12] nog: “Kunnen ze spul in goederen verstoppen?” met als toelichting “Transit is miserie als die tassen gewoon achter de deur zijn”. [medeverdachte 2] antwoordt dat het om tassen gaat. [account 12] laat hierop weten dat hij het dan niet wil doen, maar dat hij een collega zal vragen.
Op 6 september 2020 stuurt [account 12] in het groepsgesprek een foto van een direct transport van Paita naar Antwerpen en vraagt hij of dat een optie is. [medeverdachte 2] zegt toe dit direct na te vragen. In het directe gesprek tussen [medeverdachte 2] en [account 15] vraagt [medeverdachte 2] meteen aansluitend op het groepsgesprek om nadere informatie. Hierbij wordt wederom gesproken over 400 en dit keer in combinatie met een bedrag van 5500 euro. Opvallend is hierbij dat [medeverdachte 2] vraagt: “En mogelijk dat hij zelf ook gaat nemen, met het erin doen (versnijden) hoeveel kost het materiaal dan bedevaartganger”. In het dossier zijn geen reacties van [account 15] opgenomen. Ongeveer anderhalf uur later wordt het groepsgesprek voortgezet. [medeverdachte 2] meldt dat het 5500 dollar is met inzet. Daarna spreken [medeverdachte 2] en [account 12] over de optie van inbouw.
Op 9 september 2020 vindt het laatste gesprek in het groepsgesprek over dit onderwerp plaats. Hieruit volgt dat [medeverdachte 2] en [account 12] nog altijd in afwachting zijn van meer details rondom de 400 stuks.
Verdenking vervoer 50 kilo cocaïne in RotterdamOp 7 september 2020 wordt door [medeverdachte 1] om 10.59 uur een eerste bericht gestuurd in groepsgesprek [account 1] :238. Aan dit groepsgesprek nemen gedurende deze dag naast [medeverdachte 1] ook [verdachte] en de gebruikers van accounts [account 16] , [account 17] en [account 18] deel.
Om 11.05 uur start [medeverdachte 2] een direct gesprek in de Turkse taal met de gebruiker van account [account 19] . In dit gesprek wordt onder andere om 11.07 uur gevraagd naar het adres van Dirk. Dit sluit aan bij de opmerking van [medeverdachte 1] om 11.11 uur in het voornoemde groepsgesprek: “ [adres 2] is een dirk van den broek”.
Om 11.14 uur stuurt [medeverdachte 1] in het groepsgesprek een foto van een deel van een vijfeurobiljet met daarop zichtbaar een serienummer. In reactie hierop vraagt [account 16] in het Engels of [naam 3] zelf ook aanwezig is. [medeverdachte 1] antwoordt hierop in het Engels: “No if you want 1 hour later”.
Om 11.17 uur heeft [account 17] een direct gesprek met [account 16] . Hij vraagt hem om een groepschat te maken. Direct hierop volgend vraagt [account 16] in het groepsgesprek of hij admin kan worden gemaakt. [medeverdachte 1] reageert hierop met de opmerking: “@ [naam 4] had to do iT”. Om 11.33 uur laat [verdachte] – die de bijnaam [naam 4] heeft – [account 16] in de Engelse taal in een direct gesprek weten dat het gebeurd is en dat hij alleen nog berichten kan lezen.
Direct hierna om 11.33 uur vraagt [account 16] in het groepsgesprek aan [naam 3] om nogmaals alle informatie te sturen. Om 11.40 uur stuurt [medeverdachte 1] nogmaals: “ [adres 2] is een dirk van den broek”.
Om 13.24 uur vraagt [account 17] in het groepsgesprek: “Bro kan je ophalen in roterdam bro”. Hierop wordt door [verdachte] gereageerd met: “Nee bro. Breng aub naar dat adres. We pakken vanaf daar over”, “Je kan ook in kleinere gedeeltes brengen”, “Maar deze jongens stashen alleen. Die gaan er niet mee rijden”.
Om 13.51 uur vraagt [account 17] om ook zijn chauffeur toe te voegen aan het groepsgesprek. Kort hierna neemt ook [account 18] deel aan het gesprek. Hij bespreekt in het groepsgesprek met [medeverdachte 1] de locatie en [medeverdachte 1] stuurt nogmaals de foto van het vijfeurobiljet.
In een direct gesprek met [account 20] zegt [account 18] dat hij denkt dat hij twee keer moet rijden met in totaal 100. Echter, in het groepsgesprek zegt [account 17] dat het gaat om 50 kilo. In een later direct gesprek met [account 20] herhaalt [account 18] dit en zegt hij: “ [naam 7] wil alleen 50 aan ze geven zegt hij net”.
Om 14.44 uur zegt [medeverdachte 2] in een direct gesprek met [account 19] dat ze er om 17 uur zijn. Het zou dan gaan om een grote, vermoedelijk Surinaamse jongen met een baard.
Tussen 14.48 en 14.51 uur wordt in het groepsgesprek de persoon omschreven die volgens [medeverdachte 1] aan zal pakken. Er wordt hierbij ook gesproken over een blauwe Opel Corsa. De informatie uit het groepsgesprek wordt vervolgens door [medeverdachte 1] in een direct gesprek ook gedeeld met [account 19] . [account 19] heeft hierover vervolgens weer contact met [medeverdachte 2] .
Uiteindelijk wordt om 15.15 uur in het groepsgesprek gemeld dat de betrokken personen elkaar zien. Hierbij vermeldt [medeverdachte 1] een deel van het kenteken. [account 18] reageert hierop met de mededeling dat ze elkaar hebben.
Direct hierna hebben zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] contact met [account 19] . [medeverdachte 1] vraagt hem even te tellen. Uit een direct gesprek tussen [medeverdachte 2] en [account 19] blijkt om 16.51 uur dat het hem duidelijk is dat het bij 50 stuks blijft.
Op 8 september 2020 stuurt [medeverdachte 1] in een direct gesprek drie foto’s naar [account 16] . Op de eerste foto is een blok te zien in een verpakking. Op de tweede foto een wit blok met daarop een logo in de vorm van de letters DITA. De derde foto is van een wit blok. [medeverdachte 1] laat hierna aan [account 16] weten: “They say the psc are good! Smell good and it is strong”, “ [naam 4] told me”, “But I only opened 1” en “There are 26 with duck tape and 24 without duck tape the one we opened is without the duck tape”.
Naar aanleiding van de foto’s van een vijfeurobiljet en de blokken heeft de politie geconcludeerd dat er vermoedelijk sprake is van cocaïne. De politie ziet vaker dat er serienummers van vijfeurobiljetten worden gebruikt als token bij de overdracht van verdovende middelen en of geldbedragen. Verder hebben de blokken op de foto de uiterlijke verschijningsvormen van pakketten met cocaïne. Daarnaast is uit een ander dossier gebleken dat in de Rotterdamse haven in december 2020 soortgelijke blokken met het opschrift DITA zijn gevonden. Die blokken zijn getest en bevatten cocaïne. Verder heeft de politie gekeken naar de gesprekken in het hele dossier en gezien dat er wordt gesproken over blokken en stuks. Gelet op de gesprekken en de foto’s met betrekking tot de 50 kilo gaat de politie ervan uit dat met één stuk of één blok één kilo wordt bedoeld. Voor zover er in de gesprekken in dit dossier als geheel is gesproken over prijzen, dan sluiten die prijzen aan bij de variabele handelsprijzen van cocaïne.
Verdenking invoer onbekend gebleven hoeveelheid cocaïne vanuit België
Op 9 september 2020 zijn er meerdere directe gesprekken tussen [medeverdachte 2] en de gebruiker van account [account 21] . Deze gesprekken worden gevolgd door directe gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [account 21] . Die directe gesprekken worden vervolgens afgewisseld met groepsgesprek [account 1] :239. Aan dat groepsgesprek nemen [medeverdachte 1] , [account 21] en de gebruiker van het account [account 22] deel.
In voornoemde gesprekken wordt gesproken over een man die onderweg is van België. [medeverdachte 1] verstuurt als token een afbeelding van een vijfeurobiljet. [medeverdachte 2] vraagt te kijken naar de ducttape en te controleren of de geur goed is. Vervolgens wordt er een afspraak gepland. Uit het groepsgesprek blijkt dat beide partijen elkaar treffen. Van de locatie van de afspraak is vervolgens ook een foto verzonden. Deze locatie vertoont grote gelijkenis met de Dirk van den Broek aan de [adres 2] in Rotterdam. Ook wordt door [medeverdachte 1] gestuurd “Ok bro”en “Yes its doen” [de rechtbank leest: done]. De afspraak lijkt gelet daarop succesvol te zijn verlopen.
Verdenking verkoop en levering 15 stuks cocaïneOp 11 september 2020 wordt er om 17:25 uur een direct gesprek gestart tussen [medeverdachte 2] en de gebruiker van account [account 21] . [medeverdachte 2] spreekt hierbij over “morgen tussen 10 en 12 uur”, “15 stuks” en “bij bas”. De reactie van [account 21] is niet te zien.
Op 12 september 2020 is er vanaf 07.38 uur een direct gesprek tussen [medeverdachte 1] en [account 21] . Er wordt om 11 uur afgesproken. Als code zal redbull zestien worden gebruikt. [medeverdachte 1] stuurt een foto van een persoon waarop het hoofd niet zichtbaar is. Om 08.50 uur meldt [medeverdachte 1] : “Die man is er al”. Om 08.52 uur wordt er gesproken over een witte Skoda en om 08.59 uur stuurt [medeverdachte 1] nog: “Ok top”.
Verdenking verkoop en levering 1 stuk cocaïneOp 11 september 2020 start er om 21.57 uur een direct gesprek tussen [verdachte] en [account 23] . De berichten van beide gesprekspartners zijn hierbij te zien. [verdachte] laat desgevraagd weten dat het morgen in Rotterdam opgehaald kan worden. Op 12 september 2020 wordt dit gesprek voortgezet. Op de vraag van [account 23] hoeveelheid stuks hij kan pakken reageert [verdachte] met: “Hoeveel stuks ? Je moet gewoon klein verkopen” en “34 is prijs”. Uiteindelijk zegt [account 23] om 09.53 uur: “Oké waar kan ik het ophalen”.
Kort na voornoemd gesprek start er om 10.01 uur een groepsgesprek met kenmerk [account 2] :3. Hieraan nemen [verdachte] , [account 23] en [medeverdachte 1] deel. [verdachte] zegt dat [naam 8] er vandaag eentje komt ophalen. [verdachte] vraagt [medeverdachte 1] en [account 23] het vooral onderling te regelen. [medeverdachte 1] zegt hierop: “Maar als je 1 wil moet je zeggen”. [account 23] reageert met: “Ja 1 is goed”. [verdachte] zegt hierop: “Ja geef eentje aub” en “Geef die pak wat al open is”. [medeverdachte 1] zegt toe het na te vragen en laat [account 23] later weten dat hij kan gaan rijden. Hierbij wordt als adres [adres 2] in Rotterdam opgegeven.
Gelijktijdig voert [medeverdachte 1] een direct gesprek met [account 21] . Hij vraagt hierbij naar het ene pak dat open was.
In het groepsgesprek wordt door [account 23] om 10.47 uur doorgegeven dat hij er over een uur en 25 minuten kan zijn. [medeverdachte 1] berekent dat dit om 14.15 uur zal zijn. Deze informatie deelt hij vervolgens weer in het directe gesprek met [account 21] . Ook geeft hij door dat als codewoord Dubai gebruikt zal worden.
Rond 11.26 uur wordt het gesprek voortgezet en zegt [medeverdachte 1] tegen [account 21] : “Half 3 is die er voor 1”, “Zelfde als die 15”, “Van vanochtend”. Om 12.38 uur vervolgt [medeverdachte 1] met: “Hij is er” en om 12.42 uur schrijft hij “Gelukt”.
Verdenking verkoop en levering 10 stuks cocaïne
Op 12 september 2020 zegt [medeverdachte 1] in een direct gesprek met [account 21] : “Morgen komen ze ook 10 halen.. heb alvast tijd gevraagd heb je voorkeur”.
Een paar minuten later zegt [medeverdachte 2] in een direct gesprek met [account 21] dat hij hoopt dat de grote aantallen aan het einde van de maand komen. Hij merkt hierbij op: “Dit zijn klein auwe ik heb gezegd kleine aantel moeilijk voor ons” en “Wij doen groot hahaha”.
Op 13 september 2020 is er weer een direct gesprek tussen [medeverdachte 1] en [account 21] . [medeverdachte 1] stuurt hierbij: “12 uur”. Even later stuurt hij een foto van een serienummer op een bankbiljet, direct gevolgd door de opmerkingen: “Zelfde jongen als gister” en “Zwart trainings pak”. Om 09.55 uur meldt [medeverdachte 1] : “Hij is er”. Even later gevolgd door “Ok bro” en “Ok toppie”.
Verdenking ontvangst 14 stuks cocaïneOp 12 september 2020 is er ook een ander direct gesprek tussen [medeverdachte 2] en [account 21] . [medeverdachte 2] schrijft hierin onder meer: “We moeten betalen 33.250”, “Heb ik afsgeproken maar we hebben alleen 14 nog wat me mogen doen” en “Oki cigerim kunnen we wel met deze prijs”.
Op 15 september 2020 is er een direct gesprek tussen [medeverdachte 1] en [account 21] . [medeverdachte 1] vraagt: “s het mogelijk morgen om 10 uur die laatste 14 op te laten halen”.
Op 16 september 2020 wordt het directe gesprek tussen [medeverdachte 1] en [account 21] voortgezet. Er wordt aanvankelijk gezegd dat ze er om 10 uur zijn, maar later wordt gevraagd of 10.30 uur ook ok is.
Of de afspraak voor het ophalen van deze 14 stuks daadwerkelijk afgerond wordt, is niet uit deze chats af te leiden.
Verdenking voorbereiding invoer cocaïne vanuit Brazilië met deklading papier
In de periode van 14 tot en met 27 september 2020 is er in het groepsgesprek [account 6] :28 gesproken over de invoer van A4-papier van Sao Paolo (Brazilië) naar Antwerpen. Aan het groepsgesprek nemen [verdachte] , [medeverdachte 1] en de gebruiker van account [account 12] deel. [medeverdachte 2] heeft deze groep aangemaakt.
Naast het groepsgesprek in [account 6] :28 wordt er ook over de invoer van papier gesproken in groepsgesprek [account 6] :19. Aan dit gesprek nemen [medeverdachte 1] en [account 12] deel. Deze gespreksdelen zijn steeds door [account 12] gestart als de informatie via [account 6] :28 op zich liet wachten.
Inhoudelijk blijkt uit groepsgesprek [account 6] :28 dat het gaat om een veertigtal bakken met A4-papier. [account 12] meldt hierbij op 14 september 2020: “A4 papier wordt vervoerd per pallet. Elke pallet heeft zijn nummer. Bedoeling is dat spul wordt verwerkt in pallet met bestemming antwerpen”. [verdachte] reageert op 15 september 2020 met: “Als je me de bl van papier geeft. Dan gaan ze kijken hoe en wat. Met staal moeten we wachten wanneer het weer mogelijk is om op de kaai te vullen”. De rechtbank begrijpt dat met “bl” een bill of lading wordt bedoeld.
Op 15 september 2020 wordt door [account 12] nog concreter beschreven: “Broer voor alle duidelijkheid. Die bakken die wordne besteld vanuit die papierbv in brazilie. Inhoud is a4 papier die per pallet worden geladen en verscheept naar antwerpen. Je hebt er ook van Valencia tussen. Maar ons focus ligt voor antwerpen. Bedoeling is om spul te verwerken in die pallets. Als je geen controle hebt over die bv of logistiek van die bv dan zou het in principe niet lukken. Zeg je ja ze kunnen die zetten op deze wijze dan bevestig je alreeds dat je die bv of logistiek in controle hebt. Als je dit met me nu bevestigd dan bezorg ik je elk detail”. Hierop reageert [verdachte] twee uur later met: “Ik heb de bevestiging” en “Stuur me de info aub”. Vanaf dit moment is ook [medeverdachte 1] betrokken in het gesprek. Direct na het bericht van [verdachte] stuurt hij in het groepsgesprek: “Ok moment” en “We zijn met hem”.
Op 16 september 2020 stuurt [account 12] een bericht in [account 6] :19. “Ivm die papier brazilie. Normaal gezien morgen een antwoord ervoor met fotos etc.”. [medeverdachte 1] zegt hem dat hij wacht op antwoord. [account 12] reageert: “Ok bro op’t gemak”.
Op 20 september 2020 stuurt [account 12] in groepsgesprek [account 6] :28 foto’s van een pallet met A4-papier. Hij zegt hierbij onder meer: “Zo worden die a4 papier pallets geladen. Bedoeling is dat stuks worden verwerkt in die pallets.”, “Als je controle hebt over de bv in sao paolo : [Ltda 2] . En je kan bekijken welke bakken er naar bedrijf in belgie, antwerpen/kallo terecht komen. En je kan spul verwerken in pallets dan zou dat top zijn” en “Die bakken komen aan op 1742 in antwerpen, een willekeurig bedrijf komt die bakken ophalen en die bakken worden afgezet op bedrijf in kallo. Eenmaal die in bedrijf aankomen. Zetten we de juiste pallets opzij en die brengen we vervolgens naar onze loods”. Een paar uur later reageert [verdachte] met: “Ok ik stuur alles nu door”.
Op 21 september 2020 laat [account 12] in groepsgesprek [account 6] :28 weten dat [n.v.] . de eindklant voor het A4 papier is. Hij stuurt ook nog een aantal foto’s van het magazijn. Hij zegt: “Onze mensen werken in [n.v.] . Hervotrans voert de logistieke opdrachten uit en die transportopdrachten worden vaak uitbesteed aan mijn logistieke bv. Indien dit het geval is is het een mooi extra dan trek ik zelf die bak volledig buiten anders komt die bak naar [n.v.] . Wordt die bak uitgeladen en de juiste pallets met spul worden dan getransporteerd naar onze locatie”. Hij vraagt nog wel om een update. Hierop reageert [verdachte] met de mededeling: “Opdracht is al gegeven”.
Van 22 tot en met 27 september 2020 wordt in beide groepsgesprekken nog meerdere keren gevraagd naar de voortgang van het plan, maar er volgt geen helderheid. Over het uitblijven van informatie meldt [verdachte] op 25 september 2020 “Die jongen van mij is geswitched naar cipher” en op 27 september 2020 “ik heb die cipher nog steeds niet”.
Cipher is een andere encrypted communicatieservice.
Verdenking voorbereiding invoer cocaïne vanuit Colombia met deklading ADR-tanks
Op 16 september 2020 wordt om 13.29 uur door [verdachte] een groepsgesprek met nummer [account 2] :10 gestart. Aan dit groepsgesprek nemen [verdachte] , [medeverdachte 1] en de gebruikers van accounts [account 24] en [account 12] deel. Na enkele inleidende praatjes waarbij [medeverdachte 1] vraagt of hij admin van de groep kan worden, komt het gesprek op de inhoud.
[account 24] zegt hierbij: “Kijk we hebbe die grote broker in colo waar die tanks komen. Daar hebbe we 4/5 de tijd om spullen erin te zetten. Gaan vol erheen en gaan leeg terug naar antw. En vanaf belg na buiteland. Dat bv is giga en die tanks worden soms gestald paar maanden ergens tot ze ze weer nodig hebben. Dus we kunne of ope lassen spul erin en zelfde om eruit te halen. Of eentje clonen en zorgen dat die klaar staat. Dan krijgt bv nooit in de gaten dat er geknoeid is met dat tank. Want als ze gas erin gaan doen gaan ze waarschijnlik merken dat er gat is geweest”. [account 12] reageert hierop met: “Ok ik begrijp het en je wilt spul in tank verwerken wanneer die leeg vertrekt vanuit colo naar antwerpen”. [account 24] zegt hierop: “Ja opelassen erin zetten dichtmaken en bij aamkomst
zelfde om eruit te halen. Maar als we eentje kunne klonen nog beter”. Vervolgens gaat gesprek nog verder over de methode, de duur en de kosten.
De rechtbank begrijpt dat daar waar betrokkenen over “colo” wordt gesproken Colombia wordt bedoeld.
Om 17.29 uur reageert [verdachte] op de eerdere gesprekken met de mededeling: “ [naam 9] voor een pin release verhaal is het een beetje duur”.
Rond 20.45 uur stelt [account 12] nog vragen over de ADR-tanks uit Colombia in het groepsgesprek [account 6] :19. Hierop wordt geen antwoord gegeven. [medeverdachte 1] vraagt op 17 september 2020 [account 12] om zijn vraag te stellen in het groepsgesprek [account 2] :10.
In het groepsgesprek [account 2] :10 wordt vervolgens door [account 24] antwoord gegeven op de vraag. Op een volgende vraag volgt geen antwoord.
Op 18 september 2020 vraagt [medeverdachte 1] : “Gm mannen ontvangt iedereen nog in deze groep”. Hierop reageert [account 12] met: “ [naam 11] is uit groep bro”.
Verdenking voorbereiding invoer cocaïne vanuit Curaçao
Op 18 februari 2021 start er een direct gesprek. Het gesprek wordt gevoerd tussen [verdachte] en het account van [medeverdachte 2] met nummer [account 7] . Met het account van [medeverdachte 2] wordt het volgende bericht verstuurd: “o bro [naam 3] hier.. doe t ff zo.. ik ben gister benaderd door sterke groep . kunnen jullie cura doen? Ze willen graag met nis werken.. die jongen heeft alleen n1 bc maar als je kan dan haalt hij gelijk sky maak ik groep aan kijken of we r uit kunnen komen”. Hierop wordt door [verdachte] gereageerd met de mededeling: “Ja cura kan ik alles”. Afgesproken wordt om Sky-telefoons te regelen zodat hierover verder gesproken kan worden. Met het account van [medeverdachte 2] wordt vervolgens geantwoord: “Ok br ik ga telefoons halen”. De rechtbank begrijpt dat met “cura” Curaçao wordt bedoeld.
Op dezelfde dag vinden er vervolgens directe gesprekken plaats tussen [account 25] en [account 26] en tussen [account 27] en [account 26] . Deze gesprekken gaan over het aanmaken en afleveren van de telefoons. Om 15.45 uur wordt bevestigd dat de telefoons zijn afgeleverd.
Om 16.41 uur start [medeverdachte 1] een direct gesprek met [medeverdachte 2] . Hij meldt dat hij terug online is. Opmerkelijk is hierbij de melding om 17.08 uur: “ [naam 3] saved this chat”. Om 17.43 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] : “Broer kan je [naam 4] vragen of hij mij kan accepteren zeg maar [naam 3] ”. Vervolgens vraagt [medeverdachte 2] vervolgens in een direct gesprek aan [verdachte] : “Hallo br [naam 3] heeft een uitnodiging gestuurd br kan je hem accepteren.”
Op 19 februari 2021 wordt groepsgesprek [account 26] :2102182047142 gestart. De deelnemers aan dit gesprek zijn [verdachte] en de gebruikers van accounts [account 26] en [account 28] . [verdachte] begroet de deelnemers en zegt: “Leg even aan [naam 10] uit wat je precies nodig hebt. En waar jullie kracht zit”. Hierop wordt door [account 26] gezegd: “Wij kunnen rhenus doen op Rotterdam!” en “We willen graag tassen achter de deur hebben of klein beetje verstopt vanuit Curaçao!”. [account 28] reageert hierop met “oke oke dat kan”. Vervolgens legt [account 26] de plannen verder uit. Hierbij komen zaken als een meewerkende douane, het niet gebruiken van defensiebakken, hoeveelheden tot 1 a 2 ton, het meenemen van oog en kloonzegels voor Rotterdam aan de orde. [account 28] zegt toe op alle opmerkingen terug te komen. [verdachte] merkt hierna op dat ze nog wel goede spullen moeten vinden en dat het gemakkelijker is om te beginnen met 200. [account 26] zegt hierover dat het systeem is ingericht op grote aantallen en merkt op: “Op kleine aantallen 20% uithaal kosten . Als je 500 doet”, “15%”.
Op 20 februari 2021 wordt voornoemd groepsgesprek voortgezet. [account 28] vraagt of de container met [bedrijf 1] of [bedrijf 2] meegaat. [account 26] antwoordt dat het de [bedrijf 1] lijn is.
Op 22 februari 2021 spreken [account 28] en [account 26] verder over het plan. [account 26] zegt hierbij: “Persoon zal ongeveer rond begin maar dus tussen 1 en 4 maart in cura zijn br”. [account 28] reageert met: “ik ben alles aan het regelen zodat wnnr j man gaat is gefixt”. Uit het gesprek blijkt dat er bijvoorbeeld een appartement geregeld is. Om 14.16 en 14.17 uur verstuurt [account 28] 3 foto’s in het groepsgesprek. Op de eerste foto is een wit blok zichtbaar met het logo van John Deere. Op de tweede foto staat een weegschaal met daarop wit poeder en op de derde foto staat een stapel met blokken in een zwarte verpakking met daarop het John Deere logo.
In de avond en nacht van 26 op 27 februari 2021 voert [verdachte] een direct gesprek met de gebruiker van account [account 16] . Dit gesprek is gevoerd in de Engelse taal en gaat over een afspraak vlakbij Rotterdam op maandag.
Op 27 februari 2021 spreekt [verdachte] ook direct met [medeverdachte 1] . Ook dit gaat over de afspraak op maandag om half 6.
Op 28 februari 2021 stuurt [medeverdachte 1] berichten naar [medeverdachte 2] . Hierbij lijkt de reactie van [medeverdachte 2] te ontbreken. [medeverdachte 1] schrijft tussen 13.20 en 13.22 uur: “Yoo” en “ [naam 4] sowieso allen [letter] nog niet te pakken”. Om 15.44 uur wordt dit door [medeverdachte 1] aangevuld met: “ [letter] aan de tel gehad hij weet de tijd hij komt zo nog voor locatie”.
Op 1 maart 2021 voert [verdachte] tussen 11.47 en 11.49 uur een direct gesprek in de Engelse taal met [account 16] . Dit gaat over de afspraak 17.00 uur. Hierbij wordt als toelichting gegeven: “I told you saturday. Than we have meeting direct with takeout from rotto” en “They buy 250 bits” en “And we can put what we want”.
Van 14.58 tot 16.32 uur stuurt [medeverdachte 1] verschillende berichten aan [verdachte] . Hieruit blijkt dat er iemand vertraagd is en dan de afspraak is verschoven naar 18.30 uur. Vervolgens schrijft hij: “die jongen die mee zou komen die werkt op die plek en die had zich vergist hij is nog aan het werk”. Uiteindelijk wordt de afspraak verplaatst naar de volgende dag 16.00 uur.
Op 2 maart 2021 stuurt [medeverdachte 1] tussen 10.20 en 10.26 uur berichten aan [medeverdachte 2] . Hij vraagt hem: “Br Hoe laat ben je hier? [letter] is weer raar aan het doen snap niks van wat die zeg.. dus ik hebe gezegd dat ik m wil zien”. Hoewel [medeverdachte 1] lijkt te reageren op een bericht terug bevat het dossier geen reacties van [medeverdachte 2] .
Om 11.42 uur start er een direct gesprek tussen [medeverdachte 1] en [account 26] . Van dit gesprek zijn alleen de berichten die zijn verzonden door [medeverdachte 1] weergegeven. Kennelijk bestaat er verwarring over het doel en doorgaan van de afspraak. [medeverdachte 1] zegt hierover: “Word alles nu gecanceld” en Nee klopt helemaal niet heb nergens borg voor gevraagd enige is dat iedereen even bij elkaar komt om de afspraken te bevestigen thats it.”, “Niemand heeft om borg gevraagd mijn mensen willen alleen weten wat plan b is als bakken op rood komen.. ik ga straks onze vriend zien misschien beter als we praten met hem erbij” en “Ok broer ik vind duidelijk verhaal! Denk dat onze vriend beetje onduidelijk is geweest! Mijn mensen zijn om 16.00 bij mij.. ik weet jij bent goed en mijn mensen zijn ook goed dus ik vind dat we kunnen werken”. Vervolgens lijkt [medeverdachte 1] een bericht te ontvangen dat [account 26] niet bij de afspraak aanwezig kan zijn, want [medeverdachte 1] vraagt hem of hij rond 16.00 uur online kan zijn voor als ze nog vragen hebben.
Om 12.54 uur start er een direct gesprek tussen [account 16] en [verdachte] in de Engelse taal. Hierbij wordt gesproken over het adres voor de afspraak. Aanvankelijk geeft [verdachte] hiervoor het [adres 1] te [plaats 1] door. Dit is zoals hij zegt de carwash van [naam 3] . Dit is echter het verkeerde adres. [verdachte] verstuurt hierna als [adres 3] te Rotterdam. [account 16] weet de nieuwe locatie te vinden en [verdachte] stuurt om 15.33 uur het bericht dat [account 16] binnen moet komen en dat hij open zal doen.
Om 15.43 uur laat [medeverdachte 1] aan [account 26] weten dat die mensen er zijn. Vanaf 15.47 uur worden er vragen aan [account 26] gesteld als: “Ze vragen wat kan je doen als ze rood binnen komen”, “Ze vragen vanaf welke landen je nu wel kan ontvangen” en “Kan je dole bakken pakken vanaf Santa Marta”. De antwoorden van [account 26] zijn niet zichtbaar in het dossier.
4.3.2.3.2
Tijdsverschil
Voordat de rechtbank de inhoudelijke verdenkingen zal toetsen, stelt zij vast dat uit de feiten en omstandigheden volgt dat er een tijdsverschil bestaat tussen de bij de berichten weergegeven tijden en de werkelijkheid. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat dergelijke verschillen bij Sky-gesprekken kunnen worden verklaard door de instelling van de tijdzone en de instelling van de zomertijd op de telefoon. In het dossier wordt er ook op gewezen dat de chatberichten worden weergegeven in UTC-tijd. Nederland valt tijdens de wintertijd in tijdzone UTC +1 en in de zomertijd in tijdzone UTC +2. De rechtbank heeft hiermee rekening gehouden bij de beoordeling van het bewijs.
4.3.2.3.3
Beoordeling of er sprake is van cocaïne
De rechtbank zal bij de beoordeling van de vraag of er in de Sky-gesprekken wordt gesproken over cocaïne het procesdossier als geheel in onderlinge samenhang beoordelen.
Uit het dossier volgt dat personen in wisselende samenstelling betrokken zijn bij de gesprekken. In de gesprekken wordt gesproken met termen als stuks, pieces en spul. Uit de gesprekken blijkt dat de stuks waarover wordt gesproken worden vervoerd vanuit Zuid-Amerikaanse landen naar Europa. Het heeft de voorkeur dat deze stuks tijdens de transporten worden verborgen, dat er personen mee kunnen om toezicht te houden en dat er manieren nodig zijn om controle door de douane te vermijden. Daarnaast worden er in de gesprekken ook prijzen genoemd. De politie heeft hierover opgemerkt dat deze prijzen aansluiten bij de geldende prijzen voor cocaïne.
Ook zijn er foto’s rondgestuurd. Op de foto’s zijn blokken te zien. De politie heeft vastgesteld dat deze blokken eruit zien als blokken cocaïne omdat zij op dezelfde manier verpakt zijn als blokken cocaïne van 1 kilo per stuk. Zoals hiervoor al is overwogen blijkt uit het bericht van [medeverdachte 1] op 8 september 2020 dat de betrokkenen zelf een dergelijk blok hebben opengemaakt en getest. De inhoud zou sterk zijn. De politie heeft daarnaast geconstateerd dat een van de witte blokken op de foto’s het stempel DITA bevat. Dit stempel is ook aangetroffen op een partij blokken die zijn onderschept in de Rotterdamse haven. Die onderschepte blokken zijn getest en bleken cocaïne te bevatten. Aan dit groepsgesprek neemt naast [medeverdachte 1] ook [verdachte] deel. Bovendien wordt erin verwezen naar “zelfde als die 15” “van vanochtend”. Bij de levering daarvan was (ook) [medeverdachte 2] betrokken. De rechtbank leidt hieruit af dat met 1 stuk een blok van 1 kilo cocaïne wordt bedoeld en stelt vast dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] dit wisten en begrepen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat zij alle voornoemde elementen in onderlinge samenhang kan bezien nu bij alle gesprekken steeds [medeverdachte 1] en/of [verdachte] en/of [medeverdachte 2] betrokken zijn en de gesprekken in tijd en taalgebruik continuïteit vertonen. Wanneer de rechtbank alle elementen combineert dan blijkt hieruit naar haar oordeel dat wettig en overtuigend is vast komen te staan dat er wordt gesproken over cocaïne. Ook daar waar wordt gesproken over spul of losse aantallen (goederen), gaat de rechtbank ervan uit dat het gaat om kiloblokken cocaïne.
Deze overweging geldt ook voor alle afzonderlijk tenlastegelegde feiten. De rechtbank zal daar waar zij dit nodig acht per feit nog specifieker benoemen welke feiten en omstandigheden zij verder nog van belang acht.
4.3.2.3.4
Toetsingskader
Om te kunnen spreken van een criminele organisatie is blijkens de jurisprudentie een aantal aspecten van belang. Vereist is dat sprake is van een gestructureerd samenwerkingsverband tussen twee of meer personen, met een zekere duurzaamheid en structuur en een bepaalde organisatiegraad. Het oogmerk van de criminele organisatie dient te zijn gericht op het plegen van misdrijven. De deelnemers aan zo’n organisatie dienen niet ieder voor zich, maar in het verband van deze organisatie te participeren, zonder dat vereist is dat zij met alle personen in de organisatie samenwerken of alle personen in de organisatie kennen.
Een betrokkene moet weten – in de zin van onvoorwaardelijk opzet – dat de organisatie het plegen van misdrijven in zijn algemeenheid tot het oogmerk heeft. Een betrokkene hoeft echter geen opzet te hebben gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven. Wetenschap van één of verscheidene concrete misdrijven is evenmin vereist.
Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van een misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten. Daarbij geldt dat niet iedere bijdrage kan leiden tot het oordeel dat iemand deel uitmaakt van de organisatie. De bijdrage moet een zekere duur en intensiteit hebben.
4.3.2.3.5
Beoordeling
Gelet op de volgorde van de tenlastelegging zal de rechtbank eerst een oordeel geven over de vraag of er sprake is van een criminele organisatie en of verdachte hieraan deel heeft genomen. Vervolgens zal de rechtbank bij de beoordeling van de feiten 2, 3 en 4 nog een nader oordeel geven over die afzonderlijke feiten en de daarin opgenomen onderdelen. Hierbij merkt de rechtbank op dat voor de afzonderlijke tenlastegelegde feiten een ander toetsingskader geldt dan voor de criminele organisatie.
OogmerkDe rechtbank stelt vast dat er in de tenlastegelegde periode een groot aantal Sky-gesprekken is gevoerd. In de gesprekken is in acht gevallen gesproken over de voorbereiding van transporten. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het hierbij, met uitzondering van de gesprekken over het transport naar het Verenigd Koninkrijk, steeds om het naar Europa transporteren van cocaïne. Er is ook daadwerkelijk cocaïne in handen van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] gekomen en hiermee zijn in september 2020 ook handelingen, zoals het vervoeren en afleveren, verricht. Deze handelingen zullen later nog afzonderlijk worden beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat uit de gesprekken blijkt dat het oogmerk van de niet alleen de organisatie, maar ook van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] is gericht op het verrichten van handelingen als bedoeld in artikelen 10 derde lid, 10 vierde lid, 10 vijfde lid en 10a eerste lid, van de Opiumwet.
Duurzaamheid
Uit onderzoek Nelson volgt dat er gebruik is gemaakt van telefoons van aanbieder SkyECC (hierna: Sky). Sky biedt een mogelijkheid om versleuteld te communiceren. Zoals herhaaldelijk in recente jurisprudentie is overwogen, is deze manier van communiceren regelmatig gebruikt door personen die zich bezig hielden met het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier volgt dat ook [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] in de tenlastegelegde periode gebruik hebben gemaakt van Sky-telefoons om met elkaar en anderen te communiceren. Uit de bevindingen met betrekking tot de identificatie van de Sky-accounts blijkt dat het Sky-account [account 4] dat is gekoppeld aan [medeverdachte 1] , actief was vanaf 1 januari 2020. Het account [account 6] dat is gekoppeld aan [medeverdachte 2] , was actief vanaf 19 februari 2020. Het account [account 9] dat is gekoppeld aan [verdachte] was actief vanaf 9 januari 2020. Later zijn deze accounts vervangen door andere accounts. In het kader van de in dit onderzoek verweten feiten nemen [medeverdachte 1] en [verdachte] voor het eerst deel aan een groepsgesprek via Sky dat is gestart op 2 maart 2020. De eerste bijdrage aan een Sky-groepsgesprek van [medeverdachte 2] is op 9 augustus 2020. Berichten van voor deze data zijn niet opgenomen in het procesdossier.
Uit de gesprekken volgt dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] vanaf 2 maart 2020 respectievelijk 9 augustus 2020 regelmatig contact hebben via Sky met elkaar en met andere gebruikers van Sky. Hoewel in het dossier slechts een selectie van alle Sky-gesprekken is weergegeven, blijkt hieruit dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] een hechte eenheid vormen. Zij vullen elkaar waar nodig aan en ondersteunen elkaar. Er is een gebruikelijke werkwijze gevormd en ze weten van elkaar wie over welke kennis en contacten beschikte. Hierdoor weten de verdachten wat zij van elkaar kunnen verwachten.
Er is sprake van doorlopende gesprekken. Wanneer een plan met betrekking tot de invoer met een bepaalde deklading lijkt te stranden, wordt direct aansluitend gesproken over een mogelijkheid met een andere deklading. Een voorbeeld hiervan is het transport met als deklading bananen waarbij als alternatief al wordt gesproken over stalen buizen. Een alternatief dat in aansluitende gesprekken verder wordt uitgewerkt. De rechtbank ziet hierin dat de Sky-gesprekken ook worden gebruikt als denktank waarbij continu wordt gewerkt aan marktverkenning.
Uit de gesprekken volgt bovendien dat er ook buiten Sky om contact was. Dit blijkt niet alleen uit het feit dat meerdere malen over live-afspraken wordt gesproken en dat er wordt gechat over het feit dat ze bij elkaar zijn. Deze contacten blijken ook uit de telefoongegevens en de gegevens over vliegreizen. Hieruit volgt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] elkaar hebben ontmoet in Dubai en dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] samen naar Turkije zijn gegaan. Het laatste gesprek via Sky dat in het dossier is opgenomen, heeft plaatsgevonden op 2 maart 2021. Op dit moment waren [verdachte] en [medeverdachte 1] in gesprek met anderen over de invoer van cocaïne vanuit Curaçao. De betrokkenen zijn deze dag bij elkaar gekomen om de details van het transport te bespreken.
De rechtbank is van oordeel dat alle communicatie en contacten in deze periode overziend, gesproken kan worden over een organisatie met een duurzaam karakter.
Structuur en rolverdelingUit de gesprekken volgt dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] een vaste werkwijze hanteerden. Via Sky werden in gesprekken de details van transporten of ontmoetingen besproken. Hierbij werden ook anderen betrokken. Dit waren deels personen met wie vaker samen werd gewerkt, bijvoorbeeld de gebruikers van accounts [account 12] en [account 16] . Soms waren dit personen die voor één specifiek transport van belang waren, bijvoorbeeld de gebruiker van account [account 28] .
Uit de gesprekken over de voorbereidingen van transporten naar Europa volgt dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] steeds een coördinerende rol hebben. Zij winnen informatie in, denken mee over de plannen, brengen personen die vanuit hun eigen expertise behulpzaam kunnen zijn bij elkaar en hebben een doorslaggevende stem. Opvallend is dat bij het maken van de plannen ook steeds wordt nagedacht over de controle over de bedrijven die worden ingeschakeld voor de dekladingen en oplossingen voor controles door de douane in de haven van verzending en de haven van aankomst. Aan alle aspecten van het – gecompliceerde – traject wordt gedacht en ook de verhouding tussen kosten en winst wordt in de gaten gehouden. Zo zegt [verdachte] in de chat over de mogelijke invoer in ADR-tanks: ““ [naam 9] voor een pin release verhaal is het een beetje duur”.
Uit de gesprekken over ontmoetingen en overdrachten van cocaïne in Nederland in september 2020, blijkt dat ook hierbij [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] , ieder op hun eigen moment een coördinerende rol pakken. Opvallend is hierbij dat [medeverdachte 1] zeer dicht bij de ontmoetingen/overdracht van cocaïne is betrokken en direct informatie met anderen kan delen over de gebeurtenissen ter plaatse. Bij deze ontmoetingen is bovendien regelmatig gebruik gemaakt van dezelfde werkwijze. Zo is er meerdere keren als token door [medeverdachte 1] een foto van een serienummer van een vijfeurobiljet gestuurd en wordt er ook gebruik gemaakt van een wachtwoord. Daarnaast blijkt uit de gesprekken dat “pap” los moest worden gehouden van het “spul”. De rechtbank is ambtshalve bekend met de term “pap” voor papieren oftewel geld en begrijpt dat hiermee is bedoeld dat de organisatie het geld gescheiden hield van de cocaïne.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] goed op elkaar ingespeeld zijn. Zij weten wat zij van elkaar kunnen verwachten en lijken elkaar hierin ook te vertrouwen. Wanneer daarom wordt gevraagd, dan wordt één van de drie door de ander administrator van een groepsgesprek gemaakt. De rechtbank ziet [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] als een eenheid die gezamenlijk opereert. Dat zij niet alle drie telkens bij alle (gesprekken over) invoertrajecten en afleveringen waren betrokken, doet hier, gezien de vergelijkbare rollen en het onderlinge vertrouwen in elkaar, niet aan af.
De rechtbank plaatst hen in verhouding tot een groot deel van de personen met wie zij contact hadden, aan de top. De handelingen van de eenheid [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] liggen in de sfeer van coördineren, organiseren en toezicht houden op de uitvoering. Zij staan hiermee op het zelfde niveau als de personen die de cocaïne aan hen konden leveren. Andere personen hadden veelal een rol in de uitvoering omdat zij cocaïne ongezien uit de havens konden krijgen, optraden als chauffeur of de cocaïne voor [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] bewaarden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een samenwerking binnen een structuur met vaste werkwijzen en afspraken. Binnen deze structuur vormden [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] een vaste kern die samenwerkte met anderen. De rechtbank plaatst hen in die samenwerking hiërarchisch aan de top.
4.3.2.3.6
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is voldaan aan alle elementen van een criminele organisatie. De rechtbank is van oordeel dat verdachte deel uit heeft gemaakt van deze criminele organisatie met het oogmerk het plegen van handelingen als bedoeld in artikelen 10 derde lid, 10 vierde lid, 10 vijfde lid en 10a eerste lid van de Opiumwet. Dit heeft hij – gezien de data van de eerste en laatste gesprekken tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] in het dossier – gedaan in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 maart 2021.
4.3.2.4
Feit 2: voorbereidingshandelingen
4.3.2.4
Feiten en omstandigheden
De rechtbank verwijst hiervoor naar de feiten en omstandigheden die onder 4.3.2.3.1 zijn opgenomen. Deze feiten en omstandigheden worden voor zover zij betrekking hebben op feit 2 hier als herhaald en ingelast beschouwd.
4.3.2.4.2
Algemene overweging over transport naar buitenlandse havens
Uit meerdere gesprekken die zijn gevoerd in het kader van voorbereidingshandelingen volgt dat het de bedoeling was om het transport aan te laten komen in de haven van Antwerpen of andere, niet in Nederland gelegen, Europese havens. Naar het oordeel van de rechtbank staat dit niet in de weg aan de toepasbaarheid van de Opiumwet op deze handelingen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Hoge Raad van 19 juni 2007 [5] . Hierin heeft de Hoge Raad overwogen:
“Voor zover aan het middel de opvatting ten grondslag ligt dat het in art. 2, eerstelid aanhef en onder B, Opiumwet vervatte verbod om heroïne te vervoeren slechts zou zien op gedragingen in Nederland zodat het opzettelijk vervoeren van heroïne buiten Nederlands grondgebied niet door de Nederlandse wet als een misdrijf wordt beschouwd, kan deze opvatting niet als juist worden aanvaard, aangezien een zodanige beperking niet volgt uit de redactie van die bepaling en daarvoor ook elders geen steun is te vinden (vgl. HR 15 mei 1979, LJN AC4133, NJ 1979, 485).
Het in art. 2, eerste lid aanhef en onder B, Opiumwet verboden 'vervoeren' levert een 'feit' op als bedoeld in art. 10, derde lid, Opiumwet. De tekst van art. 10a, eerste lid, Opiumwet, noch de strekking daarvan bieden grond aan de door het middel voorgestane opvatting dat deze strafbepaling enkel ziet op het voorbereiden of bevorderen van (deels) in Nederland gepleegde strafbare feiten als bedoeld in het derde of vierde lid van art. 10 Opiumwet.”
De rechtbank zal derhalve hierna, ook bij gesprekken waaruit volgt dat de voorgenomen haven van aankomst is gelegen buiten Nederland, beoordelen of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is om te kunnen spreken van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet.
4.3.2.4.3
Beoordeling uitvoer cocaïne naar het Verenigd Koninkrijk
In het groepsgesprek [account 1] :139 is gesproken over het nodig hebben van transport en handel voor het Verenigd Koninkrijk. Bij dit groepsgesprek zijn [verdachte] , [medeverdachte 1] en de gebruiker van account [account 10] betrokken. [medeverdachte 2] neemt niet deel aan het groepsgesprek.
De rechtbank stelt vast dat uit het groepsgesprek zelf niet blijkt waaruit de “handel” bestaat. Zoals reeds eerder overwogen, beoordeelt de rechtbank de tekstberichten afkomstig uit Sky steeds behoedzaam. Ook wanneer het dossier wordt gelezen in samenhang met andere gesprekken die door [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn gevoerd binnen onderzoek Nelson, biedt dit onvoldoende concrete aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat met de term handel in dit gesprek cocaïne wordt bedoeld.
De politie heeft de term handel ingevuld aan de hand van foto’s die door de gebruiker van [account 10] zijn verzonden. De politie concludeert dat gelet op die foto’s met handel cocaïne wordt bedoeld. Uit het dossier valt echter niet af te leiden dat ook [verdachte] en [medeverdachte 1] kennis hebben genomen van deze foto’s.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat voornoemde Sky-gesprekken onvoldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren om te concluderen dat verdachte betrokken is bij de voorbereidingshandelingen voor uitvoer van cocaïne naar het Verenigd Koninkrijk. Zij zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.3.2.4.4
Beoordeling invoer cocaïne met deklading bananen
De rechtbank stelt vast dat de enige link naar verdachte is gelegen in het bericht van [medeverdachte 2] op 14 augustus 2020 dat “de vriend van de vorige keer” volgende week naar Dubai vliegt om het te bespreken. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op dat moment in Dubai was. Echter, uit de bewijsmiddelen volgt dat ook [medeverdachte 1] in diezelfde periode in Dubai was. Op basis van de berichten en de overige bevindingen kan niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat met “de vriend van de vorige keer” ook daadwerkelijk verdachte wordt bedoeld. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.3.2.4.5
Beoordeling invoer cocaïne met deklading stalen buizen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er niet alleen in directe Sky-gesprekken, maar ook in twee Sky-groepsgesprekken is gesproken over een plan om een transport met stalen buizen te regelen vanuit Brazilië naar Antwerpen. Bij het groepsgesprek [account 6] :19 zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en de gebruiker van Sky-account [account 12] betrokken. De rechtbank stelt vast dat uit dit gesprek volgt dat men concrete plannen heeft voor dit transport. Zo worden er gegevens gedeeld van [Ltda] , is er geprobeerd contact op te nemen met voornoemd bedrijf en wordt er gesproken over specifieke buizen van [naam 6] . Uit de inhoud van het groepsgesprek blijkt dat de betrokkenen ook contact hebben met een persoon die in Brazilië dingen kan regelen. Uit foto’s die in het groepsgesprek worden gedeeld, blijkt dat er contact is met [account 13] en [account 14] . Deze twee personen communiceren onderling in de Portugese taal. De rechtbank stelt vast dat uit de gesprekken en foto’s in onderlinge samenhang bezien, volgt dat [account 13] en [account 14] de contactpersonen aan de Braziliaanse kant zijn.
Vervolgens is het gesprek voortgezet in groepsgesprek [account 1] :235. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de naam van dit groepsgesprek dat de groep is aangemaakt door [verdachte] . Zowel [verdachte] als [medeverdachte 2] maken een verbinding tussen groepsgesprekken [account 6] :19 en [account 1] :235 door berichten met betrekking tot buizen en [naam 6] uit [account 6] :19 te kopiëren en in groepsgesprek [account 1] :235 te plaatsen. Uit de inhoud van de gesprekken blijkt dat er in dit nieuwe groepsgesprek ook meer personen betrokken zijn dan in het eerdere groepsgesprek. Zo wordt er een vraag gesteld aan Ghost. Wanneer [verdachte] zelf direct wordt aangesproken, verwijst hij ook direct naar de groep voor het voortzetten van het gesprek.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de gesprekken dat er een transport wordt voorbereid. Als lading wordt er gesproken over buizen. Echter, wanneer naar de foto’s van de buizen wordt gekeken, dan valt op dat dit totaal verschillende soorten buizen zijn. De rechtbank is van oordeel dat dit alleen al aanleiding geeft om te vermoeden dat de te transporteren buizen niet het hoofddoel van het transport zijn, maar een deklading vormen. Dit vermoeden wordt bevestigd omdat er door [medeverdachte 2] en [account 12] wordt besproken wat er moet gebeuren als de bak ‘op rood valt’, hoe een scan vermeden kan worden als de douane de bak niet escorteert en de risico’s van een inspectie op de kaai. Deze berichten bevestigen dat de buizen een deklading vormen voor een goed dat niet legaal vervoerd kan worden. De rechtbank plaatst ook deze gesprekken in het kader van de rest van het procesdossier. Alles in onderlinge samenhang overziend, is zij van oordeel dat vast is komen te staan dat het werkelijke doel van het transport het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne was. Nu er geen bewijs is dat het transport ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van voorbereidingshandelingen voor het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich hebben bemoeid met de praktische organisatie van het transport en het contact met [Ltda] . [verdachte] heeft aan dat gesprek niet deelgenomen, maar heeft vervolgens wel het initiatief genomen om partijen in een nieuw groepsgesprek bij elkaar te brengen en de communicatie te bespoedigen. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] waarbij het aandeel van verdachte ook van voldoende gewicht is.
Alles overwegende acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne vanuit Brazilië naar Antwerpen. Hierbij zou gebruik gemaakt worden van stalen buizen als deklading.
4.3.2.4.6
Beoordeling invoer cocaïne met deklading ijzererts
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte betrokken is bij de gesprekken over het transport van cocaïne met ijzererts als deklading. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.3.2.4.7
Beoordeling invoer 400 stuks
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte betrokken is bij de gesprekken over de 400 stuks. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.3.2.4.8
Beoordeling invoer cocaïne met deklading A4-papier
De rechtbank stelt vast dat er door [medeverdachte 1] , [verdachte] en [account 12] in twee groepsgesprekken via Sky wordt gesproken over de details voor het transport vanuit Brazilië naar Antwerpen van A4-papier. Hierbij zijn zowel de details van de bill of lading, het verzendende bedrijf, het ontvangende bedrijf en het mogelijke transportbedrijf in Antwerpen besproken. Deze zeer gedetailleerde bespreking van het transport levert naar het oordeel van de rechtbank een voorbereidingshandeling op.
Dat het doel van het transport in werkelijkheid niet het vervoeren van A4-papier is, blijkt uit het feit dat de focus ligt op het verwerken van “spul” en stuks in de pallets. Alleen de juiste pallets zouden opzij worden gezet en verplaatst naar “onze loods” en “onze locatie”. Uit deze werkwijze blijkt dat ook dit “spul” niet via de reguliere legale lijnen in het zicht vervoerd kan worden. Alles in onderlinge samenhang overziend is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat de werkelijke doel van het transport het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne was. Nu er geen bewijs is dat het transport ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van voorbereidingshandelingen voor het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne.
De rechtbank stelt vast dat de gesprekken over dit transport aanvankelijk werden gevoerd tussen [verdachte] en [account 12] . [verdachte] heeft hierbij een actieve rol, denkt kritisch mee, legt contacten en heeft naar het oordeel van de rechtbank een doorslaggevende stem. Op een later moment neemt ook [medeverdachte 1] deel aan dit gesprek en de voorbereiding van deze drugslijn met papier als deklading. Hij is fysiek aanwezig bij een ontmoeting (“wij zijn met hem”) en zegt tegen [account 12] dat hij op antwoord wacht. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, waaraan verdachte een bijdrage heeft geleverd van voldoende gewicht. [medeverdachte 2] heeft niet deelgenomen aan de gesprekken over het opzetten van deze lijn.
Alles overwegende acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne vanuit Brazilië naar Antwerpen. Hierbij zou gebruik gemaakt worden van A4-papier als deklading.
4.3.2.4.9
Beoordeling invoer cocaïne met deklading ADR-tanks
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de enige actieve betrokkenheid van verdachte bij de gesprekken over het transport met als deklading ADR-tanks, bestaat uit het op een onbekend moment aanmaken van de gespreksgroep. Verdachte heeft daarnaast slechts een opmerking gemaakt over de kosten, maar daarbij verder geen sturing gegeven. De rechtbank is van oordeel dat deze enkele handeling zonder nadere inhoudelijke bijdrage aan het groepsgesprek onvoldoende is om te spreken van een bijdrage van voldoende gewicht. Verdachte kan dan ook in dit geval niet worden aangemerkt als medepleger van voorbereidingshandelingen. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.3.2.4.10
Beoordeling invoer cocaïne vanuit Curaçao
De rechtbank stelt vast dat er via Sky is gesproken over het opzetten van een transportlijn van Curaçao naar in ieder geval Rotterdam. Uit de gesprekken volgt ook dat er naast gesprekken via Sky ook een live gesprek heeft plaatsgevonden. In de gesprekken worden door [medeverdachte 1] en [verdachte] de details besproken met de gebruikers van accounts [account 29] , [account 16] en [account 26] . Zij hebben op hun beurt weer contact met de gebruikers van accounts [account 25] , [account 30] en [account 28] . Voordat de details kunnen worden besproken, worden er door [medeverdachte 1] eerst extra Sky-telefoons geregeld. Hierna wordt er in detail gesproken over het transport naar Rotterdam, kosten, kloonzegels, het meenemen van een oog en een meewerkende douane. Een deel van de gesprekken is in de Engelse taal gevoerd. Daarin spreekt [verdachte] over een afspraak met “take out”. In de context van het gesprek en het licht van het dossier begrijpt de rechtbank dat deze term niet ziet op een afhaalmaaltijd, maar letterlijk vertaald moet worden naar uithalen.
Gelet op de inhoud van de berichten is de rechtbank van oordeel dat ook hier wederom niet gesproken wordt over een legale vracht die getransporteerd moet worden. Bij een legale vracht zouden er immers geen zorgen hoeven te zijn over de douane en zijn er ook geen kloonzegels nodig. Daarnaast is het de rechtbank ambtshalve bekend dat met een oog een persoon wordt bedoeld die toezicht houdt of alles goed gaat. Tot slot zou een legale vracht ook niet uitgehaald hoeven te worden, maar kan die gewoon op een reguliere manier worden opgehaald. Naar het oordeel van de rechtbank sluiten de besproken handelingen en termen wel aan bij de handelwijze die bekend is uit zaken waarin sprake is van transport van verdovende middelen. De rechtbank plaatst de gesprekken over dit transport in het kader van de rest van het procesdossier. Alles in onderlinge samenhang overziend, is zij van oordeel dat vast is komen te staan dat het werkelijke doel van het transport het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne was. Nu er geen bewijs is dat het transport ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van voorbereidingshandelingen voor het vervoeren van een hoeveelheid cocaïne.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] en [verdachte] beiden actief meedenken over het opzetten van de transportlijn. Zij regelen de contacten met de personen op Curaçao en zorgen er allebei voor dat de zaken in Rotterdam geregeld worden om het transport op te vangen. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] en anderen, waaraan verdachte een bijdrage heeft geleverd van voldoende gewicht. Niet is gebleken dat [medeverdachte 2] actief betrokken is geweest bij het opzetten van deze transportlijn.
Alles overwegende acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van een hoeveelheid cocaïne vanuit Curaçao naar Rotterdam.
4.3.2.4.11
Conclusie
De rechtbank acht het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van een deel van de tenlastegelegde transporten wettig en overtuigend bewezen. Het gaat hierbij om de transporten met als dekladingen stalen buizen en papier en om het transport vanaf Curaçao. De rechtbank spreekt verdachte van de voorbereidingshandelingen ten aanzien van de overige onder feit 2 tenlastegelegde transporten vrij.
4.3.2.5
Feit 3: invoer dan wel aanwezig hebben cocaïne
4.3.2.5
Feiten en omstandigheden
De rechtbank verwijst hiervoor naar de feiten en omstandigheden die onder 4.3.2.3.1 zijn opgenomen. Deze feiten en omstandigheden worden voor zover zij betrekking hebben op feit 3 hier als herhaald en ingelast beschouwd.
4.3.2.5.2
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de enige betrokkenheid van verdachte bij dit feit blijkt uit de omstandigheid dat het groepsgesprek waarbinnen een deel van de gesprekken plaatsvindt vanuit het Sky-account van verdachte is aangemaakt. De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen wanneer groepsgesprek [account 1] :239 is aangemaakt. Ook kan op grond van het dossier niet vastgesteld worden dat de groepsgesprek speciaal voor het voeren van de gesprekken op 9 september 2023 is aangemaakt. Nu voor het overige ook niet blijkt dat verdachte zelf actief deelneemt aan de gesprekken, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte cocaïne heeft ingevoerd of aanwezig heeft gehad.
4.3.2.5.3
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich al dan niet met anderen schuldig heeft gemaakt aan de invoer of het aanwezig hebben van cocaïne op 9 september 2020. Om die reden spreekt zij verdachte vrij van feit 3.
4.3.2.6
Feit 4: diverse handelingen cocaïne
4.3.2.6
Feiten en omstandigheden
De rechtbank verwijst hiervoor naar de feiten en omstandigheden die onder 4.3.2.3.1 zijn opgenomen. Deze feiten en omstandigheden worden voor zover zij betrekking hebben op feit 4 hier als herhaald en ingelast beschouwd.
4.3.2.6.2
Beoordeling 7 september 2020 – 50 kilo
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er op 7 september 2020 tussen 10.59 uur en 15.15 uur een groepsgesprek is gevoerd. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] de initiator van dat gesprek was en dat ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan het gesprek hebben deelgenomen. In de gesprekken wordt naar [medeverdachte 1] verwezen met de naam “ [naam 3] ” en naar [verdachte] met de naam “ [naam 4] ”.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het gesprek dat voornoemde personen met [account 16] een afspraak hebben gemaakt. Aan de zijde van [account 16] worden vervolgens ook de gebruikers van accounts [account 17] , [account 18] en [account 20] betrokken. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] betrekken op hun beurt de gebruiker van account [account 19] als hun chauffeur bij de afspraak.
Hoewel er in het gesprek over verschillende hoeveelheden wordt gesproken, blijkt uiteindelijk duidelijk dat er 50 stuks door [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn ontvangen. Dit is op 8 september 2020 door [medeverdachte 1] bevestigd in het bericht: “There are 26 with duck tape and 24 without duck tape the one we opened is without the duck tape”.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen ook volgt dat deze 50 stuks, 50 pakketten zijn die ieder een kilo cocaïne bevatten. Zij volgt hierbij de bevindingen van de politie op dit punt. Uit de berichten volgt bovendien dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook op de hoogte waren van het feit dat de pakketten cocaïne bevatten. Er is immers een pak geopend en gecontroleerd. Hierover is door [medeverdachte 1] een terugkoppeling aan [account 16] gestuurd.
Op basis van voornoemde gesprekken staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen en ook samen met anderen 50 kilo cocaïne hebben vervoerd. De rechtbank ziet hierbij [verdachte] in de rol van initiator. Hij had het directe contact met [account 16] en hield zo het overzicht. Hij beschikte over de informatie over de te leveren hoeveelheid. Vervolgens was het ook [verdachte] die anderen aanstuurde en uiteindelijk de opdracht gaf om één van de pakketten te openen en te controleren. De rol van [medeverdachte 1] is naar het oordeel van de rechtbank meer een opzichtersrol. Hij stuurde de tokens waarmee partijen konden controleren of zij de juiste persoon hadden getroffen. [medeverdachte 1] stuurde ook de chauffeurs aan en gaf anderen opdrachten. Tot slot is hij de volgende dag ook de persoon die de terugkoppeling heeft gegeven aan [account 16] over de kwaliteit van de ontvangen cocaïne. Tot slot ziet de rechtbank [medeverdachte 2] ook als opzichter. Uit de berichten volgt dat hij de chauffeurs deels in de Turkse taal mede aanstuurde. Hij heeft ook de opdracht gegeven om te tellen en om foto’s te maken van het blok en de stempel.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] nauw en bewust hebben samengewerkt met anderen om 50 kilo cocaïne te vervoeren.
Alles overwegende acht de rechtbank het medeplegen van het vervoeren van ongeveer 50 kilo cocaïne op 7 september 2020 wettig en overtuigend bewezen.
4.3.2.6.3
Beoordeling 12 september 2020 – 1 kilo
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] na een direct gesprek met [account 23] een groepsgesprek start waaraan ook [medeverdachte 1] deelneemt. In het groepsgesprek wordt gesproken over het afleveren van eentje. De prijs is 34. Nu er ook gerefereerd wordt aan het pak dat al open is, begrijpt de rechtbank dat het hier gaat om 1 kilo cocaïne uit de hoeveelheid van 50 kilo die op 7 september 2020 is ontvangen door [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] heeft vervolgens direct contact met [account 21] . De details voor een afspraak aan de [adres 2] in Rotterdam worden doorgegeven. Uiteindelijk blijkt uit het gesprek ook dat de overdracht gelukt is.
De rechtbank is van oordeel dat uit de gesprekken volgt dat [verdachte] de initiator en de opdrachtgever is voor de verkoop en het afleveren van 1 kilo cocaïne aan [account 23] . [medeverdachte 1] heeft vervolgens [account 21] , de uitvoerder van de overdracht, aangestuurd. Informatie over het afleveren is door [account 21] op zijn beurt weer teruggekoppeld aan [medeverdachte 1] . De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en dat ieder van de rollen van zodanig gewicht is dat sprake is van het medeplegen van de verkoop en het afleveren van 1 kilo cocaïne.
Alles overwegende acht de rechtbank het medeplegen van de verkoop en het afleveren van ongeveer 1 kilo cocaïne op 12 september 2020 wettig en overtuigend bewezen.
4.3.2.6.4
Conclusie
De rechtbank acht het medeplegen van het vervoeren van ongeveer 50 kilo cocaïne op 7 september 2020 wettig en overtuigend bewezen. Daarnaast acht zij ook het medeplegen van de verkoop en het afleveren van ongeveer 1 kilo cocaïne op 12 september 2020 wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 maart 2021 in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten:
-verdachte en
- [medeverdachte 1] en
- [medeverdachte 2] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in
artikel 10, derde en vierde en vijfde lid en artikel 10a eerste lid van de Opiumwet,
namelijk (het voorbereiden van) het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2
aanhef en onder A en B en C van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren en aanwezig hebben van telkens (een [grote] hoeveelheid van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 2 maart 2021, in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren
en/of bewerken en/of verwerken en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen,
telkens van een (forse) hoeveelheid, cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het
plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
-voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van de hierboven bedoelde feiten,
hebbende verdachte en/of een of meer van verdachtes mededaders (telkens):
- mobiele telefoons, met het beveiligingsprogramma Sky-ECC, voorhanden gehad en/of verstrekt en/of gebruik gemaakt van communicatie via een Sky-chatapplicatie en/of
- in persoon en/of telefonisch en/of via (Sky-ECC)chatberichten contact met één of meer mededader(s) en/of contactperso(o)n(en) gezocht en/of onderhouden en/of informatie en/of foto’s uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het inkopen en/of transporteren en/of afleveren en/of opslaan en/of uithalen en/of vervoeren van voornoemde hoeveelheden cocaïne middels de dekladingen stalen buizen en/of A4-papier dan wel middels willekeurige andere deklading(en)
en/of
- een ontmoeting gehad en/of geregeld in Nederland, met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een handelshoeveelheid cocaïne en/of
- personen en/of bedrijven benaderd en/of laten benaderen (onder meer [Ltda 2] en [n.v.] ) om zich ter beschikking te stellen als transporteur en/of dekmantel en/of koper voor de deklading en/of voor de ontvangst en/of opslag van voornoemde handelshoeveelheden cocaïne en/of
- informatie gezocht over die goederen die moesten dienen als deklading voor de verdovende middelen en/of
- de logistiek en administratie besproken voor het (zee- en/of land)transport van containers met daarin deklading met daartussen cocaïne;
4
in de periode van 7 september 2020 tot en met 12 september 2020, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
- op 7 september 2020 ongeveer 50 kilo cocaïne heeft vervoerd, en
- op 12 september 2020 ongeveer 1 kilo cocaïne heeft verkocht en afgeleverd,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie vorderen aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt verdachte te compenseren voor de geconstateerde vormverzuimen door middel van strafvermindering. Zij verwijst hierbij naar hetgeen onder 3.3.1 is opgenomen. Daarnaast verzoekt de verdediging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Tot slot wijst de verdediging op een tweetal uitspraken waarin de opgelegde gevangenisstraffen lager zijn dan de door de officieren in deze zaak gevorderde straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank veroordeelt verdachte voor deelname aan een criminele organisatie gericht op het plegen van Opiumwetfeiten, het meermalen plegen van voorbereidingshandelingen voor het vervoer van cocaïne vanuit Zuid-Amerika naar Europa en het meermalen opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 onder B van de Opiumwet. Met al deze handelingen heeft verdachte een actieve bijdrage geleverd aan het in stand houden van de cocaïnehandel in Nederland en andere Europese landen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de productie van cocaïne veel ruimte in beslag neemt. In het land van herkomst worden delen van het regenwoud gekapt om ruimte te maken voor de cocaplanten. Als er vervolgens geoogst kan worden, zijn er chemicaliën nodig om het materiaal te bewerken zodat het cocaïne wordt. Deze chemicaliën worden vervolgens weer geloosd in de natuur. De kap en de vervuiling van de bodem en het water zorgen voor grote schade aan de natuurgebieden en beperken het leefgebied van de dieren en de mensen die daar wonen. Daarnaast schuwen organisaties achter deze productie geweld niet. Onder dreiging van geweld wordt de lokale bevolking gedwongen de productielocaties te tolereren, dit terwijl hun leefgebied en soms ook drinkwatervoorzieningen door de chemicaliën worden vergiftigd. Politieambtenaren die de bevolking proberen te beschermen en de productie van cocaïne een halt toe moeten roepen, zijn hun leven niet zeker. Jaarlijks kost de productie van cocaïne tientallen levens onder de lokale bewoners en politieambtenaren. Hier blijft het bovendien niet bij. Nu cocaïne een zeer winstgevend product vormt, is de concurrentie letterlijk moordend. Geweld tussen de verschillende cocaïnebendes kost jaarlijks tientallen levens. Niet alleen levens van bendeleden, maar ook van onschuldige burgers die op het verkeerde moment op de verkeerde plaats zijn. Het geweld wordt ook na het transport van de cocaïne naar Nederland voortgezet. Ook hier zijn er criminele organisaties die onderling concurreren om een plaats in de cocaïnehandel te behouden. Hierdoor is er in Nederland en net over de grens in België een drugsoorlog ontstaan met onder andere liquidaties, beschietingen en explosieven die bij huizen midden in woonwijken tot ontploffing worden gebracht. Nederland krijgt dan ook steeds meer de reputatie van narcostaat. Zoals ook uit deze zaak blijkt, worden medewerkers in de havens en op doorvoerlocaties van de deklading bij deze internationale drugssmokkel betrokken door de criminele organisaties om de invoer mogelijk te maken. Dit toont ook het ondermijnende karakter rondom cocaïne aan. Onder- en bovenwereld vermengen zich. Er wordt ook niet geaarzeld om geweld te gebruiken tegen de personen die weigeren mee te werken aan de invoer van de cocaïne en daarmee een risico vormen voor de criminele organisatie. Alle voornoemde zaken zijn gericht op het zoveel mogelijk winst maken met de uiteindelijke verkoop van de cocaïne. Een middel dat verslavend is en voor grote gezondheidsschade bij de gebruiker kan zorgen.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de vele gesprekken in het dossier het gemak waarmee verdachte zich in deze wereld begaf. Contacten werden eenvoudig gelegd en ontmoetingen werden geregeld. Risico’s werden ingeschat en waarborgen werden ingebouwd. Dit alles om er zelf beter van te worden en zonder oog voor alle hiervoor genoemde gevolgen. Er is dan ook sprake van ernstige feiten.
Als uitgangspunt voor de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, maar ook met de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De rechtbank is op basis van deze informatie van oordeel dat de door de officieren van justitie gevorderde straffen relatief laag zijn. De rechtbank houdt er in haar beoordeling rekening mee dat zij minder feiten bewezen heeft verklaard dan door de officieren van justitie bewezen werden geacht. Hierdoor is de bewezen periode waarin verdachte de strafbare feiten heeft gepleegd, voor met name de voorbereidingshandelingen, korter dan was ten laste gelegd. Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Tot slot heeft de rechtbank de strafmaat in deze zaak afgezet tegen de straffen die in de zaken van medeverdachten worden opgelegd. Zij merkt hierbij op dat verdachte, binnen zijn coördinerende rol, ten opzichte van [medeverdachte 2] een net iets hogere positie in de organisatie inneemt.
De verdediging heeft verzocht de straf te matigen gelet op de door de verdediging geconstateerde vormverzuimen. De rechtbank heeft eerder in dit vonnis geoordeeld dat er geen sprake is van vormverzuimen. Zij ziet dan ook geen reden om de straf op deze grond te matigen.
De verdediging heeft voorts verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hierbij is gewezen op het feit dat verdachte een gezin heeft met vier jonge kinderen, die extra zorg en aandacht nodig hebben, hetgeen voor zijn vrouw alleen niet te behappen is. De rechtbank stelt vast dat de gevolgen voor het gezin van verdachte inderdaad ingrijpend kunnen zijn. Dit neemt echter niet weg dat het verdachte zelf is geweest die deze voorzienbare gevolgen voor lief heeft genomen en zich desondanks heeft ingelaten met de bewezen strafbare feiten. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte dan ook geen reden om de straf te matigen.
Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar op. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lagere straf. Wel bepaalt de rechtbank dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdediging heeft verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen dan wel opnieuw te schorsen, zodat verdachte een eventueel hoger beroep in vrijheid af kan wachten.
De rechtbank ziet gelet op de op te leggen straf geen aanleiding om de voorlopige hechtenis op te heffen. Ten aanzien van de schorsing stelt de rechtbank vast dat uit de schorsingsbeslissing volgt dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte loopt tot het moment van de uitspraak in eerste aanleg. De rechtbank heeft met dit vonnis haar eindoordeel gegeven over deze zaak. Zij kan en zal niet vooruitlopen op een eventueel nog in te dienen hoger beroep en wijst om die reden het schorsingsverzoek af.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47,en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 10, 10a en 11b van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde onder feit 3;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een
misdrijf als bedoeld in artikelen 10 derde lid, 10 vierde lid, 10 vijfde lid en
10a eerste lid van de Opiumwet;
Feit 2:medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, meermalen gepleegd
en/of
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
Feit 4:medeplegen van, opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B
van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- wijst het verzoek om opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. M.H.M. Collombon en
mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen en
mr. C.J.M. van de Vrede, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 maart 2024.

Voetnoten

1.Per mail gestuurd door de officier van justitie op 9 november 2023
2.C7 ordner 40 - p 424 en 425
3.EHRM 26 september 2023, nummer 15669/20
4.EHRM 4 juni 2019, nummer 39757/15
5.ECLI:NL:HR:2007:BA3142, rechtsoverweging 3.4.