ECLI:NL:RBZWB:2024:133

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
BRE-23_3123
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen kennisgeving kostenvergoeding en wettelijke rente in belastingrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 januari 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De zaak betreft een kennisgeving van kostenvergoeding van 27 december 2022, die voortvloeit uit een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 24 november 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De inspecteur had in de kennisgeving wettelijke rente toegekend omdat de bedragen die hij op basis van de uitspraak van het Gerechtshof aan de belanghebbende moest vergoeden, te laat zijn betaald. De belanghebbende maakte bezwaar tegen de toegekende wettelijke rente, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank legt uit dat in het belastingrecht een gesloten stelsel van rechtsmiddelen geldt, wat betekent dat alleen bezwaar kan worden gemaakt tegen beslissingen die in de belastingwetgeving als voor bezwaar vatbaar zijn aangemerkt. De kennisgeving van de inspecteur is geen besluit in de zin van de Awb en is derhalve niet voor bezwaar en beroep vatbaar.

De rechtbank concludeert dat de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaart het beroep ongegrond. De belanghebbende heeft de mogelijkheid om het geschil met de inspecteur voor te leggen aan de burgerlijke rechter. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3123

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 3 mei 2023, betreffende de kennisgeving kostenvergoeding van 27 december 2022, naar aanleiding van een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 24 november 2022.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De inspecteur heeft in de kennisgeving kostenvergoeding wettelijke rente toegekend omdat de bedragen die hij ingevolgde de uitspraak van het Gerechtshof aan belanghebbende moest vergoeden, te laat heeft betaald.
3. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de in de kennisgeving toegekende wettelijke rente. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
4. In het belastingrecht geldt een gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Dat betekent dat alleen bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld tegen beslissingen die in de belastingwetgeving zijn aangemerkt als voor bezwaar vatbaar. Het vergoeden van wettelijke rente omdat niet tijdig is voldaan aan een betalingsverplichting, vindt zijn grondslag in artikel 6:119 BW en is dus niet gebaseerd op de belastingwetgeving. Evenmin is sprake van een besluit in de zin van de Awb. De kennisgeving is dan ook geen voor bezwaar en beroep vatbare beschikking.
5. De inspecteur heeft het bezwaar, zij het op andere gronden, terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is kennelijk ongegrond.
6. Belanghebbende kan het geschil met de inspecteur voorleggen aan de burgerlijke rechter op de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde wijze.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 12 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.