ECLI:NL:RBZWB:2024:134

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
BRE-22_4222
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn en gebrek aan machtiging

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 januari 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De inspecteur had het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen machtiging was ingediend en het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht tot deze beslissing is gekomen. De rechtbank wijst erop dat iemand die namens een ander bezwaar indient, op verzoek van het bestuursorgaan een machtiging moet overleggen. Dit is niet gebeurd, waardoor het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard kon worden.

Het bezwaarschrift was op 13 september 2021 ontvangen, maar was niet tijdig ingediend. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van de belanghebbende geen bewijs heeft geleverd dat hij de verzoeken van de inspecteur om een machtiging te overleggen niet heeft ontvangen. De rechtbank verwerpt ook de stelling van de belanghebbende dat het overleggen van een machtiging in strijd zou zijn met het EU-recht, omdat deze stelling geen steun vindt in het recht.

De rechtbank concludeert dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4222

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 10 augustus 2022, betreffende de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen met [aanslagnummer] .
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat bij het bezwaar geen machtiging was ingediend en het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
Toetsingskader
3. Iemand die namens een ander bezwaar indient, moet op verzoek van het bestuursorgaan een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander bezwaar mag indienen. [1] Als dat niet gebeurt, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Is een volmacht overgelegd?
4. Het bezwaarschrift is bij de inspecteur op 13 september 2021 ontvangen. Het bezwaarschrift is niet tijdig ingediend. Ook is bij het bezwaarschrift geen machtiging overgelegd.
4.1.
Bij brieven van 15 september 2021, 14 oktober 2021 en 29 oktober 2021 heeft de inspecteur verzocht een volmacht te overleggen en daarbij aangegeven dat als niet aan het verzoek wordt voldaan, het bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Gesteld noch gebleken is dat de gemachtigde de brieven van de inspecteur niet heeft ontvangen.
4.2.
Omdat er geen machtiging is ontvangen, is bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Is het niet tijdig indienen van een machtiging verontschuldigbaar?
5. Belanghebbende stelt dat het overleggen van een machtiging in strijd is met het EU-recht. Volgens de rechtbank vindt deze stelling geen steun in het recht.

Conclusie en gevolgen

6. Het bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 12 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 2:1 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:6 van de Awb.