ECLI:NL:RBZWB:2024:134
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn en gebrek aan machtiging
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 januari 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De inspecteur had het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen machtiging was ingediend en het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur terecht tot deze beslissing is gekomen. De rechtbank wijst erop dat iemand die namens een ander bezwaar indient, op verzoek van het bestuursorgaan een machtiging moet overleggen. Dit is niet gebeurd, waardoor het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard kon worden.
Het bezwaarschrift was op 13 september 2021 ontvangen, maar was niet tijdig ingediend. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van de belanghebbende geen bewijs heeft geleverd dat hij de verzoeken van de inspecteur om een machtiging te overleggen niet heeft ontvangen. De rechtbank verwerpt ook de stelling van de belanghebbende dat het overleggen van een machtiging in strijd zou zijn met het EU-recht, omdat deze stelling geen steun vindt in het recht.
De rechtbank concludeert dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.