ECLI:NL:RBZWB:2024:1306

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
10566682 _ MB VERZ 23-219
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens doorrijden bij rood verkeerslicht met matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood stond op de N256 Deltaweg te Wilhelminadorp op 28 maart 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 17 januari 2024 heeft betrokkene aangevoerd dat hij de gedraging niet heeft verricht en dat de foto’s aantonen dat hij niet door het rode verkeerslicht reed. Betrokkene stelde dat hij vanwege verkeersveiligheid een manoeuvre heeft uitgevoerd om files te vermijden. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie betoogde dat de boete terecht was opgelegd, omdat betrokkene zich niet aan de verkeersregels had gehouden.

De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging. Echter, de kantonrechter constateerde ook dat betrokkene niet was gehoord tijdens de administratieve fase, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden. De kantonrechter besloot de boete met 25% te matigen vanwege de schending van de hoorplicht. De inleidende beschikking werd gewijzigd en het teveel betaalde bedrag aan zekerheid moest door de officier van justitie aan betrokkene worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer.: 10566682 \ MB VERZ 23-219
CJIB-nummer: 1062 5422 4843 7759
uitspraakdatum: 31 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C. de Meer (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op de N256 Deltaweg (kruising Langeweg) te Wilhelminadorp op 28 maart 2022 om 15:18 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Op de foto’s is volgens betrokkene duidelijk te zien dat betrokkene niet naar links door het rode verkeerslicht reed, maar zijn weg rechtdoor vervolgde. In de brief die betrokkene van de officier van justitie heeft ontvangen, geeft de officier van justitie aan dat betrokkene van rijstrook is veranderd. Dat is volgens art. 78 RVV1990 niet toegestaan. Echter, betrokkene is beboet voor het door rood licht rijden, wat betrokkene niet heeft gedaan. Bovendien heeft betrokkene niet van rijbaan gewisseld.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat op de pleeglocatie vaak files voorkomen en dat het een situatie betreft waarbij je automatisch op de linkerrijstrook terecht komt. Betrokkene stelt deze manoeuvre te verrichten vanwege de veiligheid in het verkeer. Als deze manoeuvre niet wordt uitgevoerd, dan loop je het risico dat je klem komt te zitten tussen twee auto’s. Bovendien wordt bij files gedoogd dat er in het midden wordt ingehaald. Ook had betrokkene geen hoge snelheid, wat volgens betrokkene erop duidt dat hij het verkeer niet dwars wil zitten. Ook stelt betrokkene dat als er agenten ter plaatse waren, de agenten waarschijnlijk geen boete hadden opgelegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft aangevoerd dat de boete terecht is opgelegd. Betrokkene staat op de rijstrook voor linksaf en het verkeerslicht dat bij de rijstrook hoort, straalde rood licht uit. Ook zijn de pijlen op de voorsorteerstrook dwingend, waardoor iedere weggebruiker zich hieraan dient te houden. Het gedoogbeleid waar betrokkene naar verwijst geldt enkel voor op de snelweg. Ook is de hoorplicht geschonden. Betrokkene had tijdens de administratieve fase het recht om gehoord te worden, maar betrokkene is hier niet op gewezen. Gelet op de schending van de hoorplicht is de zittingsvertegenwoordiger van mening dat de sanctie met 25% gematigd dient te worden.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Daarbij is van belang dat betrokkene heeft nagelaten om tijdig voor het verkeerslicht van de rijstrook waar betrokkene zich op bevond te stoppen. Dat betrokkene vervolgens geen gevolg gaf aan de rijrichting die middels pijlen wordt aangeduid doet niets af aan de gedraging. De manoeuvre van betrokkene dient voor eigen rekening en risico te komen.
De boete is dus terecht opgelegd.
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep is gelet hierop gegrond en de inleidende beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 187,50,-, plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 62,50,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: