ECLI:NL:RBZWB:2024:1344

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
RK 19-003831
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake beslag op inboedel en rekening

Op 28 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klaagster, die niet als verdachte is aangemerkt. Het klaagschrift betreft de opheffing van beslag op diverse inboedelgoederen en een bankrekening, die eerder in beslag waren genomen in het strafvorderlijk onderzoek tegen een derde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beslag op de inboedel al door de officier van justitie was opgeheven, waardoor klaagster in dat deel van het klaagschrift niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft echter het beslag op de rekening inhoudelijk beoordeeld. De officier van justitie heeft aangegeven dat er geen strafvorderlijk belang meer is bij het voortduren van het beslag op de rekening, wat de rechtbank heeft geïnterpreteerd als een reden om het klaagschrift gegrond te verklaren. De rechtbank heeft de opheffing van het beslag op de rekening gelast, waarmee de klaagster in dat opzicht in het gelijk is gesteld. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij mr. Louwerse niet in de gelegenheid was om mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 12-993032-08 (inzake [naam] )
rk.nummer: 19-003831
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster]
geboren op [geboortedag] 1962
woonplaats kiezende ten kantore van mr. E. Manders, Postbus 446, 3000 AK Rotterdam
hierna te noemen: klaagster.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
 de stukken waaruit blijkt dat op 17 maart 2016 in het strafvorderlijk onderzoek tegen [naam] op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv) in beslag zijn genomen:
- 1 buffetpiano
- 1 vleugelpiano
- 1 schilderij op canvas " [klaagster] " 2015
- 1 flatscreen TV Samsung (uit de woonkamer)
- een partij wijnen en alcoholische dranken
- een snooker / biljarttafel
- een voetbaltafel
- 1 golftas met 13 golfclubs
- een fitnesstoestel
- een saunacabine
- een loopband
- een trilplaat
- 1 plasma TV Panasonic
- 1 flatscreen TV Samsung (uit de slaapkamer)
- de rekening [rekeningnummer] bij KBC met het zich daarop bevindende geldbedrag
hierna te noemen het beslag op de inboedel en het beslag op de rekening.
  • het klaagschrift, ingediend op 30 oktober 2016 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • de beslissing van de rechtbank van 4 april 2017;
  • de beslissing van de rechtbank van 29 december 2017;
  • de beslissing van de Hoge Raad van 26 maart 2019;
  • het mailbericht van de officier van justitie van 13 februari 2024 en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 14 februari 2024. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. S. van Brakel, klaagster en mr. E. Manders als raadsman van klaagster.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klaagster. Daartoe is aangevoerd dat het beslag uitsluitend aan klaagster toebehoort nu zij niet in gemeenschap van goederen is getrouwd met [naam] . Zelf is klaagster niet aangemerkt als verdachte.
De officier van justitie heeft voorafgaand aan de behandeling in raadkamer per e-mailbericht van 13 februari 2024 meegedeeld dat zij de Belgische autoriteiten heeft opgedragen de inbeslaggenomen inboedel aan klaagster terug te geven. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het beslag op het bedrag op de rekening ook wordt opgeheven.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
De rechtbank stelt vast dat er door de officier van justitie al voor de behandeling in raadkamer een last tot teruggave van het beslag op de inboedel is gegeven. In een klaagschriftprocedure kan niet meer worden verkregen dan een last tot teruggave. Nu ten aanzien van het beslag op de inboedel al een last tot teruggave is verkregen, heeft klaagster geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het klaagschrift ten aanzien van deze goederen. De rechtbank zal haar daarom niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van het klaagschrift. De rechtbank zal het beslag op de rekening wel inhoudelijk beoordelen.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het conservatoir beslag op de rekening dat is gelegd op grond van artikel 94a Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654 r.o. 2.14, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94a, eerste of tweede lid, Sv gelegd beslag te onderzoeken:
(i) of ten tijde van de beslissing op het klaagschrift sprake van een redelijk vermoeden van schuld van een misdrijf waarvoor een geldboete van
de vierde(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een schadevergoedingsmaatregel, artikel 94a lid 3 Sv)
of vijfde categorie(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een geldboete of ontnemingsmaatregel, respectievelijk artikel 94a lid 1 en 2 Sv) kan worden opgelegd; en
(ii) of zich het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen.
De rechtbank begrijpt de mededeling van de officier van justitie dat het beslag op de rekening kan worden opgeheven, als een mededeling dat er geen strafvorderlijk belang is bij het voortduren van dat beslag. Daarom zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94a Sv gelegde beslag op de rekening gegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- klaagster niet-ontvankelijk voor zover het klaagschrift is gericht tegen het beslag op:
- 1 buffetpiano
- 1 vleugelpiano
- 1 schilderij op canvas " [klaagster] " 2015
- 1 flatscreen TV Samsung (uit de woonkamer)
- een partij wijnen en alcoholische dranken
- snooker / biljarttafel
- voetbaltafel
- 1 golftas met 13 golfclubs
- fitnesstoestel
- saunacabine
- loopband
- trilplaat
- 1 plasma TV Panasonic
- 1 flatscreen TV Samsung (uit de slaapkamer)
- het klaagschrift gericht tegen het beslag op de rekening [rekeningnummer] bij KBC gegrond en gelast opheffing van het beslag.
Deze beslissing is op 28 februari 2024 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter,
mr. L.W. Louwerse en mr. E.B. Prenger, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier.
Mr. Louwerse is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).