ECLI:NL:RBZWB:2024:1332
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Wraking
- M. Peters
- A. van Kralingen
- J. Römers
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard door de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 28 februari 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek van een verzoeker behandeld. Het verzoek was gericht tegen mr. Rouwen, die als kantonrechter optreedt in twee hoofdzaken. De verzoeker had om wraking verzocht omdat hij meende dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt door een zitting op 29 februari 2024 niet te verdagen, ondanks zijn verzoek om uitstel vanwege medische redenen. De rechter had echter aangegeven dat de verzoeker geen doktersverklaring kon overleggen, omdat hij geen huisarts had, wat de verzoeker aan de gemeente Breda toeschreef.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer benadrukte dat rechters op grond van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn en dat alleen uitzonderlijke omstandigheden kunnen leiden tot een andere conclusie. In dit geval oordeelde de wrakingskamer dat de beslissing van de rechter om de zitting niet te verdagen een procesbeslissing was, waarover de wrakingskamer geen oordeel kon vellen.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter en dat de verzoeker misbruik maakte van het wrakingsinstrument, gezien zijn eerdere ongegronde wrakingsverzoeken. Daarom werd het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard, en werd bepaald dat de behandeling van de hoofdzaken zou worden voortgezet. Tevens werd een wrakingsverbod opgelegd aan de verzoeker voor toekomstige verzoeken.