ECLI:NL:RBZWB:2024:133
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen kennisgeving kostenvergoeding en wettelijke rente in belastingrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 januari 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De zaak betreft een kennisgeving van kostenvergoeding van 27 december 2022, die voortvloeit uit een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 24 november 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De inspecteur had in de kennisgeving wettelijke rente toegekend omdat de bedragen die hij op basis van de uitspraak van het Gerechtshof aan de belanghebbende moest vergoeden, te laat zijn betaald. De belanghebbende maakte bezwaar tegen de toegekende wettelijke rente, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank legt uit dat in het belastingrecht een gesloten stelsel van rechtsmiddelen geldt, wat betekent dat alleen bezwaar kan worden gemaakt tegen beslissingen die in de belastingwetgeving als voor bezwaar vatbaar zijn aangemerkt. De kennisgeving van de inspecteur is geen besluit in de zin van de Awb en is derhalve niet voor bezwaar en beroep vatbaar.
De rechtbank concludeert dat de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaart het beroep ongegrond. De belanghebbende heeft de mogelijkheid om het geschil met de inspecteur voor te leggen aan de burgerlijke rechter. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.