In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood stond op de N256 Deltaweg te Wilhelminadorp op 28 maart 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 17 januari 2024 heeft betrokkene aangevoerd dat hij de gedraging niet heeft verricht en dat de foto’s aantonen dat hij niet door het rode verkeerslicht reed. Betrokkene stelde dat hij vanwege verkeersveiligheid een manoeuvre heeft uitgevoerd om files te vermijden. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie betoogde dat de boete terecht was opgelegd, omdat betrokkene zich niet aan de verkeersregels had gehouden.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging. Echter, de kantonrechter constateerde ook dat betrokkene niet was gehoord tijdens de administratieve fase, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden. De kantonrechter besloot de boete met 25% te matigen vanwege de schending van de hoorplicht. De inleidende beschikking werd gewijzigd en het teveel betaalde bedrag aan zekerheid moest door de officier van justitie aan betrokkene worden terugbetaald.