ECLI:NL:RBZWB:2024:1332

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
C/02/419582 HA RK 24-31 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard door de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Op 28 februari 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek van een verzoeker behandeld. Het verzoek was gericht tegen mr. Rouwen, die als kantonrechter optreedt in twee hoofdzaken. De verzoeker had om wraking verzocht omdat hij meende dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt door een zitting op 29 februari 2024 niet te verdagen, ondanks zijn verzoek om uitstel vanwege medische redenen. De rechter had echter aangegeven dat de verzoeker geen doktersverklaring kon overleggen, omdat hij geen huisarts had, wat de verzoeker aan de gemeente Breda toeschreef.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer benadrukte dat rechters op grond van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn en dat alleen uitzonderlijke omstandigheden kunnen leiden tot een andere conclusie. In dit geval oordeelde de wrakingskamer dat de beslissing van de rechter om de zitting niet te verdagen een procesbeslissing was, waarover de wrakingskamer geen oordeel kon vellen.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter en dat de verzoeker misbruik maakte van het wrakingsinstrument, gezien zijn eerdere ongegronde wrakingsverzoeken. Daarom werd het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard, en werd bepaald dat de behandeling van de hoofdzaken zou worden voortgezet. Tevens werd een wrakingsverbod opgelegd aan de verzoeker voor toekomstige verzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/419582 HA RK 24-31
beslissing van 28 februari 2024 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoeker].

1.Procesverloop

Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:
 de processtukken zoals opgenomen in de procesdossiers van de hoofdzaken met nummers 10694795 CV EXPL 23-2944 en 10733891 CV 23-3318,
 het wrakingsverzoek van 27 februari 2024,
 het e-mailbericht van de gewraakte rechter aan de wrakingskamer van 27 februari 2024 waaruit blijkt dat hij niet in de wraking berust,
 de e-mail van verzoeker aan de wrakingskamer van 28 februari 2024.

2.Het verzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Rouwen (hierna: de rechter), optredend als kantonrechter in de bovengenoemde hoofdzaken. Dit verzoek berust op de gronden zoals die door verzoeker uiteen zijn gezet in het wrakingsverzoek van 27 februari 2024, aangevuld in de e-mail van 28 februari 2024.
2.2
De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.

3.De gronden van het wrakingsverzoek

Verzoeker legt aan het wrakingsverzoek ten grondslag dat de rechter de schijn van partijdigheid heeft gewekt door de zitting in de hoofdzaken van 29 februari 2024 niet te verdagen. Verzoeker heeft om verdaging verzocht vanwege medische redenen. De rechter heeft verzoeker gevraagd dit te onderbouwen met medische stukken. Verzoeker voert aan dat hij echter duidelijk heeft aangegeven dat hij geen doktersverklaring kan overleggen omdat hij geen huisarts heeft, aangezien de gemeente Breda hem ten onrechte niet inschrijft in de Basisregistratie personen.

4.De beoordeling

Beoordelingskader
4.1
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan elk van de rechters die een zaak behandelt op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Alleen een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door verzoeker aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert, of dat de door verzoeker geuite vrees daarvoor – objectief – gerechtvaardigd is.
Beoordeling van de wrakingsgronden
4.3
De beslissing van de rechter om de zitting in de hoofdzaken van 29 februari 2024 niet te verdagen, betreft een procesbeslissing. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, bijvoorbeeld het arrest van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413, komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van een procesbeslissing, de vraag of al dan niet hoor en wederhoor correct is toegepast daaronder begrepen. Ook over de motivering van een procesbeslissing mag de wrakingskamer geen oordeel geven, zelfs niet als het gaat om een door verzoeker onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of het ontbreken van een motivering. De reden hiervoor is dat er tegen een uitspraak van de rechtbank doorgaans een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) kan worden ingesteld waarbij dit aan de orde kan komen.
4.4
Alleen als een procesbeslissing in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daarvan in deze zaak niet gebleken. Daarbij neemt de wrakingskamer in aanmerking dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen mogelijkheid heeft om de door hem gestelde medische omstandigheden te onderbouwen.
4.5
Het is de wrakingskamer ambtshalve bekend dat verzoeker regelmatig wrakingsverzoeken indient waarbij hij wijst op zijn medische toestand. Die eerdere wrakingsverzoeken zijn steeds kennelijk ongegrond verklaard. Gelet hierop is de wrakingskamer van oordeel dat verzoeker misbruik maakt van het wrakingsinstrument en zal hem daarom in deze zaak een wrakingsverbod opleggen.
4.6
De wrakingskamer is van oordeel dat niet gebleken is dat er sprake is van enige schijn van vooringenomenheid, dan wel van een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De wrakingskamer zal het verzoek dan ook kennelijk ongegrond verklaren. Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek, laat de wrakingskamer de mondelinge behandeling van het verzoek achterwege overeenkomstig artikel 4, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (gepubliceerd op de website www.rechtspraak.nl, zie rechtbank Zeeland-West-Brabant, regels en procedures, wrakingsprotocol).

5.De beslissing

De wrakingskamer:
 verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
 bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaken met nummers 10694795 CV EXPL 23-2944 en 10733891 CV 23-3318 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek;
 bepaalt dat een volgend verzoek om wraking van de rechter niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is genomen op 28 februari 2024 door mr. Peters, rechter en voorzitter, en mr. Van Kralingen en mr. Römers, rechters, in aanwezigheid van mr. Hamans, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om deze
beslissing mede te ondertekenen.
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.