ECLI:NL:RBZWB:2024:1334

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
RK 23-006942
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van kosten rechtsbijstand na klaagschriftprocedure ex artikel 530 Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2024 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat op 16 maart 2023 was ingediend. Het verzoek betreft de toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand die zijn gemaakt in het kader van een klaagschriftprocedure ex artikel 552a Sv. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.H.E.M. Kersemaekers, heeft een bedrag van € 938,86 verzocht voor kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet aanwezig was bij de behandeling, maar dat de advocaat voldoende toelichting heeft gegeven op de gemaakte kosten.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de ontvankelijkheid van het verzoek en de grondslag van de kosten. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat ook kosten die voortvloeien uit een klaagschriftprocedure onder artikel 530 Sv kunnen vallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig is ingediend en dat de verzoeker ontvankelijk is. De rechtbank heeft ook een overzicht gegeven van de toetsingskaders en uitgangspunten voor de beoordeling van dergelijke verzoeken, waarbij zij heeft aangegeven dat kantoorkosten en kosten voor het openen en sluiten van dossiers voor vergoeding in aanmerking komen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot toekenning van de kosten rechtsbijstand volledig toegewezen, met een totaalbedrag van € 1.618,86. Dit bedrag is bedoeld voor de kosten van rechtsbijstand en de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De beslissing is genomen door de rechters in aanwezigheid van de griffier, waarbij opgemerkt werd dat niet alle rechters in staat waren de beslissing mede te ondertekenen. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk-nummer: 23-006942
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 16 maart 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ( [land] )
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.H.E.M. Kersemaekers, Parkstraat 10, 4818 SJ Breda
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 938,86, € 938,86, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand voor de klaagschriftprocedure ex artikel 552a Sv, te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
 de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 14 februari 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, en mr. J.H.E.M. Kersemaekers als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het verzoek aanwezig geweest.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de voornoemde kosten zijn gemaakt in het kader van een klaagschriftprocedure. Desgevraagd is door de advocaat in raadkamer toegelicht dat kantoorkosten zien op administratiekosten, onderhoud en aanschaf van inventaris, abonnementen op juridische bladen, contributie en telefoon- en portokosten. Een percentage van 6% is hiervoor gebruikelijk. Onder deze kantoorkosten valt niet het openen en sluiten van het dossier. Dit zijn handelingen zoals het controleren van de identiteit van een cliënt en het selecteren van stukken die behouden moeten blijven. Deze handelingen worden door een advocaat zelf verricht. De advocaat heeft toegelicht dat er na de last tot teruggave standaardhandelingen zijn die nog moeten worden verricht, zoals het informeren van de cliënt, het verkrijgen van toestemming van de cliënt om het klaagschrift in te trekken, het intrekken van het klaagschrift en het sluiten van het dossier. Daarnaast worden er ook kosten gemaakt om de last tot teruggave daadwerkelijk geëffectueerd te krijgen. Deze kosten zijn per zaak zeer verschillend en onder meer afhankelijk van de persoon van de gewezen klager en de voortvarendheid die betracht wordt bij de feitelijke teruggave. Om die reden is het volgens de advocaat niet mogelijk om in zijn algemeenheid te duiden hoeveel tijd er na een last tot teruggave nog aan een zaak wordt besteed.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzochte bedrag geheel kan worden toegewezen. Desgevraagd heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de tijd die aan een dergelijke klaagschriftprocedure wordt besteed afhankelijk is van de complexiteit van de zaak. De officier van justitie kan geen uitgangspunt noemen voor de redelijkerwijs te vergoeden tijd die na de last tot teruggave aan de zaak wordt besteed.

2.De beoordeling

Grondslag, ontvankelijkheid en bevoegdheid
Artikel 530 Sv vermeldt niet de mogelijkheid om een verzoek tot toekenning van kosten rechtsbijstand die zijn gemaakt in het kader van een klaagschriftprocedure op grond van artikel 552a Sv. De Hoge Raad heeft echter in zijn uitspraak van 16 juni 2020 [1] geoordeeld dat een redelijke uitleg van de wet maakt dat ook vergoeding van de kosten volgend uit een klaagschriftprocedure op grond van artikel 530 Sv verzocht kan worden. Het gaat hierbij om klaagschriftprocedures die geëindigd zijn met een last tot teruggave. In deze zaak is het klaagschrift van verzoeker ingetrokken, omdat er door de officier van justitie een last tot teruggave is gegeven.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de klaagschriftprocedure die ten grondslag ligt aan de verzochte kosten rechtsbijstand bij deze rechtbank aanhangig is geweest.
De rechtbank stelt vast dat het verzoekschrift door verzoeker zelf is ondertekend en tijdig na de intrekking van het klaagschrift is ingediend. Verzoeker is dan ook ontvankelijk in het verzoek.
Toetsingskader en handvatten
De rechtbank heeft vanuit de advocatuur en het Openbaar Ministerie signalen ontvangen dat er behoefte bestaat aan een nadere uiteenzetting van het toetsingskader voor de beoordeling bij dergelijke verzoeken waar procespartijen bij de indiening van een klaagschrift rekening mee kunnen houden. Gelet op de uitgesproken behoefte geeft de rechtbank in deze zaak een overzicht van de toetsingskaders en enkele uitgangspunten bij de beoordeling van de verzoekschriften die zijn ingediend na een klaagschriftprocedure. Hierbij zal de rechtbank ook ingaan op verzochte kosten die regelmatig terugkomen, maar waarop wisselend door het Openbaar Ministerie wordt gereageerd. Daarnaast geeft zij ook een overzicht van de stukken en gegevens die zij nodig heeft voor de beoordeling van de zaak en die door verzoekers moeten worden aangeleverd.
Algemeen toetsingskader
In artikel 530 Sv is opgenomen wie er een verzoek kan indienen en welke kosten voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. In het artikel wordt gesproken over de gewezen verdachte. Gelet op de eerder genoemde uitspraak van de Hoge Raad begrijpt de rechtbank dat hiermee ook wordt bedoeld de gewezen klager die een last tot teruggave heeft verkregen. Volgens voornoemde bepaling kan een vergoeding worden toegekend voor de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, voor de schade die verzoeker ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden en voor de kosten van een raadsman, tenzij die raadsman was toegevoegd. Aangezien bij een klaagschriftprocedure geen sprake is van een vervolging of terechtzitting, legt de rechtbank de schade door werkelijk geleden kosten van het tijdsverzuim uit als kosten voor het bijwonen van de raadkamerbehandeling van een klaagschrift.
In artikel 534, eerste en vierde lid, Sv is opgenomen welke toets wordt toegepast op het verzoek. Een toekenning van een schadevergoeding vindt steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Nadere uitgangspunten
De beoordeling van de vraag of een toekenning van een schadevergoeding billijk is, is afhankelijk van vele verschillende factoren en omstandigheden. De rechtbank zal voor de hierna te noemen kosten en werkzaamheden een aantal uitgangspunten formuleren.
Kantoorkosten en kosten open en sluiten dossier
De rechtbank neemt bij haar beoordeling van de kantoorkosten tot uitgangspunt dat kantoorkosten zien op zaken als administratiekosten, onderhoud en aanschaf van inventaris, abonnementen op juridische bladen, contributie en telefoon- en portokosten. Deze kosten komen niet direct voort uit het werk van de advocaat zelf, maar worden gemaakt zodat de advocaat in staat is zijn werk te verrichten. Naar het oordeel van de rechtbank is het billijk dat advocaten hiervoor een percentage van 6% van het gefactureerde bedrag voor het honorarium van de advocaat aan hun cliënten in rekening brengen. Deze kosten vallen gelet op hun aard onder de kosten van rechtsbijstand. Die kosten komen dan ook voor vergoeding in aanmerking.
Onder de kantoorkosten vallen expliciet niet de kosten voor het openen en het sluiten van het dossier. Die kosten worden namelijk niet gemaakt ten dienste van het werk van de advocaat. Het zijn kosten voor handelingen van de advocaat zelf en vallen daarmee binnen het gedeelte dat wordt gefactureerd als honorarium van de advocaat. Ook die kosten komen in beginsel voor vergoeding in aanmerking. Daarbij verwijst de rechtbank ook naar wat zij hierna oordeelt over de werkzaamheden na de last tot teruggave.
Werkzaamheden na last tot teruggave
Het is evident dat advocaten na het verkrijgen van een last tot teruggave nog handelingen moeten verrichten om een procedure af te sluiten. Hieronder vallen altijd het informeren van de cliënt en het hiervoor al genoemde sluiten van het dossier. Wanneer er sprake is van het intrekken van een klaagschrift valt hieronder ook het verkrijgen van toestemming van de cliënt voor de intrekking en het informeren van de rechtbank over deze intrekking. De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat een tijdsbesteding van 30 minuten als billijk kan worden aangemerkt voor deze nakosten. Zij heeft bij de bepaling van dit uitgangspunt rekening gehouden met de informatie uit urenspecificaties die haar ambtshalve bekend is. Een tijdsbesteding tot en met 30 minuten komt daarom voor vergoeding in aanmerking.
Niet uitgesloten is dat er na het verkrijgen van de last tot teruggave ook kosten door verzoeker worden gemaakt voor het daadwerkelijk terugkrijgen van het inbeslaggenomen goed. Met een klaagschrift op grond van artikel 552a Sv kan slechts een last tot teruggave van de rechtbank worden verkregen. Kosten die na die last worden gemaakt voor het feitelijk terugkrijgen van een goed zijn naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aan te merken als kosten voor rechtsbijstand die in het kader van de klaagschriftprocedure zelf zijn gemaakt. Nu deze kosten geen onderdeel uitmaken van de kosten rechtsbijstand voor de klaagschriftprocedure oordeelt de rechtbank toewijzing van deze kosten niet billijk.
De rechtbank merkt nog op dat het mogelijk is dat zich na het geven van de last tot teruggave uitzonderlijke situaties voordoen waardoor er extra kosten worden gemaakt die niet zien op de feitelijke teruggave. De rechtbank verwacht van verzoekers dat zij in dat geval in het verzoekschrift toelichten en onderbouwen waarom het billijk is om deze extra kosten toe te wijzen.
Benodigde informatie
Ter beoordeling van verzoekschriften na een klaagschriftprocedure, dient verzoeker naast het door verzoeker zelf ondertekende verzoekschrift de volgende gegevens en stukken over te leggen:
  • het stuk waaruit de beëindiging en het moment van de beëindiging van de klaagschriftprocedure blijkt, te weten:
  • een factuur met een inzichtelijke urenspecificatie van de in de klaagschriftprocedure gemaakte kosten rechtsbijstand;
  • het klaagschrift dat is ingediend in de onderliggende klaagschriftprocedure;
  • een vermelding van het moment waarop het beslag is gelegd;
  • een vermelding van het specifieke moment waarop de last tot teruggave is gegeven in de zaken waarin het klaagschrift is ingetrokken;
  • indien mogelijk het parketnummer van de onderliggende hoofdzaak.
Beoordeling van deze zaakDe rechtbank stelt vast dat verzoeker niet alle hiervoor genoemde benodigde informatie heeft ingediend. Op basis van de informatie die wel is ingediend en de toelichting van de advocaat bij de behandeling in raadkamer beschikt de rechtbank echter over voldoende informatie om het verzoek te beoordelen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de (hiervoor genoemde opsomming van de) benodigde informatie niet kenbaar was voor verzoeker. Dat geldt ook voor de tijd die als billijk wordt gezien voor de kosten na de last tot teruggave.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 938,86is in voldoende mate onderbouwd. De kosten tot aan de last tot teruggave komen de rechtbank billijk voor. De rechtbank stelt vervolgens vast dat er meer dan 30 minuten is besteed aan werkzaamheden na de last tot teruggave. Dit is meer dan volgens de eerdergenoemde uitgangspunten van de rechtbank in beginsel toewijsbaar is. Omdat deze uitgangspunten pas bij deze beslissing uitdrukkelijk gecommuniceerd zijn, waren deze uitgangspunten nog niet kenbaar voor verzoeker. Uitsluitend om deze reden ziet de rechtbank in deze zaak redenen van billijkheid om ook dit bedrag toe te wijzen. Zij merkt hierbij op dat deze redenering niet van toepassing is op zaken die na de uitspraak van deze beslissing behandeld zullen worden. De rechtbank zal de gevraagde kosten rechtsbijstand geheel toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.618,86, bestaande uit:
- € 938,86 aan kosten van rechtsbijstand en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.618,86zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden TDNL Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “ [verzoeker] 23-006942”.
Deze beslissing is op 28 februari 2024 gegeven door mr. E.B. Prenger, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier.
Mr. Louwerse en mr. Van Eekelen zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).